Inleiding
Ruth is met Esther een Bijbelboek dat de naam draagt van een vrouw. Het opmerkelijke bij Ruth is dat zij niet een Israëlitische maar een Moabitische vrouw is. Twaalfmaal komt haar naam in het boek voor en het is onwaarschijnlijk dat dit getal toevallig is. Ruth mag gaan behoren bij het volk van Israël dat twaalf stammen kent. Ook zij mag delen in Gods trouw die blijft van geslacht tot geslacht en die het diepst gebleken is in de komst van Jezus Christus en dan mag in Zijn geslachtsregister ook de naam van Ruth staan.
Tot zesmaal toe wordt Ruth in het boek dat haar naam draagt de Moabitische genoemd. Als zij voor het eerst Boaz ontmoet, typeert Ruth zichzelf als een ‘vreemde’. Zij gebruikt niet het Hebreeuwse woord gēr maar nochrĭ. Een gēr had als permanente bewoner toch een zekere status. Dat lag voor een nochrĭ anders. Een nochrĭ had geen status en aan een nochrĭ worden in de wetten van Mozes geen rechten gegeven.
Samen met de zes vermeldingen van Ruth als de Moabitische komen wij zo aan zeven vermeldingen die beklemtonen dat Ruth niet bij Israël behoorde. Toch werd zij bij Israël ingelijfd. Openlijk maakte zij de keuze niet alleen voor het volk van Israël maar ook voor de God van Israël bij de terugkeer van haar schoonmoeder Naomi naar Bethlehem.
Door haar huwelijk met Boaz werd zij ook wettelijk in Israël ingelijfd. Weliswaar was ook Machlon, haar eerste man, een Israëliet. Maar dit huwelijk was buiten Israël gesloten. Elimelech had met zijn gezin het land der vaderen verlaten. Daarom kon Ruth op basis van haar eerste huwelijk niet bij Israël worden gerekend.
In Ruth hebben we evenals dat bij Rachab in het boek Jozua het geval was, een voorbeeld van een heidense vrouw die door geloof bij Israël mag behoren. Zowel bij Rachab als bij Ruth zien we dan dat de geest van de wet boven de letter van de wet wordt gesteld. In Deut. 23:3 lezen we dat een Moabiet tot in het tiende geslacht niet in de vergadering des HEEREN mocht komen. Terecht is de inlijving van Ruth als heidin in het volk van God door de Vroege Kerk reeds als een voorspel op de nieuwe bedeling gezien waarin het heil komt tot alle volken.
*
Het handelen en de zorg van de HEERE
Slechts tweemaal wordt er expliciet gezegd in dit kleine Bijbelboekje dat de HEERE handelt. In Ruth 1:6 lezen we ‘dat de HEERE Zijn volk bezocht had gevende hun brood’ en in Ruth 4:13 ‘en de HEERE gaf haar, dat zij zwanger werd en een zoon baarde.’ Zo wordt zowel in het begin als aan het einde van het boek Ruth het genaderijke handelen van de HEERE verwoord.
Echter, al wordt Zijn werkzaamheid niet direct vermeld, het hele boek Ruth getuigt van de voor-zienigheid van de HEERE. Een voorzienige zorg die gestalte krijgt via het handelen van mensen. Wat vanuit menselijk oogpunt ongepland was en daarom toeval kan worden genoemd, blijkt alles behalve toeval te zijn. We zien Gods vaderlijke zorg over Naomi en Ruth.
Als Ruth met Naomi terugkeert, is het perspectief dat haar schoonmoeder haar voorhoudt dat zij weduwe zou blijven. Zou zij nog een zoon krijgen dan zou die verplicht zijn met Ruth als de weduwe van zijn zwager te trouwen. Echter, Naomi was te oud om nog zonen te krijgen en stel dat zij die zou krijgen, dan kon Ruth daar niet op wachten.
Naomi gaat ervan uit dat geen Israëlitische man die Gods wet ernstig nam met Ruth zou willen trouwen. Daar kwam nog bij dat het huwelijk met Machlon kinderloos was gebleven. Was Ruth wel vruchtbaar? In het oude Israël was dat een belangrijke vraag.
