De Reformatie en de eenheid van de Kerk

Oriëntatie

Een van de argumenten dat de Reformatie geen blijvend bestaansrecht heeft, is dat daardoor de eenheid van de Kerk (ik schreef Kerk hier bewust met een hoofdletter) werd verbroken. Iemand als Antoine Bodar, een priester die echt open wil staan voor gesprekken met christenen van de Reformatie, laat nooit na om dit naar voren te brengen.

Helemaal juist is het niet dat pas met de Reformatie de uiterlijke eenheid van de Kerk werd verbroken. Die was namelijk al verbroken toen de wegen van de Kerk van het Westen en die van het Oosten in 1054 definitief uit elkaar gingen, maar dat terzijde. Overigens was dat wel de reden dat de negentiende-eeuwse Schotse theoloog John Duncan betuigde: ‘Ik ben allereerst een christen, vervolgens een katholiek, daarna een calvinist, ten vierde iemand die het standpunt aanhangt dat de doop ook aan kinderen behoort te worden bediend en tenslotte een presbyteriaan. Ik kan deze volgorde niet omkeren.’

Duncan noemt zich allereerst een christen en dan pas katholiek, omdat hij ervan overtuigd is dat God niet alleen in de rooms-katholieke kerk maar ook in de oosters-orthodoxe kerken zijn kinderen heeft. Als gereformeerd christen wist Duncan zich ook een katholiek christen. Binnen Rome was er volgens hem sprake van een mengsel van voedsel met vergif. De hoeveelheid gif was naar zijn overtuiging in het een geval groter dan in het andere. Zo maakte hij duidelijk dat God ook binnen Rome Zijn kinderen had die Hij van voedsel voorzag waarin niet al te veel gif zat. In deze overtuiging stond hij niet alleen. Wilhelmus à Brakel die de paus zonder enige reserve als de antichrist zag, had geen moeite te stellen dat er ook binnen de rooms-katholieke kerk van zijn dagen kinderen van God waren.

De Reformatie was niet uit op een breuk van de Kerk. De diepe wens was dat de gehele katholieke Kerk in haar zichtbare gestalte gehoor zou geven aan de oproep tot Reformatie in het licht van Gods Woord. Dat is namelijk het bewijs dat de Kerk in haar zichtbare gestalte zich echt laat leiden door Gods Geest.

Slechts delen van de katholieke Kerk in het Westen gaven gehoor aan de oproep tot Reformatie. In meerdere gevallen keerde de overheid zich met harde hand tegen deze oproep en stelde zij haar gezag in dienst van de claims van de bisschop van Rome en de bisschoppelijke hiërarchie die aan Rome trouw bleef. Feit blijft dat de schaduw van de Reformatie is dat de uiterlijke eenheid van de Kerk van het Westen verdween en helaas de Kerk van de Reformatie ook uiterlijk niet één bleef.

*

De brief van kardinaal Jacopo Sadoleto (Sadolet) een brief aan de inwoners en het stadbestuur van Genève

In 1539 schreef kardinaal Jacopo Sadoleto (Sadolet) een brief aan de inwoners en het stadbestuur van Genève waarin hij hen opriep zich weer onder het gezag van de paus als plaatsvervanger van Christus op aarde en opvolger van Petrus te plaatsen. Sadolet was in zijn tijd een man die de dialoog zocht. Hij ontkende in zijn brief niet dat er binnen de Kerk tal van misstanden waren en dat zij meerdere onwaardige dienaren had, maar zo betoogde hij, dat mag nooit een reden zijn zich van de Kerk af te scheiden. Dan zondig je tegen de liefde en scheur je het kleed van Christus in stukken.

Heel uitvoerig zet Sadolet aan het begin van zijn brief uiteen van hoe groot belang onze eeuwige gelukzaligheid is en door je van de Kerk af te scheiden, zo stelt hij, zet je je zaligheid op het spel. Men is christen om in de hemel te komen, en Christus helpt op die weg, geholpen door geloof en liefde aan menselijke kant. Wie in deze eeuwenlang beproefde godsverering niet meegaat en de nieuwe leringen volgt, loopt groot gevaar in de komende eeuwigheid. Zo schetst hij een beeld van het laatste oordeel, waarbij een bij de roomse kerk gebleven gelovige zich niet door de misdragingen van de clerus laat afleiden, maar een beroep doet op honorering van zijn betoonde kerkelijke trouw.

Voor Sadolet geldt dat er buiten de Kerk geen zaligheid is en daarbij stelt hij de Kerk gelijk aan hen die leven onder bisschoppelijke hiërarchie geleid door de bisschop van Rome als plaatsvervanger van Christus op aarde. Dat laatste wordt sinds het Tweede Vaticaanse Concilie anders geformuleerd.

