De mooiste dag komt nog

Een van de personen die ik in het boek Hoe zalig is het volk heb beschreven is Wout Heenck. Jaren heeft hij in eenvoud en getrouwheid de Hervormde Gemeente van Opheusden als ouderling gediend. Als het gaat over vaders in Christus, behoort hij bij de degenen die bij mij in gedachten ko­men. Gerui-me tijd nadat dit boek was verschenen, hoorde ik iets over hem dat als ik het eerder had geweten, het zeker in zijn levens­schets had opgenomen.

Het voorval waarom het gaat, past ook helemaal, zoals u bij het lezen, zult bemerken bij het nieuwe jaar. Tenminste als wij leven bij en uitzien naar de wederkomst van Christus. En is dat niet het geval, dan dragen we ten diepste de naam van christen ten onrechte. Wat we dan nodig hebben, is weder-geboorte en verzoening met God. Tot iedereen die Christus nog niet toebehoort, komt de indringende oproep: ‘Wendt u naar mij toe en wordt behouden.’

Ik ging als gastpredikant een hele zondag buiten eigen gemeente voor. zo Zowel ’s mor­gens als ’s avonds had ik na de dienst een aangenaam gesprek met de kerken­raad. Het gaat me nu om wat ik hoorde na de avonddienst. Het gesprek kwam over christenen die door hun een­voudige en stand-vastige levenswandel opvallen.

Een ouderling die uit Opheus­den afkomstig was, merkte op dat hij dan altijd aan Wout Heenck dacht. Zijn vader had een volksakker niet ver van het huis met de grote schuur van Heenck. Heenck had hem gezegd dat hij de spullen die hij voor zijn volksakkertje nodig had, wel bij hem in de schuur mocht zetten. Dan hoefde hij ze niet steeds heen en weer te slepen als hij iets wilde doen op zijn akker.

Zijn zoon ging meer dan eens met zijn vader mee naar de volksakker. Haalden zij de spullen in de schuur van Heenck en was Heenck ook zelf aan­wezig, dan maakte hij in een gesprek altijd wel een opmerking met een geestelijke strekking zonder dat het ook maar in enkel opzicht een overgeestelijke indruk naliet.

Op een prachtige dag in het voorjaar merkte de vader van de bewuste ouderling op: ‘Wout, wat hebben we toch een prachtige dag van­daag.’ Met tranen in zijn ogen zei Heenck: ‘En dan te weten dat de mooiste nog komt.’ Als klein jongetje begreep deze ouderling dat Heenck dacht niet aan een nog mooiere voorjaarsdag, maar aan de jongste dag. Vanuit de omgang met Heenck weet ik hoezeer hij naar die dag kon verlangen en hoezeer het hem ook met verwon­de­ring vervulde als hij bedacht dat ook hij dan het nieuwe Jeruzalem mocht binnen gaan. Een karakteristieke uitspraak van Heenck was: ‘Dan blijft er alleen genade over.’

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s