Het Evangelie. De kracht van God tot zaligheid

Bijdragen rond Wet en Evangelie roepen altijd wel vragen op. Dat merk ik ook na naar aanleiding van bijdragen rond dit thema op mijn weblog. Dat is ook te begrijpen. Want de grote vraag is: Wat houdt het Evangelie in en waarom hebben wij het nodig? Als het gaat om het laatste is het antwoord dat wij het Evangelie nodig hebben, omdat er sinds de zondeval tussen God en mens een kloof is die de mens nooit kan overbruggen. Wij maken onze schuld elke dag meer. We kunnen onszelf niet uit de macht van de satan bevrijden en hebben er van huis uit geen zin in om tot eer van God te leven.

Het Evangelie is een kracht Gods tot zaligheid. Het is de boodschap dat Christus de toorn van God, die de mens op de jongste dag behoort te treffen, op Zich nam. Hij heeft de satan verslagenen en zet gevangenen in vrijheid en wanneer Zijn liefde tot zondaren geopenbaard in Zijn dood en opstanding door de Heilige Geest in ons hart wordt uitgestort, wordt God het hoogste van onze blijdschap en wensen we voor Hem en tot Zijn eer te leven. Dan is ons probleem niet dat God teveel van ons vraagt, maar dat wij nog te weinig op Hem lijken.

Zaak is dat in de verkondiging duidelijk wordt dat schuld en verlorenheid alle mensen met elkaar verbindt en ook dat allen dezelfde Zaligmaker nodig hebben en welkom zijn bij Hem. Wie Hem echt leert kennen, beseft dat wij Hem gingen zoeken, omdat Hij ons al opgezocht heeft. Als het gaat om de vraag hoe wij de Heere leerden kennen, wordt ons antwoord dan ook gestempeld door de taal van de Schrift zelf. Dan denk ik niet in de laatste plaats aan Efeze 2:4-7:

‘Maar God, Die rijk is in barmhartigheid door Zijn grote liefde, waarmede Hij ons liefgehad heeft, Ook toen wij dood waren door de misdaden, heeft ons levend gemaakt met Christus; (uit genade zijt gij zalig geworden)  En heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede gezet in den hemel in Christus Jezus; Opdat Hij zou betonen in de toekomende eeuwen den uitnemende rijkdom Zijner genade, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus.’

In de prediking moet soms – al is het maar zijdelings – op misstanden worden ingegaan. Toch moet de positieve uiteenzetting de boventoon voeren en veelal is het veruit het best zich daartoe te beperken. Het heeft uiteindelijk weinig nut als wij wel weten waarom wij een evangelie met kleine letters niet moeten bijvallen, als het Evangelie met de grote letters niet wordt verkondigd en wij de kracht van dat Evangelie niet kennen.

Beter dan al te breed in te gaan op wat het allemaal niet is  – of het nu ter linkerzijde of ter rechterzijde is – is te verkondigen wie God in Christus nu wel is. Dan moet elke prediker bekennen dat hij daarvan maar kan stamelen en dat terwijl hij anderen onderwijst, zelf nog onderwezen moet worden. Al de heiligen bij elkaar kunnen Gods liefde in Christus niet begrijpen. Een levend geloof is er dan ook nooit zonder verwondering.

Ik denk in dit verband aan het volgende. In een gemeente die ik diende, was één van de ouderlingen afkomstig uit de Gereformeerde Kerken. Voor de jongeren moet ik erbij zeggen dat deze kerk in 2004 opging in de PKN. De gemeente waartoe deze ouderling in de Gereformeerde Kerken had behoord, was – zeker  in brede zin – orthodox maar heel vanzelfsprekend. Deze ouderling zei het mij eens zo: ‘We hoorden zeker dat er twee wegen waren maar die boodschap werd zo verwoord dat -zeker als je maar enigszins kerkelijk betrokken was en belangstelling toonde – je er zondermeer van uit kon gaan dat je de smalle weg bewandelde. We liepen gelukkig allemaal op de smalle weg, zo dacht je.’

Deze ouderling liep daarmee vast en ging tenslotte over naar een hervormde gemeente waar hij de boodschap van zonde en genade hoorde. Hij was al enige tijd ouderling toen in deze gemeente en gastpredikant voorging die van oorsprong afkomstig was uit een van de kleinere afgescheiden kerken. Vragen die daarmee te maken hadden, beheersten zijn preek van het begin tot het einde. Vragen over verkiezing, aanbod van genade, zondekennis enz. De bewuste ouderling heeft toen na de preek in de consistorie opgemerkt: ‘U heb heel uw preek vragen opgeworpen die ik nooit  heb gesteld, en datgene waar ik mee vastliep, kwam bij u niet aan de orde.’

Zijn boodschap was: Problematiek die u persoonlijk nog niet echt hebt verwerkt, is de inhoud van uw preek. Die inhoud moet breder zijn: verzoening met God en wedergeboorte tot een levende hoop en dan zo verwoordt dat mensen van heel verschillende achtergronden begrijpen: dat heb ik nu ook nodig.

Iedere hoorder van het Evangelie moet ertoe worden opgeroepen zijn verzet tegen God geven. Dat maakt het niet uit of je ten onrechte meent een kind van God te zijn of toegeeft dat je niet niet bent maar dat niet als schuld erkent. Geen hoorder van het Evangelie mag blijven die hij is. Zaak is dat hij zich met God laat verzoenen en een nieuw schepsel wordt in Christus.

Mijn eigen ervaring is dat een goede uitzetting van Wet en Evangelie zowel mensen van gerefor-meerde als oudgereformeerde achtergrond raakt en ook van reformatorische en evangelische achter-grond. Dan overstijg je tegenstellingen en minder nuttige vragen. De vraag of ons christen-zijn wel van een voldoende gehalte is, overstijgt overigens ver de gereformeerde gezindte. 

Daarmee hebben mensen de eeuwen door en wereldwijd geworsteld. Mensen die  nooit hebben ge-worsteld met de verkiezing, zaten er wel mee dat hun vertrouwen zo klein was, dat zij te weinig voor de Heere uitkwamen, dat zij vaak nog zo aards gericht waren enz. Als zij deze zaken bij zichzelf constateerden, durfden zij niet met zekerheid te belijden dat na de dood het leven hen bereid was. Menigeen kwam niet verder dan dat hij dit hoopte

Dan blijkt de blijvende relevantie van de boodschap van de rechtvaardiging door het geloof alleen. Al is het werk van Christus in ons door Zijn Geest in dit leven ten dele, het werk dat Hij voor ons en buiten ons tot stand bracht is volkomen. Het zwakste geloof verbindt aan de volkomen Zaligmaker en daarom is de zwakst gelovige volkomen rechtvaardig voor God in Hem. Het is juist deze wetenschap die ons bedroefd maakt dat wij nog al te weinig op onze Zaligmaker lijken, maar ons ook aanspoort nog meer voor Hem te leven. Dan mag er bij dit alles toch een blijdschap zijn die elke andere vorm van blijdschap overtreft. De blijdschap over de vergeving van zonden en de vreugde in God door Christus.

Plaats een reactie