Inleiding
Al een aantal malen schreef ik op deze website over het vertalen van de Bijbel, mede in relatie tot de Statenvertaling. Ik heb ook een tweetal boekjes over deze problematiek op mijn naam staan, namelijk Verstaanbaarheid en betrouwbaarheid van een Bijbelvertaling (uitgave AMV) en De beste vertaling (uitgave De Banier). De titel van het laatste boekje is er door de uitgever aan gegeven. Wie het boekje leest komt erachter dat om meer dan één reden de beste vertaling niet bestaat. Altijd is een vertaling ten dele en is zij voor verbetering vatbaar of moet door de ontwikkeling van de taal hertaald of herzien worden.
Nu de Gereformeerde Bijbelstichting (GBS) een hertaling van het evangelie naar Markus heeft uitgegeven en daarmee heeft laten zien hoe zij wil gaan hertalen, ontstond er opnieuw discussie. Ik geef een paar overwegingen.
Van 1560 tot 1637 was in ons land de meest gebruikte Bijbelvertaling de Deux-Aes-vertaling. In 1637 kwam de Statenvertaling uit die wij, zeker als het gaat om het Nieuwe Testament, als een herziene Deux-Aes-vertaling kunnen typeren. Voor de Kerk van de Reformatie was het heel belangrijk dat kinderen leerden lezen. Zij moesten bij het verlaten van de school zelfstandig de Bijbel kunnen lezen. Meer dan twee eeuwen was dat de originele Statenvertaling.
Vooral in de loop van de negentiende eeuw kwamen er steeds meer uitgaven van de Statenvertaling op de markt waarin woorden waren veranderd. In de negentiende eeuw was de kloof tussen de taal van de zeventiende-eeuwse Statenvertaling en de taal van de eigen tijd behoorlijk groot geworden. Aan de wildgroei van uitgaven van de Statenvertaling kwam een einde door de hertaling die het Nederlands Bijbelgenootschap in 1888 uitgaf. Deze werd breed geaccepteerd. Op basisscholen leerden kinderen deze Bijbel lezen. In veel scholen, gezinnen en kerken bleef dit de Bijbel waaruit werd gelezen, ook nadat in 1951 de zogenaamde Nieuwe Vertaling door het Nederlands Bijbelgenootschap werd uitgegeven.
Zowel de zogenaamde Jongbloed-Bijbel als de uitgave van de GBS zijn op de editie van het Nederlands Bijbelgenootschap uit 1888 gebaseerd. De GBS heeft allerlei fouten die er ingeslopen waren, eruit gehaald, al komen ook in haar uitgaven nog afwijkingen voor, zo niet van de originele Statenvertaling dan wel van de handschriften van de Statenvertalers zelf. Bepaalde onregelmatigheden zijn namelijk nooit gecorrigeerd.
De negentiende-eeuwse taal van de Jongbloed-editie en die van het GBS begon aan het einde van de vorige eeuw steeds meer een probleem te worden door de voortgaande taalontwikkeling. Steeds duidelijker werd dat een grondige hertaling of herziening nodig was, wilde de Bijbel voor een nieuwe generatie toegankelijk blijven en wilden christelijke scholen aan de opdracht kunnen voldoen dat jongeren bij het verlaten van de basisschool zelfstandig de Bijbel moesten kunnen lezen.
In de jaren zeventig van de vorige eeuw was er door het Nederlands Bijbelgenootschap al een uitgave van de Statenvertaling op de markt gebracht waarin een aantal verouderde woorden en constructies waren vervangen. De commissie die de hertaling tot stand had gebracht stond onder leiding van ds. W.L. Tukker. Zo kreeg zij de naam Tukker-editie. Breed ingang heeft zij nooit gevonden. Daarvoor waren de verschillen met de Jongbloed-editie en de editie van de GBS te klein. Echt een groot probleem was toen de taalontwikkeling nog niet. Toen dat wel het geval werd, bleek de Tukker-editie niet de oplossing te zijn. Was dat wel het geval geweest, dan waren velen er op overgestapt en was er geen Herziene Statenvertaling (HSV) gekomen.
