Schrijf me en ik stuur je antwoord. Acht brieven [Epistulae 29 en 132-138] van de kerkvader Augustinus


Van Aurelius Augustinus (354-430) zijn ruim 300 brieven bewaard gebleven. Daarmee is Augustinus’ briefwisseling een van de belangrijkste van de laatantieke cultuur. Deze uitgave van Damon in samenwerking met het Augustijns Instituut bevat acht brieven. Zes ervan zijn van Augustinus, twee brieven heeft hij ontvangen van hoge bestuurders in het Romeinse rijk. De een is een christen en wel Marcellinus en de ander een niet-christen, namelijk Volusianus. Deze stond overigens niet onwelwillend ten opzichte van het christelijk geloof en kende het van heel dichtbij. Zijn moeder was namelijk een christin. Evenals Augustinus was hij opgegroeid in een godsdienstig gemengd gezin.

De brieven zijn verschillend in lengte en sfeer. Maar in alle brieven gaat het om belangrijke onderwerpen van het christelijk geloof en van de samenleving. Met een bevriende bisschop probeert Augustinus het vaak bovenmatige alcoholgebruik van de bevolking bij heiligenfeesten aan banden te leggen. En in brieven aan vertegenwoordigers van het Romeins bestuur in Noord-Afrika zet hij zich later als bisschop in voor reclasseringshulp aan zware misdadigers en ageert hij tegen marteling en doodstraf. De christelijke boodschap van liefde en vergeving vraagt naar de overtuiging van de kerkvader om een stuk mildheid in het straffen. In plaats van mensen de doodstraf op te leggen, moeten zij een straf krijgen waarbij er nog de gelegenheid is zich tot de Heere te bekeren.

In twee langere brieven staat hij uitvoerig stil bij het hoe en waarom van Gods menswording en bij de vraag hoe publieke overheidsdienaren zich moeten hoeden voor corruptie ter wille van hun dienstbaarheid aan rechtvaardige vrede. De brief over Gods menswording is geschreven aan Volusianus. De kerkvader wijst erop dat niet ongeloof maar geloof ons leert ons verstand op de juiste wijze te gebruiken. Hij brengt Volusianus ook onder de aandacht dat zintuigelijke waarnemingen al ondoorgrondelijk zijn, laat staan geestelijke waarnemingen. Het feit dat God mens werd, perkt Zijn aanwezigheid elders niet in. Hij blijft alomtegenwoordig. De menswording van Christus wijst ons op de almacht van God. De grote vraag is of wij bij de vraag of iets mogelijk is of niet, de almacht van God verdisconteren.

De kerkvader wijst ook op de eenheid van het Oude en Nieuwe Testament. Het Nieuwe Testament is op verhulde wijze in het Oude Testament aanwezig en het Oude Testament wordt onthuld. Het gaat erom dat wij God lief hebben boven alles en onze naaste als onszelf. Dat kan alleen door Jezus Christus. Zijn menswording laat de zin en samenhang van de geschiedenis zien. Zijn brief aan Volusianus eindigt met een appel te leven uit het geloof in Christus en Hem godvruchtig te vereren. Wie dat doet mag eenmaal de eeuwige stad van God binnengaan waar geen rampspoed meer is.

In de brief aan Marcellinus vinden we thema’s die wij ook tegenkomen in de Confessiones. Daarnaast vinden we aanzetten tot beschouwingen die de kerkvader breed zou uitwerken in De Civitate Dei. Hij had deze vriend al beloofd een heel werk te gaan schrijven naar aanleiding van vragen die Marcellinus hem had gesteld. Allereerst behandelt Augustinus de vraag waarom de oudtestamentische offers vervangen zijn door het ene offer van Christus. Het antwoord van de kerkvader is dat als tijdsomstandigheden veranderen, iets wat vroeger goed was nu anders moet worden gedaan.

Vervolgens gaat Augustinus in op de relatie tussen de christelijke ethiek en de staatsmoraal. Allereerst wijst de kerkvader erop dat ook in het niet-christelijke Rome ruimte was voor liefde voor de vijand. Naast de innerlijke bereidheid om te vergeven is het op niveau van de staat meer dan nodig met een welwillende strengheid op te treden om mensen in toom te houden.

De belangrijke bedreiging voor een samenleving of staat is het verval van de publieke moraal. Hier is de boodschap van het christelijk geloof heilzaam voor de samenleving. Tegelijkertijd is waar dat de boodschap ons leert dat een burgerschap veel belangrijker is dan dat van de staat en wel het burgerschap van de stad van God. Een aantal grondlijnen van wat de kerkvader breed zal ontvouwen in De Civitate Dei komen hier naar voren. De kerkvader kan positief over de staat spreken, maar haar betekenis blijft beperkt. De staat ordent dit leven, maar een christen is allereerst een pelgrim die mag weten van het eeuwige leven.

Aurelius Augustinus, Schrijf me en ik stuur je antwoord. Acht brieven [Epistulae 29 en 132-138], vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Arie Akkermans † en Hans van Reisen met medewerking van Vincent Hunink (Eindhoven: Damon, 2021), hardcover 128 pp., €15,90 (ISBN 9789463403009)

Plaats een reactie