
De bekende Engelse prediker Spurgeon kon de Bijbel met een leeuw vergelijken. Hij bracht dit naar voren om daarmee duidelijk te maken dat wij onze kracht niet moeten zoeken in allerlei argumenten om daarmee het gelijk van de Schrift te bewijzen. Hij wilde niet ontkennen dat dit tot op zekere hoogte waarde kon hebben, maar dan hield het voor hem op. Immers de Bijbel is de stem van de levende God. In Zijn Woord roept de HEERE mensen die Zich in Adam van Hem hebben afgekeerd terug tot Hem. Het Woord van God maakt ons duidelijk dat de hele wereld onder Gods oordeel ligt. Datzelfde Woord getuigt van Gods genade in de HEERE Jezus Christus.
Een leeuw hoef je niet te verdedigen. Je moet mensen ervoor waarschuwen. Wie de Bijbel als een leeuw heeft leren zien, neemt de toevlucht tot Christus om het eeuwig verderf te ontgaan en gaat mensen waarschuwen de toekomende toorn te ontvluchten. Immers wat brengt het ons als wij weten dat de Bijbel toch gelijk is en wij blijven verder die wij zijn. De Bijbel is ook daarom met een leeuw te vergelijken, omdat de Bijbel spreekt van de Leeuw uit de stam van Juda Die tegelijkertijd het Lam is staande als geslacht.
De boodschap van de Bijbel wordt daarom de blijde boodschap (evangelie) genoemd, omdat daar getuigd wordt van het Lam van God Dat de zonde der wereld wegneemt. Dat Lam is ook de Leeuw uit de stam van Juda. Als Hij ons voor Zijn rekening genomen heeft, hoeven we voor niemand bang te zijn. Al zou een zee van ramp ons met haar golven slaan, hoe hoog zij ga, zij raakt ons zelfs niet aan.
De Bijbel is en blijft de stem van de levende God, ook als mensen dat niet geloven of slechts met de lip-pen belijden. Hoe raken wij er innerlijk tot in het diepst van overtuigd van de waarheid van de Bijbel? Kohlbrugge schreef in zijn boekje Enige vragen en antwoorden tot onderzoek en oefening van zichzelf dat wij God (en daarmee dus ook de kracht van Zijn Woord) leren kennen aan het schrikken van het ont-waakte geweten, aan Zijn toorn in ons binnenste over onze zonden. In Zijn goedertierenheid, zo betuigt Kohlbrugge, kennen wij God aan de vergeving van al onze zonden enkel en alleen om Christus’ wil. En dan is uiteindelijk de hele Bijbel het getuigenis van Jezus Christus. De Schriften getuigen van Hem.
Al komen we in de Bijbel zelf nergens een tekst tegen waarin de Schrift met een leeuw vergeleken wordt, toch is dit een treffend beeld. Immers de HEERE Zelf zal brullen uit Sion, zo lezen we in Amos 1:2. In Amos 3:3-6 stelt de profeet een aantal retorische vragen. Vragen waarvoor je niet hoeft te zoeken naar het antwoord. Je kunt die zo geven.
Bij de eerste vijf vragen gaat Amos van het gevolg naar de oorzaak en bij de laatste twee van de oor-zaak naar het gevolg. Als je twee mensen ziet wandelen, dan weet je die hebben elkaar ontmoet. Die kwamen elkaar tegen en zijn samen verder gegaan. (Amos 3:3). Brult een leeuw in het woud, dan weet je dat hij roof heeft gevonden. (Amos 3:4). Werd er in het oude Israël op de bazuin geblazen, dan wist je dat de vijand naderde. Er dreigde gevaar. (Amos 3:6; vgl. Ez. 3:16-21).
Waarom profeteerde Amos? Wel hij had de HEERE als een leeuw horen brullen. Daarom was hij heilig bevreesd geworden. Hij wist dat voor wie zich niet tot de HEERE bekeert, de toekomende dag des HEEREN geen licht, maar duisternis, ja een eeuwige nacht zou brengen. (Amos 5:20). De HEERE had hem Zijn Woorden toevertrouwd. De HEERE had gesproken. Daarom kon Amos niet laten deze woorden aan anderen door te geven.