Het meest voor de hand liggend was geweest als de GBS het voortouw had genomen voor een ingrijpende hertaling. Zij had breed vertrouwen en beschikte over voldoende middelen om daarvoor medewerkers aan te trekken. Dat is niet gebeurd en zo kwam na meer dan tien jaar van voorbereiding op initiatief van de Gereformeerde Bond de Herziene Statenvertaling in 2010 uit. De medewerkers van deze vertaling kwamen niet alleen uit de kring van de Gereformeerde Bond, maar ook uit andere kerken. De Herziene Statenvertaling is meer dan een hertaling. Het is hier en daar ook een herziening. Er werd in een aantal gevallen voor een andere vertaalmogelijkheid gekozen dan de Statenvertalers hadden gedaan. Meer dan eens is voor de vertaling gekozen die de Statenvertalers in de kanttekening noemen.
Op voor het zoveel mogelijk weergeven na van woorden uit de brontaal in de vertaling hanteert de HSV dezelfde vertaalkaders als de SV. Ik spreek liever van kaders dan van principes, want de Statenvertalers hebben destijds van de synode geen uitgebreide instructie meegekregen over de wijze waarop moest worden vertaald.
De opdracht die zij meekregen was om in de eerste plaats vooral in de historische boeken niet onnodig af te wijken van de Deux-Aes-vertaling en wel om het kerkvolk daarin tegemoet te komen. De vertaling moest verder begrijpelijk Nederlands zijn en ten derde recht doen aan het taaleigen van de brontalen. Het zal duidelijk zijn dat vooral het derde en tweede kader konden schuren. Waar zij minder letterlijk vertaalden gaven de Statenvertalers in de kanttekening de meer letterlijke vertaling. Ook vermeldden zij daar meer dan eens een andere vertaalmogelijkheid.
Juist de kanttekeningen van deze aard maken de Statenvertaling in wetenschappelijk opzicht zeer waardevol. We moeten wel beseffen dat dit soort kanttekeningen als eerste doelgroep collega’s had die de Bijbel in de brontalen lazen. De meeste gewone gemeenteleden zal de zin ervan grotendeels zijn ontgaan. Dat was toen en is nu niet anders.
Zelf raadpleeg ik bij het lezen van de Bijbel in de brontaal regelmatig de kanttekeningen. Ik spreek nadrukkelijk mijn waardering uit dat de GBS niet alleen tegen een redelijke prijs een goed leesbare uitgave aanbiedt, maar ook de mogelijkheid heeft geboden de Statenvertaling met de kanttekeningen online te raadplegen en te doorzoeken. Als het gaat om begrijpelijk Nederlands was voor de Statenvertalers de taal die de overheid gebruikte de norm. Nu zou de taal van de kersttoespraken van Willem-Alexander als uitgangspunt kunnen dienen.
*
Kritiek op de HSV na het verschijnen ervan
Bij de verschijning van de HSV werd met name van de kant van de GBS behoorlijk kritiek geuit. Wie de emotie van die kritiek wegliet constateerde dat de kritiek vooral het taalkleed betrof en maar in een beperkt aantal gevallen de vertaalkeuzes. Dan is de kritiek zeker niet ingrijpender dan de kritiek die predikanten in de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw hebben gehad op de Deux-Aes-vertaling. Zelf zou ik ook een enkel woord hebben laten staan dat in de HSV is vervangen, maar het omgekeerde komt bij mij ook voor.
Als het gaat om kritiek op vertaalkeuzes was de kritiek soms van die aard dat een dergelijk soort kritiek ook op de SV kan worden uitgeoefend. Zo lezen we in de HSV van Rebekka: ‘zij liet zich snel van de kameel glijden’. De SV heeft: ‘zij viel van de kemel af’. Inderdaad is het woord vallen hier beter. Ik zou dan vertalen: ‘Zij liet zich van de kameel afvallen.’