*

Het verschil tussen de benadering van Sadolet en Vaticanum II

Sinds Vaticanum II wordt gesteld dat de volheid van de waarheid bij de rooms-katholieke kerk te vinden is, omdat zij zich onder de hoede stelt van de bisschop van Rome als Christus’ plaatsvervanger op aarde (daaraan houdt ook Vaticanum II onverkort vast), maar dat ook buiten de rooms-katholieke kerk delen van de waarheid zijn te vinden.

Allereerst denkt men dan aan kerken die het bisschopsambt hebben en uitgaan van de apostolische successie. Vervolgens komen christelijke gemeenschappen (het woord kerk wil men hier niet gebruiken) die het bisschopsambt niet kennen en vervolgens ook niet-christelijke religies. In feite wordt ieder mens als kind van God gezien en wordt verloren gaan een mogelijkheid aan de rand.

Met het opgeven van de claim dat buiten de rooms-katholieke kerk als instituut geen zaligheid is, is de brug naar andere christenen gelegd. De kloof naar midden-orthodoxe en meer liberale protestanten is met Vaticanum II ongetwijfeld kleiner geworden. Echter, doordat men meent dat er zaligheid is buiten de Kerk als gemeenschap van hen die Jezus als de enige Weg tot God belijden, is de kloof met het klassieke protestantisme feitelijk groter dan kleiner geworden. Het feit dat positief kan worden gewaardeerd dat ballast overboord werd gezet en er het belang van het lezen van de Schrift door leken werd onderstreept, doet niets af aan deze constatering.

Wie de besluiten en documenten van Vaticanum II leest, zal het niet verwonderen dat meerdere theologen die daarin hun aandeel hebben gehad, grote bewondering hadden voor de protestantse theoloog Karl Barth. Ook voor hem is verloren gaan slechts een randmogelijkheid. Terwijl het in de lijn van Vaticanum II ligt om te stellen dat een mens vanuit de schepping ook na de zondeval is aangelegd op Gods genade, ziet Barth heel de schepping in het licht van Gods genade. Het feitelijke resultaat is gelijk.

Voor Sadolet was niet minder dan voor de Reformatoren het toekomende oordeel en de eeuwige rampzaligheid een onbetwiste realiteit. Sadolet zei niet bepaald, zoals de huidige paus doet, dat wij de mogelijkheid moeten openhouden dat de hel leeg blijft. Terwijl de voorstanders van nieuwheden (zo ziet deze kardinaal de aanhangers van de Reformatie), verloren zullen gaan, geldt dat alleen die de Kerk trouw blijven voor Gods gericht kunnen bestaan. Sadolet verwijt de reformatoren in hun kritiek op de Kerk hoogmoed. Zij verheffen zich boven anderen. Het stadsbestuur van Genève achtte zich niet bekwaam om een overtuigend publiek antwoord op deze brief te schrijven en riep daarom de hulp in van Calvijn.

Ondanks het feit dat men hem in 1538 uit Genève had verbannen, was Calvijn bereid het stadsbestuur bij te staan. Het ging hem om het welzijn van Gods kerk en daarboven uit de eer van God. In september1539 was hij klaar met zijn antwoord. Calvijns reactie werd alom geprezen. In januari 1540 besloot de raad van Genève tot een uitgave, en wel zowel in het Latijn als in het Frans.

*

Het antwoord van Calvijn aan Sadolet

Hoe heeft Calvijn geantwoord? Calvijn brengt ook naar voren dat binnen de uiterlijke eenheid van de Kerk van Rome er meerdere theologische stromingen zijn. Die uiterlijke eenheid is dus maar betrekkelijk. Innerlijk was de Kerk al vóór de Reformatie verdeeld. Ik merk op dat dit nu nog meer geldt dan in de zestiende eeuw. Binnen Rome gaan de opvattingen van zeer conservatief naar uiterst vrijzinnig.