Wat is voor ons de betekenis van deze woorden? Wij verwachten geen nieuwe openbaring. We heb-ben in de boeken van het Oude Testament het profetische Woord en in die van het Nieuwe Testament het apostolische Woord. (2 Pet. 1:19; 3:2). Echter, in afgeleide zin is elke ware christen een profeet. Omdat hij eerst blind was en nu ziet, eerst verloren was en nu gevonden, kan hij niet nalaten Gods lof te verkondigen. Dan mogen we wel met Mozes vragen: ‘Och of al dat volk des HEEREN profeten waren, dat de HEERE Zijn Geest over hen gave.’(Num. 11:29).
Deze woorden hebben ook betekenis als het gaat om de bediening van het Woord en dienaren van het Woord in de nieuwe bedeling. In het Nieuwe Testament worden zij opzieners, herders of leraars genoemd. Het eerste kenmerk van de ware kerk is de zuivere bediening van het Woord. Wanneer mag je een plaatselijke gemeente zien als een openbaring van de ene, heilige, algemene of katholieke christelijke kerk?
Heel eenvoudig: als de boodschap van wet en Evangelie, van zonde en genade klinkt. Van Adam en van onze verlorenheid omdat we hem van huis uit toebehoren. Van Christus en de zaligheid van allen die door geloof met Hem werden verenigd en elke dag weer tot Hem vluchten. Echte bediening van het Evangelie is nooit vrijblijvend. Je bent óf een vriend óf een vijand. Dat laatste geldt als je heel degelijk bent zonder dat je weet van verootmoediging niet minder dan wanneer je het heel vanzelfsprekend vindt dat je als lid van de kerk een kind van God bent.
Valse profeten spreken van vrede, vrede en geen gevaar. Ze verkondigen hun hoorders de zaligheid en Gods zegen zonder hen op te roepen tot bekering. Zij spreken zij weliswaar nog wel van de ene Naam, maar niet van de twee wegen en de drie stukken. Laten we vasthouden aan het waarachtige Evangelie van Gods genade of daarnaar terugkeren: één Naam, twee wegen en drie stukken. Het echte verstaan daarvan betekent dat Christus onze enige troost is. We hebben ons hele leven nodig om dat te ver-staan en het wonder wordt alleen maar groter.
Dit is zeker als we de Leeuw echt hebben horen brullen, dan leerden we de HEERE ootmoedig en kin-derlijk vrezen. Heeft het Woord van God echt ons hart geraakt, dan kunnen we niet anders dan pro-feteren. Dan belijden we de Heere Jezus Christus als de Leeuw uit de stam van Juda (Openb. 4:5) en als het Lam van God dat de zonde der wereld wegneemt (Joh. 1:30). We komen er vrijmoedig voor uit dat de zaligheid alleen in het Lam ligt en dat wie Hem toebehoort Zijn geboden liefheeft. Aan dat belijden houden we vast ook als het lijden met zich meebrengt.
Omdat het Lam staande als geslacht (Openb. 1:6) ook de Leeuw uit de stam van Juda is en de Overste van de koningen van de aarde (Openb. 1:5) hoeven we naast God ten slotte niemand te vrezen. Immers de Leeuw uit de stam van Juda heeft gezegd: ‘En vreest niet voor degenen, die het lichaam doden, en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel.’ (Mat. 10:28).
„Zeg aan het volk: Er is zwaar weer op til!
Maar, Heere, het is al jaar en dag zwaar weer.
Nochtans: Er is nog zwaarder weer op til!
Maar, Heere, geloven doet men het niet meer.
Dit is een volk, dat brood en spelen wil;
niet voor één keer, maar telkens, telkens weer.
En hoeveel woorden ik er ook aan verspil,
het lacht en danst en taalt naar U niet meer.
Wel zie ik hier en daar nog enkele getrouwen,
maar ach, zij zijn zo weinig in getal
en meestal zijn het kinderen en vrouwen.
Profeet, sta op! Profeet, ga profeteren,
want voordat Ik als Rechter komen zal,
moet zich Mijn volk geheel tot Mij bekeren!”
Dit is de korte samenvatting van een preek die ik vrijdag 23 oktober jl. in het Kerkbelang in Elburg hield en de zondag erop in de Hersteld Hervormde Gemeenten van Wijk en Nijkerk.