Maar de eerlijkheid gebiedt dan ook te zeggen dat met een maatstaf als deze, waar de SV ‘aanzitten/aanzaten’ heeft, ‘aanliggen/aanlagen’ moet worden vertaald. In de originele Statenvertaling kwamen de woorden ‘wijf’ en ‘pis/pissen’ voor. Terecht vinden we die niet meer in de Jongbloed-editie en de editie van de GBS, hoewel ‘bijwijf’ nog wel voorkomt. Echter, als de GBS echt dicht bij de originele SV had willen blijven was ‘al wat aan de wand pist’ niet veranderd in ‘al wat aan de wand watert’, maar in ‘al wat aan de wand plast/urineert’.
Bij een enkele vertaling uit de HSV gaat de kritiek verder of zou zij verder kunnen gaan. In Richteren 4:4 lezen we in de HSV over Debora: ‘die gaf in die tijd als richter aan Israël leiding.’ Echter er wordt hier niet het zelfstandig naamwoord ‘richter’ gebruikt maar het participium van ‘rechtspreken’. Daarom lezen we in de SV: ‘deze richtte te dier tijd Israël’. In de Naardense Vertaling lezen we: ‘zij heeft Israël gericht in die tijd.’
In 2 Koningen 8:1 lezen we in de HSV: ‘de HEERE heeft een hongersnood aangekondigd’. In de SV staat: ‘de HEERE heeft een honger geroepen’. Dat laatste is juist. God bewerkt de hongersnood zelf. Hij roept die uit of af. Overigens heeft de HSV in Psalm 105:16 als het gaat om dezelfde uitdrukking: ‘Hij riep een hongersnood over het land af’. Hier is meer consistentie in vertalen geboden.
In Jeremia 3:1c: vertaalt de HSV evenals vele andere vertalingen en uitgaande van de wetgeving uit Deuteronomium 24:1-4: ‘U hebt hoererij bedreven met veel vrienden, en dan naar Mij terugkeren? – spreekt de HEERE.’ Echter, in Jeremia 3:14 klinkt het appel: ‘Bekeert u, gij afkerige kinderen! spreekt de HEERE, want Ik heb u getrouwd’. De SV gaat ervan uit – en dat naar mijn overtuiging terecht – dat het handelen van de HEERE boven de weg uitgaat. Daarom vinden we in de SV de vertaling: ‘Gij nu hebt met veel boeleerders gehoereerd, keer nochtans weder tot Mij, spreekt de HEERE.’
In 1 Korinthe 6:10 vertaalt de HSV het Griekse woord malakoi met ‘schandknapen’. De SV heeft ‘ontuchtigen’. Letterlijk betekent het woord ‘zachten’. Voor vertaling ‘schandknapen’ is geen grond. Nergens vinden we dit woord in de Septuaginta voor het Hebreeuwse woord voor schandknaap.
Figuurlijk betekent malakos verwijfd of een persoon die zich tegen de natuur in seksueel laat gebruiken. Het is de ontvangende partij bij homoseksueel gedrag en het woord als zodanig geeft geen aanleiding dat dit alleen geldt voor homoseksueel gedrag in de context van prostitutie. De vertaling ‘ontuchtigen’ is daarentegen te breed.
In de SV lezen we in 1 Tim 2:12: ‘Doch ik laat de vrouw niet toe, dat zij lere, noch over den man heerse, maar wil, dat zij in stilheid zij.’ Voor over de man heerse’ heeft de HSV ‘en ook dat zij de man overheerst’. Het woord overheersen doet minder recht aan wat er in het Grieks staat. Volgens The Brill Dictionary of Ancient Greek betekent dit werkwoord: ‘to have full authority’. Overheersen heeft als zodanig al een negatieve klank. Dat geldt niet voor het Griekse werkwoord authenteoo. Het gaat om ‘gezag uitoefenen’.
