Een academische bundel over verbond en verkiezing in het Oude Testament

Verbond en verkiezing zijn twee centrale thema’s uit het Oude Testament. Zij hebben in de theologie – en dat geldt in het bijzonder de gereformeerde theologie – dan ook veel aandacht gekregen. Altijd moeten we weer terug naar de Schrift zelf als wij nadenken over deze noties. De bundel Covenant and Election in Exilic and Post-Exilic Judaism onder redactie van Nathan MacDonald is de neerslag van een conferentie die dezelfde naam had en in mei 2013 gehouden werd aan de George-August Universiteit van Göttingen.

De auteurs gaan ervan uit dat verbond als begrip pas laat een plaats kreeg in de godsdienst van Israël. Dat komt omdat zij de oudtestamentische gegevens daarover relateren aan de neo-Assyrische vazal-verdragen. Zij weten dat het ook mogelijk is de Hettitische verdragen uit het tweede millennium vóór Christus als achtergrond te zien. In ons land heeft dr. Mart Jan Paul daarvoor gepleit.

De vraag naar de datering van het boek Deuteronomium en van gegevens uit Genesis staan niet los van het antwoord op de vraag welke vazalverdragen primair als achtergrond van de Bijbelse verdra-gen of verbonden worden gezien. Wie vasthoudt aan het zelfgetuigenis van de Schrift zal Genesis en Deuteronomium niet in de ballingschap of de periode erna dateren, al is er geen principieel bezwaar tegen de aanname dat Bijbelboeken die eerder werden geschreven een update in taal hebben ondergaan. Bij de bijdragen uit Covenant and Election in Exilic and Post-Exilic Judaism over Genesis 17 en over het boek Deuteronomium is het goed te weten dat er argumenten zijn om vast te houden aan de wijze waarop de Schrift zelf gegevens presenteert.

De bijdrage van Matthias Köckert is gewijd aan Genesis 17. De auteur gaat ervan uit dat de uitdru-kking ‘een verbond oprichten’ in onderscheid met ‘een verbond maken’ specifiek priesterlijk is. Het is echter niet nodig dit te vooronderstellen. Heel wel mogelijk is dat ‘een verbond oprichten’ vooral werd gebruikt als een reeds bestaand verbond werd bevestigd. Zeker is dat Genesis 17 ons duidelijk maakt dat het verbond met Abraham overging op Izak en niet op Ismaël.

Het verbond met Abraham is een gave van God. Als Israël het verbond dat God sloot met het volk aan de Sinaï telkens weer verbreekt, veroorzaakt dat de ballingschap. De ontrouw van het volk doet echter Gods trouw aan Zijn verbond met Abraham niet teniet, zo stelt Köckert terecht. Daarom was de ballingschap voor Israël niet het einde van het volksbestaan.

Christoph Koch schrijft over de plaats van de Tien Geboden in het Boek Deuteronomium. Het boek als geheel heeft al een bijzonder plaats in de canonvorming van het Oude Testament. Als in latere oudtestamentische boeken naar de wet van Mozes wordt verwezen, moeten we in het bijzonder aan Deuteronomium denken. Binnen het boek Deuteronomium zelf vormen de Tien Geboden het hart van de wetgeving. God Zelf schreef die op twee stenen tafels of kleitabletten. De Tien Geboden werden in tweevoud op schrift gesteld en daarmee werd hun verdragsfunctie onderstreept. In overeenstemming met buiten-Bijbelse verdragen werd de tekst in het heiligdom gedeponeerd. Bij de Tien Geboden gaat het dan om de ark van het verbond.

Anselm C. Hagedoorn schrijft over verbond, verkiezing en oorlog in Deuteronomium 7. Hij gaat van een post-exilische datering uit en meent dat het om een literaire creatie gaat die als doel heeft Israël in te prenten dat zij zich niet moet vermengen met de volkeren. Hier is de uitleg die dr. Arie Versluis, de huidige oudtestamenticus van de TUA, wiens proefschrift aan dit hoofdstuk was gewijd, bevredi-gender. Hij laat zien dat het uitroeiingsbevel niet kan worden losgemaakt van Gods rechtmatige toorn over de zonde. Het is wel een uniek bevel dat te maken heeft met de gang van God met het volk Israël.