De verdeeldheid van de Kerk van de Reformatie is verdrietig, maar het is goed in het oog te houden dat gereformeerden, anglicanen en lutheranen die trouw blijven aan hun confessionele erfenis theologisch en geestelijk dichter bij elkaar staan dan de stromingen binnen de Kerk van Rome. Ik wijs in dit verband ook op Groen van Prinsterer. Hij brengt in zijn geschrift Proeve over de middelen waardoor de waarheid wordt gekend en gestaafd het volgende naar voren: ‘Wicleff, Huss, Luther, Zwinglius, Calvijn, Spener, Whitefield en Wesley predikten dezelfde leer. Volslagen bederf, verzoening in het bloed van Christus, noodzakelijkheid van bekeering en heiligmaking, het nietsbetekenende van eigen geregtigheid; dezelfde leer in al wat zaligheid raakt. Onderling, en met de gelovigen van alle tijden en kerkgenootschappen eensgezind, bouwden zij op het Evangelie en behoorden tot de algemeene christelijke kerk, aan geen tijd, of plaats, of kerkgenootschap verbonden, wier eenheid van geen pauselijk bestuur, maar van Gods Word en Geest afhankelijk, niet materieel, zoo als in de roomsche kerk, maar geestelijk is.’

Sadolets beroep op het algemeen menselijk verlangen naar hemelse zaligheid acht Calvijn beneden peil. God en Christus staan namelijk niet in dienst van een menselijke behoefte, maar omgekeerd is het onze levensbestemming de heiliging van de naam van God hoog te houden. Zeker gaat het om het eeuwig leven. Maar niet omdat dit de vervulling vormt van het menselijk verlangen naar geborgenheid, maar veel ingrijpender omdat dit verwijst naar dat ándere, waar een verdorven mens van zichzelf uit niet op zou komen! 

Dit antwoord is nog altijd hoogst actueel. Bij Rome sluit de genade aan bij de natuur. De Reformatie brengt de boodschap van genade tegen het licht van de totale verdorvenheid van de mens. Dat meerdere protestanten menen dat de kloof tussen Rome en de Reformatie als het gaat om de boodschap van de rechtvaardiging door geloof alleen overbrugd is, komt dit omdat men zelf hier de boodschap van de Reformatie niet meer zonder reserve bijvalt. Zo kan ervan uitgaan dat men ook zonder dat er een geloofsband is aan Christus en steunt op wat Hij heeft gedaan, men onbewust toch deel aan Hem kan hebben. De rechtvaardiging is een collectieve uitspraak die in principe heel de mensheid geldt.

Daarnaast moet ook de invloed van de zienswijze van het zogenaamde nieuwe perspectief op Paulus worden genoemd waarvan Tom Wright één van de bekendste vertegenwoordigers is. Volgens het nieuwe perspectief gaat het bij de boodschap van de rechtvaardiging helemaal niet om de vraag hoe wij God kunnen ontmoeten maar op welke wijze wij onder de nieuwe bedeling bij de gemeente van Christus mogen behoren.

De werken van de wet slaat volgens het nieuwe perspectief niet op de vloek van de wet van de tien geboden waaronder alle mensen liggen, maar op de besnijdenis, de spijswetten en de oudtestamentische feestdagen waaronder de sabbat waaraan de nieuwtestamentische gemeente niet langer is gebonden. Feitelijk verschilt de zienswijze van het nieuwe perspectief niet veel van de scholastieke theologen tegen wie de reformatoren zich keerden, omdat deze scholastieke theologen bij de werk van de wet alleen aan de ceremoniële wetten.

In de gemeenschappelijk verklaring van een groot aantal lutherse kerken en de rooms-katholieke kerk over de rechtvaardiging wordt verzwegen dat de vrijspraak louter is gebaseerd op de toegerekende gerechtigheid van Christus. Dat is juist de essentie van de boodschap van de boodschap van de rechtvaardiging zoals de reformatoren die betuigden. Niet toevallig is dat lutherse kerken die onverkort vasthouden aan de lutherse belijdenisgeschriften deze verklaring dan ook niet hebben ondertekend.

Voor wie het nog altijd echt een vraag is hoe wij op goede gronden zonder vrees God kunnen ontmoeten, is de boodschap van de rechtvaardiging enkel alleen gebaseerd op wat Christus voor ons en buiten ons deed, nog altijd het enige medicijn en een rijke bron van troost in aanvechting. Ik geef daarom nu letterlijk een passage uit Calvijns antwoord aan de Sadolet door:

‘Ten eerste, laten wij de mens aanvangen met de zelfkennis. Niet lichtvaardig of oppervlakkig echter; maar hij moet zijn geweten voor Gods rechterstoel brengen, en wanneer hij dan overtuigd is van zijn zondige toestand, zal hij ook de strengheid bedenken van het vonnis, dat over alle zondaren geveld is.

Zo valt hij, vernietigd en verslagen over zijn ellende, ootmoedig voor God neer, laat alle zelfvertrouwen varen, en spreekt zijn gehele verlorenheid uit. Dan wijzen wij hem op de enige grond van behoud: de barmhartigheid Gods, zoals zij ons in Christus is geopenbaard, want alles, wat tot ons heil dient, is in Hem vervuld.

