Uit een preek van ds. H. Hofman over Psalm 25:10

Het is Zijn grote liefde en barmhartigheid wanneer Hij zondaren aan het hart komt te brengen dat zij God kwijt, in een staat van oordeel zijn en op reis naar de hel. In de ernst van die staat en toestand is het, dat een mens, al is het dat hij vanaf zijn jeugd is opgevoed dat er een Verbond der genade is, aan het werk gaat om zijn leven te verbeteren, zijn staat te veranderen, Gode aangenaam en welgevallig te worden. Doch moet dan met schrik ervaren en beleven: dat gaat niet.

Als men al één zonde laat, dan komen er wel tien voor in de plaats. Als wij de wereld uitwendig de rug toekeren omdat het ons de dood is geworden, zal openbaar worden dat héél de wereld ìn ons woont. En als wij enig goed willen denken of doen, dan lijkt de zonde wel te verduizendvoudigen. Minder zonde doen en groter zondaar worden!

Waartoe is dat? Opdat onze eigen werken worden afgebroken en wij leren om God aan te roepen, onze ziel tot Hem op te heffen, gelijk David deed. Te vragen of er nog een weg is waardoor wij die welverdiende straf kunnen ontgaan, en wederom tot genade komen. Wanneer wij het niet meer weten, als wij ten einde raad zijn, geen uitweg meer zien, dan is er bij God raad. Want Hij heeft een genadetroon opgericht in Zijn lieve Zoon. Er is een Verbond der genade. Hij wil uit genade zondaren zaligen, zonder werken, waarde of verdienste.

Deze zaken – dat er bij Hem uitkomst is, dat er zaligheid is en waardoor – wil Hij door het Evangelie ons aan het hart brengen. In banden en noden wil Hij dat onderscheidenlijk aan ellendige zondaren ontdekken. Daartoe openbaart Hij dat er een Persoon des Middelaars is, hoe Hij is in Zijn vernedering, verhoging, van Zijn ambten, kortom heel dat werk der Goddelijke genade en eeuwige liefde, opdat wij zouden weten en doordrongen worden van: word ik zalig, dan geschiedt dat alleen uit genade, krachtens dat Verbond hetgeen God heeft opgericht in Zijn lieve Zoon.

Daarbuiten kan het niet! En die Jehova wil dus, dat wij dat Verbond, Zijn woord en leer zouden eren. Daarom wordt het hier in één zin door David genoemd: “Zijn verbond en Zijn getuigenissen bewaren.” Hier is sprake van heel de leer van zaligheid, van het Verbond der genade met alles daarin begrepen, dus van al de beloften des Nieuwen Verbonds: volkomen záligheid zonder werken, waarde of verdienste.

Zaligheid louter en alleen om de volkomen genoegdoening van Jezus Christus eenmaal aan het kruis geschied. Immers, toen Hij aan het vloekhout des kruises uitriep: “Het is volbracht! Vader, in Uw handen beveel ik Mijn Geest”, en het hoofd buigende de Geest gaf, heeft Hij daarmede het Nieuwe Testament en het Verbond der genade bekrachtigd door Zijn dierbaar hartenbloed.

God wil hebben dat wij dat eren, bewaren, dat het in de hoogste achting bij ons is, dat niet achter onze rug werpen. Neen, maar als een zaak van de hoogste waarde, als een schat bewaren. Dat wij onze reinigmaking en zaligheid uit de genade Gods zouden zoeken in Jezus Christus.

De liefhebbers daarvan – die zien dat dáárin de herstelling met God vervat is – zullen niet rusten voordat zij verzekerd zijn in dat Verbond der genade te zijn op- en aangenomen, en weg te werpen, los te laten alles waar God op tegen is. Waar is God op tegen? Op alles waarin wij leven en steunsel hebben buiten God. (…)

Hebben wij ooit gehoord van enig kind Gods, dat zij zich hebben moeten beklagen aan het einde van de loopbaan? Neen toch? Maar die het zwaarste en het grootste kruis hadden, hebben het meest ruimte gehad wanneer zij het leven mochten verlaten, om dan te besluiten met: “Hallelujah, geloofd zij God.” Het is toch zulk een lieve Jehova.

Als het is, dat wij, die boos zijn, weten onze kinderen goede gaven te geven, en met onze kinderen soms doen, vierkant tegen hun natuur en aard in, omdat wij ze liefhebben, en zien wat tot hun nut is, toe, laten wij dan die hemelse Vader plaats geven, dat wij Hem laten regeren in alle weg en pad, zoals Hij het voor ons nodig acht. Wij weten toch niet wat goed voor ons is. 

Niemand heeft ooit geweten hoe hij tot God bekeerd moest worden. Evenmin weet iemand die tot God bekeerd is, hoe hij verder moet leven. God weet het beter. Dan moeten wij het in Zijn hand geven. Op ons pad ligt: “Zijn verbond en Zijn getuigenissen bewaren” als een schat. De openbaring Zijner eeuwige liefde is boven alles verheven. Op ons pad ligt, weg te werpen al wat geen God en Jezus is.

Wij hebben dus één ding te doen, en God doet dan wel al het andere. Dat is de inhoud. Wat moet ik nog daarbij voegen? Dat de Heilige Geest dat doe, en het Woord dat gesproken is achtervolge en heilige, en geve dat wij dat bewaren in de zin onzer gedachten, om, wat er ook in dit leven voorkomt, wij zouden bedenken: op mijn pad ligt om Zijn verbond en Zijn getuigenissen te bewaren.

God is een God Die regeert, maar Zijn wegen zijn goedertierenheid en waarheid, dus Hij handelt in liefde en getrouwheid. Dat Hij dan Zijn Woord nog aan ons bevestige en wij er de vrucht van mogen wegdragen ten eeuwigen leven, om Zijns verbonds wil, Amen.

Plaats een reactie