Voor wie de taal van de huidige editie van de SV echt een probleem is, zal toch naar een alternatief moeten zoeken en zal de kritiek op de HSV geen aanleiding zijn deze niet ter hand te nemen. Immers dat zou betekenen dat men de Bijbel zelf niet langer leest. Wie de emotie uit de kritiek weglaat, ziet dat de HSV over de hele linie een getrouwe vertaling is die wel op een aantal punten gebreken vertoont en daarom ook voor verbetering vatbaar is. Maar dat laatste geldt uiteindelijk elke vertaling.
*
Taalvaardigheid en het lezen van de Bijbel
Willen kinderen zelfstandig de Bijbel kunnen lezen bij het verlaten van de basisschool, dan moeten zij een behoorlijke woordenschat hebben opgebouwd. De Bijbel telt namelijk een zeer groot aantal verschillende woorden. Daar zitten heel wat woorden bij die menigeen zelden of nooit gebruikt. Door de mechanisatie is dat aantal alleen maar groter geworden.
Vroeger wist iedereen wat wannen was. Nu moet dit woord niet alleen in de stad maar vaak ook op het platteland worden uitgelegd. Dat geldt ook van inhoudsmaten en lengtematen en van munten. De Bijbel kent andere inhoudsmaten, lengtematen en munten dan wij. Zo is er veel en veel meer te noemen.
Dat de Bijbel voor menigeen minder toegankelijk is geworden heeft onder andere met de ontlezing te maken. Kinderen moeten zo jong mogelijk tot lezen worden gestimuleerd. Niet alleen door ze te horen maar ook door ze te lezen leer je woorden begrijpen en wordt je woordenschat vergroot.
Basisscholen hebben hier een grote taak. Als men op inventieve wijze de woordenschat van kinderen weet te vergroten, is dat alleen maar te prijzen. Dan moeten we goed begrijpen dat als kinderen zich niet jong een grote woordenschat eigen maken – en dat geldt voor volwassenen uiteraard niet minder – ook het lezen van de HSV hen minder gemakkelijk zal afgaan. Dan is het niet denkbeeldig dat men grijpt naar de Bijbel in Gewone Taal. En dat is feitelijk meer een parafrase dan een vertaling.
Een extra probleem vormen bij de huidige editie van de SV verouderde en zeker archaïsche woorden. Dat geldt ook voor verouderde en archaïsche zinsconstructies, en daarnaast noem ik dat woorden in de loop van de tijd een andere betekenis of gevoelswaarde hebben gekregen. Een toenemend aantal woorden en zinsconstructies moet worden vertaald. Dat is iets anders dan uitgelegd. Er moet heel vaak opgemerkt worden: zo zeggen wij dat nu niet meer.
Wij spreken niet over ‘creaturen’ maar over ‘schepselen’. Bij een ‘rantsoen’ denken wij aan een afgepaste hoeveelheid voedsel. Dan is het voor een kind nog een minder gebruikelijk woord. Maar ‘rantsoen’ in de zin van ‘losprijs’ kom je in de taal van nu nooit meer tegen. Ook niet in heel plechtige taal.
*
Is de taalkloof wel zo groot?
Wanneer een vertaling steeds meer woorden bevat die bij het voorlezen of uitleggen moeten worden vertaald in eigentijdse woorden, schiet een vertaling tekort en voldoet zij niet aan de eis die de Reformatie – en ook de Dordtse synode – aan een Bijbelvertaling stelde. Bij de beoordeling van de bruikbaarheid van de huidige SV en het afwijzen van de HSV blijkt telkens het zicht op de omvang van de taalkloof een rol te spelen. Is die wel echt zo groot en is de oplossing niet dat ouders en scholen er veel meer aan moeten doen om kinderen de negentiende-eeuwse taal van de nu gebruikte editie van de SV bij te brengen?
In contact met middelbare scholen binnen de gereformeerde gezindte merk ik dat het echt geen enkele basisschool lukt om leerlingen af te leveren die allemaal zelfstandig de Bijbel kunnen lezen. Eerder is het omgekeerde het geval. Zelfs de leerlingen met VWO-niveau lukt dat veelal niet. Het is een illusie te menen dat dit wel gaat lukken als basisscholen er nog meer tijd in gaan steken. Ook niet met de hertaling die de GBS gaat bieden. Dat vraagt een taalvaardigheid die ver boven het niveau van de meeste leerlingen ligt.