De hartelijke wijze waarop Boaz Ruth bejegent zijn aanleiding dat bij Naomi het plan ontstaat een appel te doen op hem. Hem zal niet alleen gevraagd worden de bezittingen van Elimelech te kopen, maar ook Ruth als vrouw te nemen. Boaz blijkt hiertoe bereid. Hij wil er zorg voor dragen dat middels een huwelijk met Ruth, Machlon een erfgenaam krijgt en daarmee zijn naam niet wordt uitgeroeid. Met betrekking tot Ruth kan worden gezegd dat zo waar wordt dat wie eerst Gods koninkrijk zoekt al het andere toegeworpen krijgt.
*
Literaire opmerkingen
De lezer bemerkt hoe het boek Ruth vanuit vrouwelijk perspectief is geschreven. Daarmee is nog niet gezegd dat de auteur zelf een vrouw was. Als eerste krijgt in het boek Ruth Naomi het woord en als laatste haar buurvrouwen.
Het boek Ruth laat ons zien dat het patriarchale karakter van het Oude Testament een ereplaats voor de vrouw niet uitsluit. In de wetgeving van de HEERE aan Israël zien we ook een bijzondere zorg voor de weduwe. Een zorg die gestalte krijgt in het boek Ruth middels het handelen van Boaz.
Literair valt op dat een groot gedeelte van de vertelling in Ruth bestaat in het weergeven van gesprekken. Een kenmerk dat wij ook elders in het Oude Testament bij vertellingen aantreffen. Daarbij komt Ruth het minst aan het woord (120 woorden verdeeld over tien toespraken) en Boaz het meest (281 woorden verdeeld over veertien toespraken. Van Naomi worden 225 woorden verdeeld over twaalf toespraken weergegeven. De toespraken van Naomi en Ruth samen overtreffen die van Boaz.
De woordherhalingen, chiasmen, assonanties en alliteraties vergemakkelijkten het memoriseren. We moeten ons realiseren dat de geschreven oudtestamentische teksten mondeling werden voor-gedragen. De schrijfcultuur was nauw verbonden met de orale cultuur. De taal van het boek Ruth geeft daarvoor meerdere aanwijzingen.
De Hebreeuwse tekst van Ruth 4:5 roept een aantal vragen op. De woorden ‘Ruth, de Moabitische de huisvrouw van de gestorvene’ kunnen ook bij het land worden betrokken. Dat wil zeggen: ‘het land van Naomi de hand van Naomi en dat bij Ruth, de Moabitische, de huisvrouw van de gestorvene behoort’. Deze opvatting vinden we al in de Septuaginta. Met een kleine wijziging komt zij voor in meerdere eigentijdse vertalingen. Dan wordt de cesuur gelegd bij de Moabitische.
Ingrijpender is dat volgens de geschreven Hebreeuwse tekst (ketĭw) gelezen moet worden: ‘Dan zal ik de huisvrouw van de gestorvene aanvaarden/verwerven om de naam van de gestorvene in stand te houden op zijn erfdeel.’ De Masoreten konden deze voorstelling van zaken niet begrijpen en hebben daarom in plaats van ‘ik’ ‘jij’ gelezen (qerē). Dan wijst Boaz de ongenoemde nadere losser op het feit dat aan de lossing het nemen van Ruth als vrouw verbonden is.
Toch is de zienswijze van de geschreven Hebreeuwse tekst niet onmogelijk. Meerdere commentaren kiezen ervoor. Juist omdat door Boaz onderstreept wordt dat Ruth een Moabitische is, is het minder waarschijnlijk dat hij van de nadere losser vraagt haar tot vrouw te nemen, maar wel dat hij wil aangeven dat hij dit van plan is.
