De waarde en betekenis van belijdenisgeschriften

In 2012 schreef Carl R. Trueman, die toen nog als hoogleraar aan het Westminster Theological Seminary was verbonden en inmiddels al weer ettelijke jaren lesgeeft aan het Grove City College, The Creedal Imperative. Vorig jaar verscheen daarvan een geheel herziene en uitgebreide herdruk onder de titel Crisis of Confidence. De kern van dit boekje is dat de christelijke kerk niet zonder een belijdenis kan. De gedachte dat dit strijdig is met het Schriftbeginsel van de Reformatie, namelijk ‘de Schrift alleen’, is, zo laat Trueman zien, een ernstig misverstand.

In de Schrift zelf zien we al het begin van een belijdenisvorming in teksten die kort de kern van het Evangelie weergeven. Daar sluiten de vroegchristelijke belijdenissen bij aan. Deze maken duidelijk wie Christus is, namelijk God en mens in één persoon, en wie God is, namelijk de Drie-enige. Juist bij een korte samenvatting van de bijbelse boodschap is een belijdenis een nuttig instrument. Ook zij die beweren dat zij geen belijdenis nodig hebben en het alleen bij de Bijbel houden, hebben feitelijk toch een belijdenis. Alleen kan die niet door anderen worden geanalyseerd.

Trueman geeft aan dat sinds zijn boekje The Creedal Imperative verscheen, het besef breder is gaan leven dat de gereformeerde belijdenisgeschriften een uitwerking zijn van het vroegchristelijke credo. Wie de godsleer van de gereformeerde belijdenisgeschriften bekritiseert omdat daarin beleden wordt dat God onveranderlijk is en geen hartstochten heeft, moet weten dat hij zich daarmee ook van de godsleer van de Vroege Kerk distantieert. Meer dan eens blijkt deze kritiek op onkunde gebaseerd te zijn en weet men niet in welke context de bewuste uitdrukkingen ontstonden en hoe zij bedoeld zijn.

Terwijl er enerzijds meer waardering is gekomen voor belijdenisgeschriften zien we anderzijds dat de culturele trend om alle nadruk te leggen op gevoel en ervaring, de laatste jaren alleen maar sterker is geworden. Wat mensen erbij voelen en ervaren wordt als maatgevend gezien. Dat verklaart waarom de waarde en beteke­nis van belijdenissen en belijdenisgeschriften door menigeen niet worden gezien.

Wie aan anderen de inhoud van de Bijbel wil doorgeven moet deze op de een of andere wijze samenvatten. In de belijdenisgeschriften vinden we diepdoordachte samenvattingen van de bijbelse boodschap. Zij zijn niet de uiteindelijke norm maar wel bedoeld als een door de Schrift zelf genormeerde norm, en daarin hebben zij meer kracht dan een puur individuele samenvatting van de bijbelse boodschap. Alleen tot hun schade kunnen christenen de betekenis van belijdenisgeschriften miskennen.

Het feit dat niet-kerkelijk gebonden organisaties in hun grondslag met bepaalde kerngeloofsartikelen kunnen volstaan, wil niet zeggen dat een kerk zich daaraan kan of moet spiegelen. Trueman wijst erop dat een kerk zich altijd over de betekenis van de sacramenten moet uit­spreken. Het feit dat men óf het dopen van kinderen van christenouders als onjuist ziet óf ervan overtuigd is dat kinderen van christenouders gedoopt behoren te worden, is een vraag die een kerk niet kan negeren.

Als gesteld wordt dat de kerk kan nalaten een uitspraak te doen over de betekenis van de Heilige Doop en het aan de vrijheid van gemeenteleden overlaat of men al dan niet zijn kinderen laat do­pen, blijk daaruit al een zeer bepaald verstaan van de Heilige Doop, een ver­staan dat voor zowel de prediking als het pastoraat van grote invloed is. Hier wordt de Heilige Doop niet serieus genomen als teken en zegel van inplanting in de christelijke kerk, ondanks dat dit in het Nieuwe Testament heel anders ligt. Een kerk kan in haar belijdenis ook niet om de vraag heen wat de betekenis is van het Heilig Avondmaal.

Trueman wijst erop dat met name protestanten die opgegroeid zijn in een klimaat waarin wordt gesteld dat wij geen belijdenissen nodig hebben en die daarbij nog te maken hebben met erediensten die wel heel weinig waardigheid en eerbied uitstralen, vatbaar blijken te zijn voor de aantrekkingskracht van de Rooms-Katholieke Kerk. Men loopt aan tegen de veelheid van Bijbelinterpretaties waarbij het individu de laatste beslissingsinstantie lijkt te zijn. En de schoonheid van de rooms-katholieke liturgie wint het van de eigen erediensten waarin alleen al de muziek meer dan eens wel heel erg op het gevoel is gericht. Wat in die laatste ook ontbreekt is de stilte.

Dan is de grote vraag of men de kracht kent van de boodschap van de rechtvaardiging door het geloof en de daarmee verbonden geloofszekerheid zoals bijvoorbeeld de Heidelbergse Catechismus erover spreekt. Wie overstapt naar Rome zal het beroep op de toegerekende gerechtigheid van Christus als enige grond van vrijspraak voor Gods rechterstoel moeten opgeven, en daarmee ook dat wij zeker kunnen en mogen zijn van onze uiteindelijke zaligheid. Het zou heel verdrietig zijn als we die prijs voor de overstap naar Rome overhebben.

Een protestantse kerk behoort herkenbaar te zijn door niet alleen een heldere prediking maar ook door een waardige liturgie waarin onder andere het voorlezen van de Tien Geboden en het belijden van ons geloof met de Apostolische Geloofsbelijdenis een vaste plaats hebben. Dat is voor kerken in de gereformeerde gezindte vanzelfsprekend.

Echter, ook in Nederland zien we dat dit voor menige evangelische gemeente die zich als Bijbelgetrouw presenteert niet vanzelfsprekend is. Dat getuigt van een ahistorische instelling die geen recht doet aan het feit dat de kerken van de Reformatie de pretentie hebben of behoren te hebben om een hervormde gestalte van de katholieke Kerk te zijn. Destijds las ik het boekje The Creedal Imperative met instemming. Dat geldt ook voor deze herziene en uitgebreide bewerking ervan.

Carl R. Trueman, Crisis of Confidence: Reclaiming the Historic Faith in a Culture Consumed with Individualism and Identity (Wheaton: Crossway Books, 2024), hardcover, 216 pp., $27,99 (ISBN 978-1-4335-9001-6)

Plaats een reactie