In ingezonden stukken in het RD las ik meer dan eens de opmerking dat het toch ook lukt kinderen Engels te leren. Dat mag waar zijn, maar ik denk wel dat je toch al gauw in HAVO 5 of VWO 4 moet zitten, wil je enigszins redelijk een Engelse Bijbelvertaling kunnen lezen en menigeen lukt dat nooit.
In de ene gemeente zullen meer mensen de vinger omhoog kunnen steken dan in de andere als de vraag zou worden gesteld: kunt u de Bijbel ook in Engelse vertaling lezen? Echter, is dit een reële eis? Nu zal het leren van het negentiende-eeuwse Nederlands van de huidige editie van de SV nog wel iets gemakkelijker gaan dan het leren van het Engels, maar wie niet minstens HAVO-niveau heeft krijgt dit taalkleed ook met de grootste inspanningen niet onder de knie, terwijl de Bijbel toch voor heel het volk is bedoeld.
Ongetwijfeld zijn er ook mensen die niet bij de Bijbel zijn opgevoed die het wel lukt, maar dan hebben zij een bovengemiddelde taalvaardigheid. Regelmatig mail ik met een Amerikaan die pas in zijn studententijd de Bijbel ging lezen. Inmiddels leest hij niet alleen de Bijbel in het Engels vloeiend, maar beheerst hij ook zeer goed het nieuwtestamentische Grieks en is zijn kennis van het oudtestamentische Hebreeuws echt uitmuntend. Voor hem is bij persoonlijk Bijbelgebruik een vertaling niet meer dan een hulpmiddel. Van Calvijn weten we dat hij op de kansel geen Bijbelvertaling meenam maar een Bijbel in de brontalen. Echter, ik zou geen predikant weten die dat Calvijn nadoet.
Wil men dat heel de gemeente de Bijbel blijft lezen, laat dat dan een Bijbel zijn die geen woorden of zinsconstructies bevat die zelfs in meer officiële taal niet meer voorkomen. Het moet ook zo zijn dat wij aan onkerkelijken een Bijbelvertaling kunnen geven die zij in principe kunnen lezen, ook al moeten wij bij hen een wat grotere woordenschat vooronderstellen, wil dat voor een Bijbelvertaling in haar geheel zijn. Het persoonlijk lezen van de Bijbel en het anderen daartoe stimuleren, is toch een wezenskenmerk van christenen van de Reformatie.
Al jaren geleden heb ik zelf meer dan eens geconstateerd dat zelfs predikanten bepaalde teksten uit de huidige editie van de SV niet begrijpen. Dan ging het altijd om predikanten die de SV niet met de tekst in de brontaal hadden vergeleken. Ik geef een drietal voorbeelden.
Meerdere predikanten heb ik Deuteronomium 33:27 op een wijze horen citeren waaruit blijkt dat ze de zinsnede ‘van onder eeuwige armen’ niet begrijpen. Men leest de komma tussen ‘van onder’ en ‘eeuwige armen’ niet en voegt vaak nog ‘dat’ toe. Dan hoor je: ‘De eeuwige God zij u een woning, en dat van onder eeuwige armen.’
Ik wijs er allereerst op dat de Statenvertalers ter wille van de duidelijkheid in het eerste zinsdeel het woordje ‘u’ hebben toegevoegd. Ten onrechte is dit in de gedrukte editie nooit cursief weergegeven. Voor alle duidelijkheid kan je in het vervolg beter ‘u’ toevoegen. Er wordt dan vertaald: ‘Moge de eeuwige God u tot een woning zijn en moge er van onder u eeuwige armen zijn.’ Dan hoeft er ook geen komma meer achter ‘onder u’ te staan.