Duidelijk is dat de nadere losser om economische redenen het land van Naomi en Ruth niet wil lossen. Stel dat Ruth nog een zoon krijgt, dan behoort het land van Naomi/Elimelech in de toekomst aan deze zoon toe en daarmee zou de investering die hij doet met het kopen van dit land ten koste gaan van de zonen die hij al heeft.
Boaz blijkt wel tot deze investering bereid. Zijn diepste motief is dat de naam van de gestorvene in stand wordt gehouden. Krijgt Ruth een zoon en dat blijkt te gebeuren, dan is deze zoon niet alleen zijn zoon maar juridisch gezien ook de zoon van Machlon.
*
Verbanden tussen Ruth en andere oudtestamentische Bijbelboeken
In de literatuurwetenschap kennen we de noties inner- en intertekstualiteit. Bij innertekstualiteit gaat het om verbanden binnen een boek en bij intertekstualiteit om verbanden met andere teksten. Als wij in het laatste geval de grens leggen bij de canonieke boeken dan zijn dit ook voor de uitleg van de Bijbel belangrijke noties en dat laat ook het boek Ruth ons zien.
Wie naar verbanden met andere Bijbelboeken vraagt, moet zich ook rekenschap geven van de plaats van het boek Ruth in de canon. In navolging van de Septuaginta vinden we in onze bijbeluitgaven het boek Ruth tussen Richteren en Samuël. In de Talmoed wordt bij een opsomming van de boeken van het Oude Testament Ruth als eerste boek van de zogenaamde Geschriften vermeld en gaat het aan de Psalmen vooraf.
In de codex Leningrad die het uitgangspunt is van eigentijdse uitgaven van het Hebreeuwse Oude Testament volgt het boek Ruth op Spreuken en wordt het gevolgd door Hooglied. In de Hebreeuwse Bijbel die in de synagoge wordt gebruikt, volgt Ruth als tweede van de vijf Feestrollen (Megillôth) na Hooglied. Hooglied is met Pasen verbonden en Ruth met Pinksteren.
De plaats van het boek Ruth tussen Richteren en Samuël opent de meeste perspectieven voor verbanden met andere oudtestamentische Bijbelboeken. Ruth sluit aan bij de aartsvadersgeschiede-nissen. Zij betoont in haar keuze met Naomi mee te gaan naar Bethlehem dat zij hetzelfde geloof mag bezitten als Abraham die op Gods bevel zijn land en familie verliet om te gaan naar het land dat God hem wees.
Ruth was er een bewijs van dat in het zaad van Abraham alle geslachten van de wereld gezegend zouden worden. Als heidin kreeg zij deel aan de zegeningen van Gods verbond met Abraham. Zo grijpt het boek Ruth op Genesis terug. Ruth mocht een stammoeder zijn van David en David is de oudtestamentische belichaming van de messiaanse belofte.
Het boek Ruth wijst vooruit naar de boeken van Samuël en naar de messiaanse beloften in de Psalmen en bij de profeten. Niet voor niets eindigt het boek Ruth met zijn naam. Feitelijk is dat de belangrijkste naam – uiteraard afgezien van die van de HEERE – die in het boek Ruth wordt vermeld.
Obed, de zoon die Ruth bij Boaz ontvangt, wordt evenals zijn vader ‘losser’ genoemd. In Obed krijgt de vervulling van de messiaanse belofte een voorlopige gestalte. Er is duidelijk een parallel tussen Izak en Obed aan te wijzen.
Het geslachtsregister aan het slot verbindt het boek Ruth weer met Genesis. Evenals bij de geslachtsregisters in het boek Genesis het geval is, getuigt dit geslachtsregister van de trouw van de HEERE die voortduurt van geslacht tot geslacht. In het geslachtsregister is Boaz de zevende en David de tiende en laatste naam. Die getallen zijn weer niet zonder betekenis
Het boek Richteren eindigt met de constatering dat er geen koning was in Israël en iedereen deed wat goed was in zijn ogen. Het boek Ruth laat ons zien hoe de HEERE Zelf voor een koning gaat zorgen. De lofzang van Hanna aan het begin van het boek Samuël zingt al over de koning en gezalfde die de HEERE aan Israël zal geven. Evenals Ruth was Hanna aanvankelijk onvruchtbaar. De plaats die de Talmoed aan Ruth geeft voorafgaande aan de Psalmen laat het davidisch karakter van het boek Ruth zien.
