Een mooi en grondig commentaar op de onbekendste grote profeet

Al een behoorlijk aantal jaren geleden schreef Horace D. Hummel (1928-2021) in de serie Concordia Com­men­tary een uitleg over Ezechiël. Hummel heeft vele jaren exegetische theologie ge­do­ceerd aan Concordia Seminary in St. Louis, Missouri. Toen hij de commentaar op Ezechiël schreef was hij al met emeritaat. In 2005 verscheen het deel over Ezechiël 1-20 en in 2007 over Ezechiël 21-48.

Ik ben zeer te spreken over de Concordia Commentary als geheel. Heel graag vraag ik, al is het nu heel wat jaren na hun verschijnen, ook aandacht voor de delen op Ezechiël uit de serie. Zelf maak ik er intensief gebruik van bij mijn cursus ‘Close reading van de Hebreeuwse tekst van Ezechiël’ die ik voor de stichting ‘Godsvrucht en wetenschap’ geef.

Bij de boeken van de profeten maken we onderscheid tussen grote en kleine profeten. Dat onderscheid is gebaseerd op de omvang van hun boeken. Van de drie grote profeten is Jesaja de bekendste en wordt Ezechiël als de moeilijkste ervaren. Bij het laatste valt te denken aan de beelden die hij gebruikt. Ik noem ook het feit dat het slotvisioen (Ezechiël 40—48) voor een groot deel uit de beschrijving van het tempel­complex bestaat en van de offers die in de tempel moeten worden gebracht. Menige Bijbellezer vraagt zich af wat het belang en de betekenis daarvan is.

Ongetwijfeld zijn er ook heel bekende teksten in Ezechiël te vinden waar menige preek aan is gewijd. Ik denk aan de profetie over de dorre doodsbeenderen in Ezechiël 37, aan de beek die ontspringt uit de tempel in Ezechiël 47 en aan de indringende oproep tot bekering in Ezechiël 33. Wie Ezechiël nauwkeurig leert lezen, gaat het belang van dit Bijbelboek als geheel zien.

Het commentaar van Hummel op Ezechiël 1-20 opent met een inleiding waarin belangrijke vragen waarvoor het boek Ezechiël ons stelt, worden beantwoord. Hummel geeft daarin ook een uitgebreide verantwoor­ding van zijn wijze van uitleg. 
Hij laat zien hoe wezenlijk de tweeslag van oordeel en heil is voor de profetieën van Ezechiël. In de eerste helft van het boek (hs. 1-24) en ook in de profetieën tegen de volkeren (hs. 25-32) overheerst het onheil. De tweede helft van Ezechiël (hs. 33-48) is een boodschap van heil. Hummel legt terecht een heel directe relatie tussen de tweeslag van wet en Evangelie.

Niet alleen lutherse maar ook gereformeerde christenen zijn overtuigd van het belang van het existentieel verstaan van die tweeslag om echt zicht te krijgen op de inhoud van de Schrift. Als Kerk van Nederland hebben wij trouwens in de Heidelbergse Catechismus een gereformeerd belijdenisgeschrift met een onmiskenbaar lutherse kleur. Hummel wijst erop dat wie de Schrift klassiek leest uitleg en toepassing nooit van elkaar kan losmaken. Echte uitleg vraagt om toepassing en goede toepassing is gebaseerd op een juiste uitleg.

Van de grote profeten stelt de Hebreeuwse tekst van Ezechiël ons voor de meeste vragen. Evenals bij Jeremia is de tekst van de Septuaginta korter dan de Masoretische Tekst als is het verschil minder groot dan bij Jeremia. Hummel wil in navolging van Greenberg zoveel als mogelijk is vasthouden aan de MT zonder te ontkennen dat soms de Hebreeuwse tekst achter de Septuaginta de voorkeur verdient.

Het Hebreeuws van Ezechiël is niet altijd even eenvoudig. Meer dan eens zien we grammaticlale onregelmatigheden. De tekst heeft ook vele hapax legomena (woorden die maar één keer in het Oude Testament voorkomen) en daarnaast meerdere woorden die wij alleen bij Ezechiël vinden. Ook dan is de Septuaginta van belang. Daaruit kunnen we afleiden hoe in deze oudste vertaling van het Oude Testament deze hapax legomena en woorden die zelden voorkomen, zijn opgevat. Opvallend bij Ezechiël is de veelheid van genres waarvan hij zich bediend. In het bijzonder kenmerkend voor Ezechiël zijn de allegorieën. Daarnaast noemt Hummel ook de teken­handelingen van de profeet die in zijn boek worden beschreven.

Kenmerkend voor de taal van Ezechiël is het sterke accent dat valt op de HEERE Zelf. Heel vaak lezen we de woorden: Ik de HEERE. Nergens in het Oude Testament komen we ook zoveel de combinatie Heere HEERE tegen als in Ezechiël. De profeet zelf wordt telkens weer als mensenkind aangesproken. Zo wordt de kleinheid van de mens, ook van de profeet, ten opzichte van de glorie en majesteit van de HEERE onderstreept. Hummel wijst op het belang van de dateringen voor de structuur van Ezechiël. Op de datering van de laatste profetie na, die gaat over de ondergang van Egypte (Ez. 29:17), zijn de dateringen chronologisch geordend.

Hummel wijst terecht op het feit dat de heerlijkheid van de HEERE in Ezechiël het karakter heeft van een hypostase en al de voorbereiding vormt op de menswording van Jezus Christus. In het slotvisioen wordt de vorst niet in uitbundige messiaanse kleuren getekend. Hummel wijst erop dat de vorst uit het huis van David zoals Ezechiël daarover spreekt als stadhouder van de HEERE over Zijn volk regeert. Jezus Christus vervult niet alleen de profetieën over de vorst uit het huis van David in Ezechiël maar ook die over het verlossende optreden van de HEERE en Zijn heerlijkheid. In Hem is Gods heerlijkheid als Middelaar en mens geopenbaard.

Hummel schreef een waardevol commentaar over Ezechiël. Hij geeft een grondige uitleg met bezonnen toepassingen die een sterk christologisch karakter dragen en waarin de tweeslag van wet en Evangelie doorklinkt.

Horace D. Hummel, Ezekiel 1-20, Concordia Commentary (St. Louis: Concordia Publishing House, 2005), hb. xxiv +615 pp., prijs $54,99 (ISBN 0-7586-0315-0) en Ezekiel 21-48, Concordia Commentary (St. Louis: Concordia Publishing House, 2007), hb. xxv + 913 pp., prijs $54,99 (ISBN 0-7586-1001-0).

Plaats een reactie