Als student woonde ik eens een doordeweekse kerkdienst bij, waarin een toen al wat oudere predikant preekte over Handelingen 2:47b: ‘En de Heere deed dagelijks tot de gemeente, die zalig werden.’ ‘Ten onrechte’, zo stelde deze predikant, is hier bedoeld dat allen van wie hier gezegd wordt dat zij zijn toegebracht, zalig werden. Nee, zij werden toegebracht tot de gemeente van hen die zalig werden. Dat wil niet zeggen dat zij allen zelf zalig waren.’
Deze predikant bleek – en dan gaan we krap vijftig jaar in de tijd terug – toen al geen zicht te hebben op de woordvolgorde van het Nederlands van de zeventiende eeuw en evenmin op de betekenis dat het voornaamwoord ‘die’ in dit verband heeft. Er wordt een lijdend voorwerp mee ingeleid en geen meewerkend voorwerp. Als wat de bewuste predikant zei waar was, had er moeten staan: ‘aan de gemeente, namelijk degenen, die zalig werden.’
In het Grieks had er dan een derde naamval moeten staan, maar er staat een vierde naamval. De bewuste predikant bleek ook geen zicht te hebben op het feit dat de SV meer dan eens een andere woordvolgorde heeft dan nu gebruikelijk is. Het voorwerp van de zin staat in dit geval helemaal achteraan.
Wie trouwens de woordvolgorde van het Grieks volgt – iets wat de Statenvertalers ook als de begrijpelijkheid van het Nederlands het toeliet, niet altijd hebben gedaan – moet vertalen: ‘En de Heere deed die zalig werden (heel letterlijk: de zalig wordenden) dagelijks toe tot de gemeente.’ Het misverstand wordt trouwens mede in de hand gewerkt omdat er in de GBS-editie van de SV na ‘gemeente’ een komma staat. Deze hoort er volgens de originele uitgave van de SV niet te staan.
Dan nog een laatste voorbeeld: ‘Goed doet geen nut ten dage der verbolgenheid’ (Spreuken 11:4a). Ik heb meer dan eens geconstateerd in meditaties dat ‘goed’ als ‘goed doen’ werd opgevat, maar dat is bepaald niet wat er staat. Het gaat om ‘goed’ in de zin van ‘bezit’. Daarom betuigt de Bruid in het Hooglied van de liefde tussen haar en haar Bruidegom: ‘al gaf iemand al het goed van zijn huis voor deze liefde, men zou hem te enenmale verachten.’ Wij kennen ‘goed’ in deze betekenis alleen nog maar in de uitdrukkingen ‘roerend en onroerend goed’ en ‘geld en goed’.
Als de tekst van de huidige SV soms zelfs door predikanten niet wordt begrepen, dan is er weinig reden te denken dat het bij jongeren – zeker als zij een wat lager taalniveau hebben – anders ligt.
*
Er is tot dusver geen alternatief voor de HSV en die komt er voorlopig ook niet
Wie vast wil houden aan het taalkleed van de huidige editie van de SV, moet accepteren dat óf de Bijbel zelf steeds minder wordt gelezen en men volstaat met een kinderbijbel of het lezen van een dagboekstukje, óf in een steeds groter aantal gezinnen de HSV haar intrede doet en in het verlengde daarvan ook op scholen en in kerken. Dan ga ik voorbij aan het feit dat men ook nog op andere vertalingen kan overstappen.
De GBS heeft tot voor kort geen aanleiding gezien zelf iets te doen nadat de HSV was verschenen. Namens een commissie van de Hersteld Hervormde Kerk woonde ik in 2015 een presentatie bij in Leerdam waar een plan werd ontvouwd om een heel beperkt aantal woorden te gaan vervangen.
Zelf heb ik naar aanleiding van die plannen reeds in 2015 gezegd dat de GBS daarmee feitelijk accepteert dat de HSV steeds breder gebruikt zal worden en zich niet geroepen voelt daaraan iets te doen. Het vasthouden aan een verouderd – en ook vertrouwd – taalkleed, gaat boven verstaanbaarheid en blijvende leesbaarheid Het RD merkte dit jaar in een commentaar op dat dit het onbedoelde effect kan zijn. Het woord ‘onbedoeld’ lijkt mij onjuist. Men aanvaardt deze consequentie welbewust. Men is er ook meer dan eens op gewezen dat dit de consequentie van het gevoerde beleid is.
