Andrew Gray (1633-1656) was een van de schrijvers die vertegenwoordigd was in de boekenkast van mijn vader. Deze Schotse predikant was verbonden aan de Outer High Church in Glasgow. Gray was nog geen 23 jaar toen hij overleed, maar door middel van zijn geschriften heeft hij gesproken en spreekt hij nog, nadat hij gestorven is.
Rond mijn vijftiende begon ik boeken uit de boekenkast van mijn vader te lezen waaronder die van Gray. In de preken van Gray staan Christus en Zijn werk centraal. Daarom spraken zijn preken mijn vader aan en daarom begonnen zij ook mij aan te spreken. Hoewel mijn vader in die tijd nog erg worstelde met geloofszekerheid, had hij weinig met preken waarvan, zoals hij dat kon zeggen, de insteek was: ‘Met hoe weinig kennis van God en Zijn genade in Christus kan een mens toch nog net binnenkomen.’
Een christen is iemand die leeft uit de vergeving van zonden. Daarbij wist Gray dat de ene christen daarvan meer verzekerd is dan de ander en de ene christen er meer troost uit put dan de ander. Gray gaf ook aan hoe wij tot meer troost en zekerheid kunnen komen.
Ik denk in dit verband aan preek van hem over de woorden: Zoon, wees welgemoed; uw zonden zijn u vergeven. (Mattheüs 9:2b). Deze preek hield Gray op maandag nadat zondag het avondmaal was bediend. In deze preek wijst Gray erop dat het fundament van de vergeving altijd het werk van Christus is. Roemen in de vergeving van zonden zonder te steunen op Christus heeft geen betekenis. Dat wordt duidelijk in de volgende passage:
‘Er zijn velen, die zich het pardon toe-eigenen, vóórdat God het geeft. Ja, velen vergeten hun zonden vóór God ze vergeet. Velen lezen een vals afschrift van vergeving uit het hof van eigenliefde. Maar wanneer alle leraars en heiligen in de wereld u vergeven, toch zal u, wanneer u in het oordeel komt, gevraagd worden: waar is Christus’ Naam? God zal u vragen, waar is Mijn Zoons Naam? Indien u die niet hebt, dan zal uw toestand droevig zijn.’
Gray schrijft ook: ‘Een christen, die de vergeving heeft gekregen, zoekt veelal niet om vermeerdering van de weldaad, door gepaste vreugde en troost te genieten, zoals hij behoort te doen. Daarom gebiedt Christus die man, versterking van de weldaad te zoeken in blijdschap en troost: Wees welgemoed.’
Gray brengt in de bewuste preek ook naar voren dat het Christus soms, bij bijzondere gelegenheden goeddunkt, aan zondaren de bekendmaking van de vergeving van hun zonden te geven. Hij noemt dan een achttal gelegenheden. Ik geef er daarvan drie door en wel de eerste tweede en achtste gelegenheid die Gray noemt:
1. Onmiddellijk na de bekering, wanneer Christus de ziel bij de hand neemt, 1 Joh. 2:12, “Ik schrijf u kinderkens, want de zonden zijn u vergeven om Zijns Naams wil.” Het is Zijn ontferming over kinderkens, dat hun zonden zijn vergeven en dat het hen wordt bekend gemaakt.
2. Een tweede tijd is deze: wanneer een Christen ligt onder de geest van moedeloosheid en wanneer hij er door dreigt overstelpt te worden. “Zie, in vrede is mij de bitterheid bitter geweest; maar Gij hebt mijn ziel liefelijk omhelsd, dat zij in de groeve der vertering niet kwame; want Gij hebt alle mijn zonden achter Uw rug geworpen”, Jes. 38:17. Dit is hen als een lieflijke ster boven een donkere put, tot de schaduwen vlieden. Wanneer de gedachten in hen vermenigvuldigen, zal dit hun ziel vertroosten.
8 Een achtste tijd is deze: wanneer een Christen veel geloofsoefening heeft, zoals in onze tekst: “Jezus hun geloof ziende, zei tot de geraakte: Zoon, wees welgemoed; uw zonden zijn u vergeven”. Het is een grote dwaling van velen, dat zij meer staan naar de verzekering van een bewust aandeel in de vergeving van zonden, dan naar een levende oefening van het geloof. Maar geloof is het middel, waardoor wij verzekering van de vergeving krijgen. Nu, bij deze en dergelijke gelegenheden, maakt God een ziel bekend, dat haar zonden vergeven zijn.’
Tot zover Gray. Vooral de achtste en laatste gelegenheid die Gray noemt is van groot belang. Zekerheid van het geloof moet nooit een doel in zich worden. De levende beoefening van het geloof is veel belangrijker. In die weg wordt de ene keer meer en de andere keer minder de vreugde, troost en vrede van de vergeving van zonden gesmaakt..
Ik besluit deze bijdrage met de passage waarmee Gray zijn preek over Zoon, wees welgemoed; uw zonden zijn u vergeven. (Mattheüs 9:2b) afsloot:
‘Nu, eer wij eindigen, wil ik u nog deze vraag stellen: wat dunkt u van de Christus? U hebt gisteren gehoord, dat wij gezonden zijn tot hen, die vertreden liggen in hun bloed en dat wij u uitnodigen Hem te omhelzen. O, gezegend is hij, die Christus dierbaar acht, en laat de ganse gemeente zeggen: Amen.
Gezegend is hij, die waardig heeft gegeten en gedronken en laat de ganse gemeente zeggen: Amen.
Gezegend is de persoon, die Christus tot zijn deel heeft en gezegend is hij, die een erfwachter is des hemels en laat al het volk zeggen: Amen.
Nu, de zegen van Hem, Die is Eén in Drie en Drie in Eén, de zegen van God de Vader en de zegen van God de Zoon en de zegen van God de Heilige Geest, de zegen van de strijdende heiligen en onze zegen zij op een iegelijk, die helpt de kroon te zetten en te houden op het hoofd van Christus; en laat de ganse gemeente zeggen: Amen.
Nu, deze God, Vader, Zoon en Heilige Geest, zij toegebracht eer en heerlijkheid van ons en van al Gods kinderen, tot in eeuwigheid. Amen.’