Wanneer Ruth op Spreuken volgt, wordt onderstreept dat wij in Ruth een voorbeeld zien van de deugdelijke huisvrouw van wie de lof aan het slot van het boek Spreuken wordt bezongen. De vrouwen van Bethlehem vergelijken haar met Rachel en Lea. Dan is er weer het verband met Genesis. De plaatsing tussen Spreuken en Hooglied, twee Bijbelboeken waaraan de naam van Salomo is verbonden, onderstreept weer dat Ruth verbonden is met het huis van David. Het is ook een argument om Ruth die de vrouw van Boaz mocht worden, als een type van Christus’ bruidsgemeente te zien.
*
Verbanden binnen het boek Ruth zelf
Als het gaat om verbanden binnen Ruth zelf (innertekstualiteit) wijs ik op het woord ‘vleugel’. Dit woord vinden we zowel in Ruth 2:12 als in Ruth 3:9. In Ruth 2:12 prijst Boaz Ruth omdat zij de toevlucht heeft genomen onder de vleugels van de HEERE, de God van Israël. In Ruth 3:9 zegt Ruth tegen Boaz: ‘Ik ben Ruth, uw dienstmaagd, breid dan uw vleugel uit over uw dienstmaagd, want gij zijt de losser.’ Met haar vraag of Boaz zijn vleugel over haar wil uitbreiden, vraagt zij feitelijk of hij haar man wil worden en zo zorg voor haar dragen.
Boaz blijkt bereid de bezittingen van Elimelech te lossen en Ruth als vrouw te nemen. Hij vat naar de geest van de wet van Mozes de taak van lossing breed op en verbindt die met het leviraatshuwelijk dat normaal alleen gold ten opzichte van een kinderloze weduwe van een overleden broer.
Boaz mag in zijn optreden een afspiegeling zijn van God Zelf in Diens zorg voor weduwen en vreemdelingen. Er is sprake van verticale typologie. Als we via David met wiens naam het boek Ruth eindigt, de lijn doortrekken naar Psalm 72, dan mogen we reeds in Boaz de contouren zien van de Messias. Toen Hij op aarde was, heeft de Heere Jezus Zelf Zich met een hen vergeleken die haar kuikens onder haar vleugels wil vergaderen. Helaas wilden de inwoners van Jeruzalem toen Hij op aarde was aan Zijn roep geen gehoor geven. Dit beeld laat wel zien hoezeer een zondaar welkom is bij Christus en Hij bereid is Zijn vleugel over hem of haar uit te breiden en hem of haar tot een levend lid van Zijn Bruidsgemeente te maken.
*
John R. Wilch, Ruth, Concordia Commentary (St. Louis: Concordia Publishing House, 2006), hardcover 458 pp., $64,99 (ISBN 9780570063889)
Dr. John R. Wilch is emeritus-professor exegetische theologie van het Concordia Lutheran Theological Seminary te St. Catharines, Ontario, Canada. Al heel wat jaren geleden schreef hij in de serie Concordia Commentary het deel over Ruth. Het aantal bladzijden laat al zien dat van de drie commentaren op Ruth waarvoor ik in deze bijdrage aandacht vraag, die van hem het meest uitgebreid is. Aan de eigenlijke uitleg gaat een inleiding van meer dan honderd pagina’s vooraf. Daarin komen tal van aspecten van het boek Ruth aan de orde: het karakter, de tekst, de plaats in de canon, de datering, het doel , de theologie en de relevantie.
Terecht benadrukt Wilch het christotelische karakter van het boek Ruth. Het boek is aangelegd op de komst van Davids grote Zoon. Vanuit het optreden van Boaz trekt Wilch lijnen naar de Heere Jezus Christus. Hij wil hier niet de typering typologie gebruiken, maar hanteert, zoals ik al aangaf, het woord christotelisch omdat typologie soms te weinig de verschillen tussen het type en de vervulling onderstreept.