Inmiddels zijn we alweer tien jaar verder en nu pas worden de eerste stappen naar buiten gezet van de in 2015 gepresenteerde aanpak. In de afgelopen tien jaar zijn steeds meer gezinnen op de HSV overgestapt, ook in gemeenten waar de SV kanselbijbel is. Meerdere grootouders lezen inmiddels de HSV als kleinkinderen op bezoek komen. Pas deelde een goede vriend die zelf altijd de SV gebruikt, mij tussen neus en lippen mee dat hij aan een arts die hem had behandeld een kinderbijbel en een HSV had gegeven.
Door de GBS wordt het probleem van de taalkloof wel erkend, maar men wil zoveel mogelijk vasthouden aan het taalkleed van de huidige editie. Dat blijkt uit de hertaling van het uitgegeven evangelie naar Markus, en dan is Markus niet bepaald het Bijbelboek dat qua taal de lezers voor de meeste vragen stelt. Dat ligt bij Job en delen van de profeten anders. Het standpunt van de GBS maakt de discussie wel gemakkelijker. Zij wil er zijn voor mensen die gehecht zijn aan het taalkleed van de tot dusver gebruikte editie van de SV of die zich in staat zijn dat eigen te maken.
Dan blijft er een hele groep over die zo niet bereikt wordt en die toch ook de Bijbel lezen of willen lezen of van wie je moet wensen dat zij de Bijbel gaan lezen. De vraag is wel wie de GBS nu helpt met de wel heel minimale hertaling die men zelf op de markt gaat brengen. Zelf zal ik tot mijn dood toe de SV voor eigen gebruik blijven lezen. Voor mij is wat men nu gaat doen niet nodig. Ik zal pas een hertaalde versie kopen als mijn huidige Bijbel versleten is.
Degenen voor wie de taalkloof niet echt een probleem is, kunnen gewoon de huidige editie van de SV blijven gebruiken of straks de hertaling die uitkomt. Voor gezinnen met jonge kinderen en voor scholen schiet wat de GBS nu gaat doen zwaar tekort. Ik heb de indruk dat men eerder nog minder ver dan verder gaat dan de Tukker-editie die in de jaren zeventig uitkwam.
Voor een alternatief dat een soort midden vormt tussen wat de GBS doet en de HSV is geen draagvlak, zo bleek uit een suggestie daartoe vanuit de Hersteld Hervormde Kerk. Naar mijn overtuiging is het ook gewoon te laat. Dan had men hieraan direct na het verschijnen van de HSV moeten beginnen of uiterlijk in 2015. Daarom vond ik de zware kritiek die geuit werd op het Driestar-Wartburg-college toen zij de HSV vrijgaf voor leraren, onterecht. De hertaalde versie van het evangelie naar Markus onderstreept alleen maar het onbillijke karakter van de kritiek.
Een goed alternatief voor de SV dan wel HSV kost al gauw minimaal vijf jaar tijd aan voorbereiding. Inmiddels kan men dan beter aan een goede opvolger van de HSV denken als men iets wil gaan doen. Dan kan men direct alternatieven bieden voor vertaalkeuzes van de HSV waarbij vragen moeten worden gesteld. Gezinnen en scholen kunnen niet nog eens vijf jaar wachten op een Bijbelvertaling die voldoet aan de eis van begrijpelijk Nederlands zoals de Dordtse synode die formuleerde. Het minste wat men kan doen is elkaar in deze zaak vrijlaten. Het zich kunnen eigen maken van een verouderd taalkleed mag nooit tot een principiële kwestie worden verheven.
