Calvijn over het leven uit wat Christus tot stand heeft gebracht

In de vorige bijdrage maakte ik duidelijk dat de gedachte dat de heilsfeiten in de beleving chrono-logisch de revue passeren geen grond vindt in het Nieuwe Testament. Het feit dat wij christenen kennen van wie wij het christen-zijn niet durven te betwijfelen, is geen argument voor de juistheid ervan. Waarachtig geestelijk leven – en zelfs een heel nauw leven met de Heere – kan verbonden zijn met onjuiste opvattingen en inzichten. We moeten altijd weer inzichten en opvattingen toetsen aan de Schrift. Temeer omdat er bepaald geen eenstemmigheid is tussen kinderen van God.

Als mensen met veel klem beweren dat bepaalde zaken door al Gods kinderen zo worden gezien, blijkt meer dan eens dan men de kinderen van God alleen in eigen kring zoekt en nooit daar buiten heeft gekeken en daarnaast weinig weet van de kerkgeschiedenis. De kerkgeschiedenis kan ons onder andere leren hoe verschillend ook door ware christenen over tal van zaken is gedacht.

Wat al Gods kinderen aan elkaar verbindt is dat zij door Christus dankzij de inwoning van de Heilige Geest toegang zoeken tot de Vader. De drie-enige God wordt gekend en beleden als de God van volkomen zaligheid. Voor alle ware christenen staat vast dat er geen zaligheid en toegang tot de Vader is buiten Jezus Christus. Daarom vluchten zij tot Hem, zien zij op Hem en leunen zij op Hem.

De opvatting dat de heilsfeiten chronologische nabeleefd worden doet geen recht aan het feit dat wij als wij worden geroepen uit de duisternis tot Gods wonderbare licht, door de Zoon Die als Middelaar gezeten is aan Gods rechterhand tot de Vader leren naderen. In Hem is alles te vinden wat wij nodig hebben. Van Zijn schatten en gaven maken we nooit teveel gebruik maar altijd nog te weinig.

Hoe een christen zijn enig houvast in Christus mag vinden en zo troost put uit de heilsfeiten heeft Calvijn op een bijzonder mooie wijze in het zestiende hoofdstuk van het tweede boek van zijn Institutie verwoord:

‘Nu wij dan zien, dat heel de hoofdinhoud van onze zaligheid, en ook alle onderdelen van onze zaligheid afzonderlijk in Christus begrepen zijn, moeten wij ons ervoor hoeden, dat wij zelfs niet het geringste deeltje aan een andere bron ontlenen. Is het ons om de zaligheid te doen, reeds de naam Jezus leert ons dat die in Hem ligt, is het ons om welke andere gave van de Geest te doen , die zijn te vinden in Zijn zalving; zoekt men kracht, die is in Zijn heerschappij; reinheid: die is in Zijn ontvangenis; goedertierenheid: die treedt aan de dag in Zijn geboorte, waardoor Hij ons in alle dingen gelijk geworden is, opdat Hij zou leren medelijden te hebben; zoekt men verlossing: in Zijn lijden is ze te vinden; vrijspraak: in Zijn veroordeling; kwijtschelding van de vloek: in Zijn kruis; genoegdoening: in Zijn offer; reiniging: in Zijn bloed; verzoening: in Zijn nederdaling in de hel; doding van het vlees: in Zijn graf; vernieuwing van het leven: in Zijn opstanding; onsterfelijkheid: eveneens in Zijn opstanding; beërving van het hemelse koninkrijk: in Zijn hemelvaart; bescherming, onbezorgdheid, overvloed en rijkdom van alle goederen: in Zijn rijk; een onbevreesd uitzien naar het oordeel: in de macht die Hem gegeven is om te oordelen. Kortom, omdat in Hem de schatten van alle soort van goederen zijn, moeten wij ze om ons ermee te verzadigen uit Hem putten worden en bij niets of niemand anders. Want die met Hem alleen niet tevreden is en zich her en der laat meevoeren door zijn hoop nu eens op het een en dan weer op het ander te stellen, houdt, ook al ziet hij in hoofdzaak op Hem, toch de goede weg niet, omdat hij zijn aandacht voor een deel ook op iets anders richt. Trouwens, dit gebrek aan vertrouwen kan niet binnensluipen daar waar men eenmaal de overvloed van Zijn goederen goed heeft leren kennen.’

Plaats een reactie