Naar mijn besef is dit toch meer een kwestie van woorden. Gezonde typologie stelt het type niet met de vervulling gelijk en weet van de heilshistorische verbanden. Hoe dan ook trekt Wilch zeer mooie lijnen. Het geslachtsregister laat expliciet de lijn zien naar David en vanuit David mogen we dan de lijn doortrekken naar Jezus Christus. De kracht van de uitleg van Wilch ligt niet in de laatste plaats in de vele verbanden die hij aanwijst met het Nieuwe Testament. Dat maakt zijn uitleg ook zeer waardevol bij de voorbereiding van een preek.
Wilch onderstreept dat Ruth geen fictie maar historiografie is. Hij vermoedt dat dit boekje in de tijd van de verenigde monarchie is geschreven. Het legitimeert het koningschap van David en ook zijn beleid om vreemdelingen die de God van Israël willen belijden, in Israël op te nemen.
Evenals de andere delen van de Concordia Commentary opent de uitleg steeds met ‘Textual Notes’. In deze rubriek wordt zeer grondig aandacht gegeven aan de Hebreeuwse tekst en alle vragen die door de tekst worden opgeroepen. Voor hen die het Hebreeuws beheersen geeft deze rubriek aan de uitleg een meerwaarde. Voor wie geen Hebreeuws beheerst, geven de andere rubrieken nog een schat aan informatie voor het verstaan van het boek Ruth in zijn oorspronkelijke context en ook voor de relevantie in het heden.
*
Daniel I. Block, Ruth, Zondervan Exegetical Commentary on the Old Testament: A Discourse Analysis of the Hebrew Bible (Grand Rapids: Zondervan, 2015), hardcover 304 pp., $32,99 (ISBN 9780310282983)
In de Zondervan Exegetical Commentary on the Old Testament waarvan Daniel I. Block de redacteur is, verzorgde Block zelf de uitleg van het boek Ruth. Hij is emeritus-hoogleraar Oude Testament van het Wheaton College. Opzet van de Zondervan Exegetical Commentary on the Old Testament is voorgangers en docenten een zorgvuldige analyse en interpretatie van de Hebreeuwse tekst van het Oude Testament te bieden.
Van elke behandelde passage wordt een grafische weergave gegeven. Deze weergave helpt de lezer om snel en nauwkeurig de hoofdgedachte van de passage, de tekst en de ontvouwing ervan te begrijpen. Deze grafische weergave wordt gedaan in een Engelse vertaling die door de commentator zelf is verzorgd. Op de eigenlijke uitleg volgt een rubriek waarin de canonieke en praktische betekenis van de passage onder de aandacht wordt gebracht.
Evenals Wilch onderstreept Block dat het in Ruth om historiografie gaat. Er wordt verteld over personen die werkelijk hebben geleefd en gebeurtenissen die werkelijk hebben plaatsgevonden. Terecht stelt Block dat de arameïsmen in Ruth geen grond zijn voor een late datering. Daarvoor is onze kennis van het Hebreeuws te beperkt. We moeten ook rekenen met dialecten. Daarbij kwamen in het ene dialect meer arameïsmen voor dan in het andere. Zelf vermoedt hij dat Ruth uit het Noordrijk afkomstig is en geschreven is ten tijde van Josia.
Terecht stelt Block dat Obed typologisch mag functioneren. Als argumenten noemt hij:
- dat hij evenals Izak uit een ogenschijnlijke onvruchtbare wordt geboren
- dat hij losser wordt genoemd en een verkwikker van de ziel/het leven
- de verhoging van zijn moeder bij z’n geboorte
- hij wordt Obed (knecht) genoemd. Met deze naam anticipeert hij op David als de gezalfde knecht van de HEERE en daar boven uit op de knecht des HEEREN over wie Jesaja sprak.