Kerkenraden van gemeenten waar op de kansel de SV wordt gelezen hebben te maken, en krijgen steeds meer te maken met het feit dat in gezinnen of in ieder geval voor persoonlijk gebruik de HSV wordt gelezen. Dat geldt ook voor scholen. Deze ontwikkeling betreft, zo weet ik uit ervaring, echt alle kerkverbanden. Dan is het zaak nuchter te blijven. Verblijdend is als mensen nog elke dag meer dan één keer uit de Bijbel lezen. Hoe dan ook is bij persoonlijk Bijbelgebruik het met elkaar vergelijken van meerdere vertalingen raadzaam, vooral bij moeilijke teksten.
In dit kader wil ik overigens niet nalaten mijn waardering uit te spreken dat de GBS in allerlei talen Bijbels gratis ter beschikking stelt en ook via de Trinitarian Bible Society wereldwijd participeert in vertaalprojecten. Echter, voor mij blijft staan dat zij tekort is geschoten in het uitgeven van een editie van de SV die recht doet aan de taalontwikkeling vanaf de negentiende eeuw en die daarom in principe ook een buitenkerkelijke ter hand kan worden gesteld.
*
Laten we de wacht betrekken bij zaken die er echt toe doen
Het gebruik van een Bijbelvertaling is een middelmatige zaak. Zeker als de keuze is tussen de Bijbel ongelezen te laten of een vertaling te lezen waarop kritiek kan worden uitgeoefend. Dan zijn er andere zaken waarbij wel de wacht moet worden betrokken. Ik denk aan het gezag van de Schrift zelf. Dat staat ter discussie als het gaat om de oorsprong van de mens en van de zonde, van de tweeërlei eindbestemming en ook wat betreft het bijbelse getuigenis over huwelijk en seksualiteit.
Deze ontwikkelingen gaan de kerken die nu nog de gereformeerde gezindte vormen niet voorbij. Als hier in prediking en catechese niet concreet de vinger bij wordt gelegd, dan is het al helemaal niet bevreemdend dat meer en meer afwijkingen gaan binnendringen. Zaak is dat scholen ook hierin een bijbels geluid geven.
Heel verdrietig vind ik het als mensen die van een zaak als SV/HSV een halszaak maken, bij echt principiële zaken die in de samenleving tegenspraak oproepen, nooit hun nek uitsteken en de andere kant op kijken. Daarvan zijn helaas voorbeelden te geven.
De kern van de Schrift is de boodschap van Wet en Evangelie, van Adam en Christus. Voor wie zich medeschuldig leert kennen aan Adams zondeval is het geen vraag of Adam echt de eerste mens was. Voor wie mag weten dat Christus ook voor hem de dood overwon, is het geen vraag of de dood het loon is op de zonde. De Bijbel leert ons dat wij zalig zijn als wij Christus door geloof toebehoren en rampzalig zolang dat niet het geval is. Behoren we Christus toe, dan dragen wij ook vrucht. Dan blijkt in ons leven dat Hij onze Meester en Heere is.
Wie naar de Bijbel luistert als de stem van God, wil Hem ook gehoorzamen. Dan zijn we bereid Christus te belijden ook waar dat belijden ons in de samenleving problemen kan geven. Dat geldt in onze tijd en in onze samenleving wel heel duidelijk voor het bijbelse getuigenis over huwelijk en seksualiteit. In de Bijbel zelf worden afgodendienst en seksuele onreinheid bij herhaling in één adem genoemd.
God is heiliger dan mensen maar ook barmhartiger. Bij Hem is vergeving en Hij stelt ons in staat en maakt ons gewillig te doen wat Hij van ons vraagt. Daarom lezen we in 1 Korinthe 6:9-11: Of weet gij niet, dat de onrechtvaardigen het Koninkrijk Gods niet zullen beërven? Dwaalt niet; noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven. En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar u bent geheiligd, maar u bent gerechtvaardigd, in den Naam van de Heere Jezus, en door de Geest van onze God.’
Laten we elkaar aansporen het aan ons toevertrouwde pand te bewaren en dat kan alleen in en door de kracht van de Heilige Geest. Die leert ons Christus in wijsheid en met vrijmoedigheid te belijden.