Kent u daar iets van?

In de prediking wordt ons niet alleen verteld waarom wij Christus nodig hebben en dat wij welkom zijn bij Hem, maar ook wat het betekent tot Hem te komen, Hem te leren kennen en uit Hem te leven. Daarom mag en moet in de prediking ook de roep tot zelfonderzoek klinken. Kennen we de Heere Jezus Christus en vertonen we daarom ook Zijn beeld? Kunnen we met Paulus zeggen dat wij alle dingen schade hebben leren achten om de uitnemendheid van het kennen van Hem. In dit verband denk ik aan twee gebeurtenissen.

Allereerst aan een goede vriend van mijn ouders van wie de vrouw dement werd. Tenslotte moest zij in een verpleeghuis worden opgenomen. Elke dag bezocht hij haar. Het contact werd steeds moeilijker. Nu is het zo dat de kennis van datgene wat het eerst opgeslagen werd in onze hersenen, het langst toegankelijk blijft. Voor hen die zijn opgegroeid in de gereformeerde gezindte denk je dan niet in de laatste plaats aan de berijmde psalmen.

De bewuste vriend van mijn ouders zong dan ook bij een bezoek aan zijn vrouw altijd wel een paar berijmde psalmen. Bij een van die bezoeken zong hij Psalm 25:6 (berijmd); ‘Wie heeft lust de HEER’ te vrezen, ‘t Allerhoogst en eeuwig goed? God zal Zelf zijn leidsman wezen, Leren, hoe hij wand’len moet.’

Nadat hij uitgezongen was, merkte hij naar zijn vrouw op: ‘Daar mag jij toch ook iets van kennen.’ Terwijl zij zelden meer reageerde, antwoordde zij toen: ‘Al vanaf mijn vierde jaar.’ Het allerbelangrijkste is dat wij in dit leven vrede met God krijgen door Jezus Christus. Wat een zegen is het als dit al heel jong het geval was. Zeker is dat als wij weten van de vreugde in God door Christus en het heimwee naar de eeuwige gemeenschap met Hem geen leed dat ooit uit ons geheugen kan wissen.

Ik noem een tweede gebeurtenis. Dan gaat het over ds. Nico de Jong, een zeer markant christelijk gereformeerd predikant van een vorige generatie. Hij kon in zijn preken vragen stellen en daarbij heel gericht naar bepaalde hoorders kijken en ze zelfs aanwijzen. Dan gebeurde het wel dat mensen in de kerk antwoord gaven.

Een van mijn goede vrienden kreeg verkering met een meisje die van christelijk gereformeerde huize was. In de eerste dienst die hij bij deze predikant meemaakte, richtte deze zich, nadat hij verteld had over het wonder van verborgen omgang met God, tot een wat ouder gemeentelid en stelde hij de vraag: ‘Daar kent u toch ook wat van?’ Met luide stem antwoordde het gemeentelid: ‘Gelukkig wel dominee, anders zou ik de ongelukkigste van alle mensen zijn.’

Dominee De Jong zelf wist dat zalig worden niet alleen een wonder is maar ook een wonder blijft. Hij was al meerdere jaren met emeritaat toen hij in een dienst wel heel opmerkelijke vrijmoedigheid kreeg in het uitstallen van Christus. Na de dienst werd daarover in de consistorie een opmerking gemaakt. De strekking was: ‘U staat ook al zo lang in de dienst van uw Koning en u mag weten dat het niet lang meer duurt dat u Hem in heerlijkheid mag zien.’

Daarop heeft De Jong geantwoord dat het toch iets anders lag. Hij vertelde dat hij de week ervoor erg in het donker had gezeten en van zware bestrijdingen last had gehad. In die nood had hij de Heere gesmeekt: ‘Heere, U hebt toch mijn rechterhand gevat, wilt U er dan nog eens in knijpen.’ ‘Ik heb kunnen preken,’ zei De Jong, ‘zoals ik heb gepreekt, omdat de Heere dat gebed onder het preken heeft verhoord. Ik ben er zelf nog heel verwonderd over.’

Zalig worden is genade en blijft genade. Kennen wij daar iets van?

Plaats een reactie