Laten we belijden dat wij ons dagelijks brood van de Heere ontvangen

Met de woorden van het Onze Vader vragen we: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood.’ In een christelijk gezin wordt voordat de maaltijd begint een zegen gevraagd over het voedsel dat wij gaan gebruiken. Dat gebed sluit helemaal aan bij de bede van het Onze Vader. Nu behoren wij de Heere niet alleen binnenshuis maar ook buitenshuis te belijden. Dan blijkt dat wij allemaal last hebben van mensenvrees, al speelt dat de een meer parten dan de ander.

Een zegen over ons eten behoren wij ook buitenshuis te vragen. Op catechisatielessen wees ik mijn catechisanten erop. Ik benadrukte dat zij er direct mee moesten beginnen op een stage of als zij na het verlaten van de middelbare school een werkkring hadden gevonden. De eerste keer kan het moeilijk zijn. We moeten stilte vragen. Hoe komt dat over? Hoe reageert de omgeving erop? Hebben we het eenmaal gedaan, dan zal onze omgeving er spoedig aan gewend zijn. In een nieuwe situatie moeten we altijd weer onszelf overwinnen.

Als de Heere het niet verhoedt, schamen wij ons niet voor zaken waarvoor wij ons behoren te schamen en schamen wij wel voor zaken waarvoor wij ons niet behoren te schamen. Daarvan is bidden voor het eten er een van. Als wij in kleine zaken niet getrouw zijn, dan ligt het niet voor de hand dat wij het in grote wel zullen zijn.

Ik denk in dit verband aan twee voorvallen. Het eerste heeft mijn goede vriend Jan Breen uit Ouddorp, die reeds meerdere jaren mag juichen voor Gods troon, mij meer dan eens verteld. Jan was weliswaar wel gedoopt, maar van huis uit was hij niet gewoon naar de kerk te gaan. De Heere greep in zijn leven in. Jan vond niet alleen de weg naar de kerk, maar bovenal naar God of nog beter God zocht hem op en vond hem.

Jan was een eenvoudig christen die niet hoog opgaf van eigenlijk geloof en op huisbezoek onderstreepte dat een christen zichzelf niet moet overschatten. In dat verband vertelde hij ook op huisbezoek wel wat ik nu doorgeef. Jan moest eens voor zijn werk naar Rotterdam. Dat was nog voordat de dammen en bruggen er lagen. Hij was vanuit Ouddorp naar Middelharnis gereisd en in Middelharnis ging hij met de pont naar Hellevoetsluis. Vervolgens ging hij met de tram naar Rotterdam.

Hij had een pakje brood bij zich. Het was twaalf uur toen hij honger begon te krijgen, maar tegenover hem had in de coupee een wat modern uitziende dame plaats genomen. Jan durfde in haar bijzijn niet voor zijn eten te bidden. Hij durfde het ook niet te laten. Daarom leed hij honger. Tegen halfelf deed de bewuste dame haar tasje open, haalde er brood uit en zei: ‘Jongeman ik ben gewend voor mijn eten te bidden.’ Zij deed een stil gebed en begon te eten. Toen had Jan ook de vrijmoedigheid om te zeggen dat hij voor zijn eten wilde bidden. Jan zei: ‘Ik had die vrouw om haar moderne uiterlijk feitelijk veroordeeld, maar zij bleek meer geloof te hebben dan ik.’

Zijn les was dat als de Heere ons niet bijstaat, wij niets voor Hem overhebben en dat wij als wij ons zwak weten, machtig ziin. Want nooit kan het geloof te veel verwachten.

Ik geef nog een tweede voorbeeld. In een kerkenraadskamer vertelde een ouderling mij eens wat hem op de boot naar Engeland was overkomen. Hij maakte de oversteek voor zaken. Aan het buffet had hij een maaltijd gehaald en vervolgens bij het tafeltje waaraan hij at, een stil gebed gedaan.

Hij was bezig zijn maaltijd te nuttigen toen een vrachtwagenchauffeur die gezien zijn spraak uit Urk kwam, langs het buffet liep. Ook hij ging vervolgens naar een tafeltje, zette zijn maaltijd neer en bleef staan. Met luide stem zei hij: ‘Ik ben en christen en gewend voor mijn eten te bidden. Ik zou graag hardop een gebed doen. Kunt u even stil zijn? En wie wil mag voor zichzelf met mij mee bidden.’ Met de ouderling die het mij vertelde, zeg ik niet dat het zo moet, maar evenals hij kan ik het bepaald niet afkeuren. Alles behalve dat.

De wereld om ons heen mag weten wie wij dienen en van wie wij niet alleen geestelijke maar ook aardse zegeningen verwachten. Ook van aardse zegegingen belijden we dat wij die uit Gods vaderhand ontvangen. Het is in verband met de komende biddag dat ik deze bijdrage publiceer Als het goed is, geldt voor ons van de dienst des Heeren: ‘Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten. Als dat zo is, is het niet moeilijk ervoor uit te komen.

Plaats een reactie