Echter, in onderscheid van Wilch wil Block geen lijnen trekken van Boaz naar Christus. Zijn argument is dat de Schrift zelf dit niet expliciet doet en dat het verlossingsmotief als het gaat om de vervulling in Christus verbonden is aan de exodus. Ik meen dat deze inperking van het typologisch lezen van het Oude Testament ongegrond is. Als wij recht doen aan de heilshistorische verbanden, hoeven we ons niet te beperken tot typologische duidingen die de Schrift expliciet aanreikt. Er wordt zo een wijze van omgang met het Oude Testament aangereikt die wij breder mogen toepassen. De typologische duiding van Obed en ook David, de naam waarmee het boek Ruth eindigt, sluit een typologische duiding van Boaz niet uit.
Deze kanttekening doet niets af aan het feit dat ik de uitleg van Block met waardering heb gelezen. Ik leg er nog de vinger bij dat Block aandacht vraagt hoe zeer in het boek Ruth de focus valt op de vrouwelijke personen. Bij het leviraatshuwelijk dat Boaz sluit blijkt dat het daarbij bepaald niet alleen om de belangen van de man gaat maar ook om bescherming voor de vrouw. In dit geval zowel Ruth als Boaz. Het patriarchale karakter van het Oude Testament blijkt hier verbonden te zijn met het belang van de vrouw.
*
L. Daniel Hawk, Ruth, Apollos Old Testament Commentary (Nottingham/Downers Grove: Apollos/Inter Varsity Press, 2015), hardcover 166 pp., £24,99 (ISBN 9781783593071)
L. Daniel Hawk, die als hoogleraar Oude Testament en Hebreeuws aan Ashland Theological Seminary is verbonden, verzorgde in de serie Apollos Old Testament Commentary het deel over Ruth. Hij legt er de vinger bij dat dit boek de vraag beantwoordt naar de interne grenzen die het volk van God definiëren. Is Israël een gesloten gemeenschap, uitsluitend bijeengehouden door banden van verwant-schap, of een natie die trouwe buitenstaanders verwelkomt in haar sfeer van verbondenheid in het geloof aan de God van Israël?
Kenmerkend voor zijn aanpak is de nauwgezette aandacht voor patroonstructuren, stilistische middelen en karakteriseringen. Ik leg er de vinger bij dat Hawk in onderscheid met Wilch en Block in Ruth 4:5 vasthoudt aan de qerē. Hij gaat ervan uit dat Boaz de niet met name genoemde andere losser voorhoudt dat hij in relatie met het lossen van de bezittingen van Elimelech ook met Ruth dient te trouwen. Het is, zoals ik al aangaf, de opvatting die wij tot voor kort zo goed als in elke vertaling vonden.
Terecht wijst Hawk op het veelzijdige karakter van het boek. Op allerlei wijzen kan Ruth met andere boeken van het Oude Testament worden verbonden. Daarbij sluit de ene verbindingslijn de andere niet uit.
In overeenstemming met de meerderheid van de oudtestamentici dateert Hawk het boek Ruth in de tijd van Ezra en Nehemia. Het zou een antwoord zijn op hun hervormingspogingen. Zelf kan ik met deze zienswijze niet meegaan, omdat zij op gespannen voet staat met de eenheid van de Schrift. Tegelijkertijd constateer ik wel dat Hawks aandacht voor sociale achtergronden niet ten koste gaat van zijn weergave van de theologie van het boek Ruth.
Ik val de auteur bij als hij constateert dat menselijke initiatieven en handelingen altijd in relatie staan met de HEERE als de God van Israël. Zijn voorzienigheid en de realisering van Zijn plannen krijgen gestalte via het handelen van mensen. Ruth laat ons zien dat toewijding aan de HEERE samengaat met toewijding aan degenen die onze hulp en zorg nodig hebben. Naar mijn overtuiging schiet zijn uitleg tekort als het gaat om het trekken van lijnen van het Oude Testament naar het Nieuwe Testament. Dan biedt Wilch van de drie commentaren die hier besproken worden, het meest.