Genezing op gebed of nog meer dan genezing

Vindt er nog altijd op gebed genezing plaats, als er medisch geen mogelijkheden meer lijken te zijn? Ik zou dat niet graag ontkennen, al is het meer uitzondering dan regel. In veel gevallen is er geen tegenstelling tussen medisch handelen en gebed. Als christen behoren we ook over medisch handelen Gods zegen af te smeken. Dan gebeuren er soms opmerkelijke dingen.

Jaren geleden vertelde een grootvader mij het volgende. Zijn jongste kleinzoontje was met een ernstig hartgebrek geboren en zou maar een paar weken kunnen leven. Deze grootvader ging toen zijn zoon hem dit vertelde in gebed. De Heere gaf hem de zekerheid at zijn kleinzoontje zou blijven leven. Hij belde zijn zoon op en vertelde hem wat de Heere beloofd. Zijn zoon reageerde ongelovig. De specialist had echt niet zomaar wat gezegd. ‘Je zult het zien jongen,’ antwoordde de grootvader, ‘jullie houden je zoontje.’

Die week volgde er opnieuw een gesprek met de specialist. Hij had contact gehad met een Amerikaanse collega. Hij kon geen enkele garantie geven, maar vroeg of hij toestemming kon krijgen een operatie uit te voeren. Zelf had hij dit nog nooit eerder gedaan. U zult begrijpen dat de grootvader direct werd ingelicht. De grootvader antwoordde: ‘Zeg de specialist maar dat er een goddelijke garantie is dat de operatie gaat lukken.’ En inderdaad de operatie slaagde. Het bewuste jongetje mocht opgroeien en is nu een jongeman.

Genezing zeker tegen medische verwachting in is een grote zegen. Soms moeten we van een wonder spreken. Toch is er een groter wonder dat het wonder van genezing en dat is vrede met God en daarmee ook vrede met ons lot, wat de toekomst ons ook brengt. Ik denk aan een andere grootvader. Een kleindochtertje van vijf jaar kreeg chemokuren voor leukemie. Zij was weer thuis uit het ziekenhuis en haar opa kwam langs. Zij vroeg of zij bij hem op schoot mocht zitten en dat verzoek willigde de grootvader uiteraard graag in.

De grootvader sprak met zijn kleindochtertje over de eeuwige dingen. Naar voren kwam dat het niet onmogelijk was dat zij niet beter zou worden en zou moeten sterven. ‘Denk jij daar wel eens aan,’ vroeg haar opa haar. ‘Opa,’ zei het kleindochtertje, ‘u zei dat als we vragen om beter te worden, het kan zijn dat de Heere het toch anders wil, maar dat is toch niet zo als je Hem vraagt om een nieuw hartje en of Hij je zonden wil vergeven!? En dat heb ik gevraagd. U nam mij op schoot en als ik gestorven ben, loop ik naar de Heere Jezus toe en vraag ik of ik bij Hem op schoot mag zitten. Dan is het toch voor mij niet erg om te sterven.’ De grootvader ontroerde van het kinderlijke vertrouwen van zijn kleindochtertje.

Jacqueline van der Waals was 53 jaar toen zij hoorde dat zij ongeneselijk ziek was. Zij dichtte toen het lied: ‘Wat de toekomst brenge moge, mij geleidt des Heeren hand.’ Daarin komt ook de regel voor: ‘Heer’, ik wil Uw liefde loven al begrijpt mijn ziel U niet.’ Zij verwoordt ook waarom zij ook bij het vooruitzicht op de dood Gods liefde kon loven. ‘Zalig hij, die durft geloven, ook wanneer het oog niet ziet. Schijnen mij uw wegen duister, zie, ik vraag U niet: waarom? Eenmaal zie ik al uw luister, als ik in uw hemel kom.’ Is dat niet een wonder dat het wonder van een genezing ver overtreft.

Plaats een reactie