De blijvende waarde van de bundel Covenant and Election in Exilic and Post-Exilic Judaism ligt naar mijn overtuiging vooral bij de twee bijdragen over het boek Kronieken. Gary N. Knoppers haalt voor het voetlicht dat van de 21 vermeldingen het werkwoord ‘verkiezen’ er 19 God als subject hebben. Bij het verkiezen van God is het voorwerp de zonen van Jacob, de Levieten, Juda, het huis van Isaï, David, Salomo, Jeruzalem en de tempel. Bij de vermelding van Saul en zijn koningschap wordt in Kronieken in onderscheid met de boeken van Samuël het woord ‘verkiezen’ gebruikt. Als het gaat om Jeruzalem en de tempel wordt het woord ‘verwerpen’ ondanks de verwoesting van stad en tempel niet gebruikt. Zo wordt linguïstisch Gods blijvende trouw aan Jeruzalem en de tempel belicht.

Knoppers laat zien dat in Kronieken Gods verkiezend handelen in de geschiedenis van Israël uitloopt op de verkiezing van David en Salomo Van de laatste wordt in onderscheid met de boeken van Koningen zijn falen niet vermeld. De verkiezing van David en Salomo is gerelateerd aan de verkiezing van Jeruzalem en de tempel. Die vormen het centrum van Gods handelen. Typerend is dat in Kronieken het woord ‘huis’ niet gebruikt wordt voor David en zijn nageslacht maar wel voor de tempel.

Op dat laatste element zoomt de bijdrage van Matthew L. Lynch in waarmee de bundel onder redactie van MacDonald besluit. In Kronieken volgt de gebeurtenis dat de tempel met de heerlijkheid van de HEERE wordt vervuld op het gebed van Salomo dat afsluit met de bede of de HEERE de weldadigheden van David, Zijn knecht, wil gedenken. Typerend voor het perspectief van Kronieken is de wijze waarop de boodschap van Nathan aan David wordt verwoord dat niet hij maar zijn zoon het huis van de HEERE zal bouwen. We lezen in 1 Kron, 17:14: ‘’Maar Ik zal hem in Mijn huis bestendig maken, en in Mijn Koninkrijk tot in eeuwigheid; en zijn stoel zal vast zijn tot in eeuwigheid.’ Naast het huis van de HEERE wordt er over het koninkrijk van de HEERE gesproken. Het koningschap van David en zijn huis staat onder de koepel van het koningschap van de HEERE.

Toen het boek Kronieken werd geschreven was Juda een deel van het Perzische rijk. Hoewel de tempel en de dienst van de tempel in Kronieken centraal staan, mogen we niet uitsluiten dat de schrijver uitzag naar een nieuwe Davidsvorst, zo stelt Lynch. Het Davidshuis ontleent weliswaar zijn betekenis aan de plaats die het heeft bij het in stand houden en functioneren van de tempel, maar dat maakt daarmee zijn plaats niet overbodig. Ook Kronieken ademt de verwachting van een komende Davidsvorst.

Graag had ik gezien dat vooral in de laatste twee bijdragen lijnen naar het Nieuwe Testament waren getrokken. Dat gebeurt niet, maar aan de lezer wordt wel genoeg stof aangereikt om dat zelf te doen.

Nathan MacDonald (red.), Covenant and Election in Exilic and Post-Exilic Judaism: Studies of the Sofja Kovalevskaja Research Group on Early Jewish Monotheism Vol. V, Forschungen zum Alten 2. Reihe 79 (Tübingen: Mohr Siebeck, 2015), paperback 193 pp., €74,– ( ISBN 9783161532672)

Plaats een reactie