Omdat dan alle sterfelijke mensen voor God als zondaren veroordeeld liggen, noemen wij Christus onze enige Gerechtigheid; met Zijn gehoorzaamheid heeft Hij onze overtredingen uitgedelgd, door Zijn offerande Gods toorn verzoend, met Zijn bloed onze smetten uitgewist, door Zijn kruis onze vloek opgeheven, door Zijn dood voor ons genoeg gedaan.

Zo voltrekt zich, volgens onze lering, de verzoening des mensen met God; niet door enige verdienste, niet door de waarde onzer werken, doch alleen door vrije genade. Omdat wij echter Christus in het geloof omhelzen en in gemeenschap met Hem treden, noemen wij dat naar de wijze der Schrift: rechtvaardiging door het geloof.

Wat hebt u nu daar tegen, om ons aan te vallen, Sadolet? Misschien dat wij geen ruimte laten aan de werken? Ja, als het gaat om de rechtvaardiging des mensen, laten wij die geen haar breed meetellen. Want overal spreekt de Schrift ervan, dat wij allen verloren zijn; bovendien beschuldigt ook het geweten de mens voldoende. Geen hoop blijft over, dan alleen Gods goedheid, die ons onze zonden vergeeft en ons rechtvaardig verklaart zo leert het de Schrift. Beide noemt zij vruchten van vrije genade. (Rom. 4:7).’

Sadolet had gesteld dat de Kerk niet kon dwalen, omdat zij door de Heilige Geest werd geleid. Calvijn heeft Sadolet verweten dat hij zo Gods Geest losmaakt van Zijn Woord. Ik geef Calvijn letterlijk weer:

‘Alsof mensen die de weg naar God zoeken, op een tweesprong staan en in hun onwetendheid geen duidelijke wegwijzer zien, zo voelt u zich gedwongen hun de vraag voor te leggen of het nuttiger is aan het gezag van de kerk te gehoorzamen of te luisteren naar de ontdekkers van nieuwe leerstellingen, om uw woorden te gebruiken. Als u had geweten – of niet had willen ontveinzen – dat de Geest de kerk verlicht om haar het begrip van het Woord te openbaren, en dat het Woord als de toetssteen van alle leerstellingen moet zijn, zou u dan uw heil hebben gezocht bij zo’n ingewikkelde en vergezochte vraag? Trek uit uw poging dus de lering dat het net zo verkeerd is om over de Geest te spreken zonder het Woord te noemen, nadat het verworpen is, als het Woord zonder de Geest uit te dragen.

Wanneer u nu eens van mij een treffender omschrijving van de kerk dan de uwe durft over te nemen, moet u van nu af aan zeggen dat zij de gemeenschap van alle heiligen is, die, ook al is zij alle eeuwen door over de hele wereld verspreid en verstrooid geweest, toch een eenheid vormt door de ene leer van Christus en door een en dezelfde Geest, doordat zij trouw aan de eenheid des geloofs en de broederlijke eendracht vasthoudt en die in acht neemt. Wij bestrijden dat wij met deze kerk op gespannen voet staan, integendeel, zoals wij haar als een moeder eren, zo willen wij graag in haar schoot blijven.’

De reformatoren wilden niet ook katholiek (zoals in de titel van een boek dat een aantal jaren verscheen is verwoord) zijn, maar zij wisten dat juist zij katholiek waren en dat Rome niet werkelijk katholiek is. Doordat bij eenheid, uiterlijke eenheid voorop staat en dan nog wel onder de hoede van de bisschop van Rome die zonder bijbelse grond als plaatsvervanger van Christus op aarde en opvolger van Petrus wordt gezien, is Rome niet waarlijk katholiek.

Dat kunnen we trouwens ook nog wijzen op het feit dat de claims van de bisschop van Rome pas in de loop der eeuwen zijn gegroeid en in de Vroege Kerk niet zijn te vinden. Laat staan dat zij door de kerkvaders werden gedeeld. Daarop hebben de reformatoren gewezen. Het enige wat je ziet is dat in het westen van het Romeinse rijk de bisschop van Rome een erepositie had.

Ik besluit met een persoonlijke belijdenis van Calvijn uit zijn antwoord aan Sadolet: U, Sadolet, daagt ons als aangeklaagden voor Gods rechterstoel. Ieder van ons zou daar kunnen betuigen: Heere, ik heb niets anders begeerd, dan voor de eer en heerlijkheid van Uw Christus op te komen. Ik heb geen kerksplitsing gewild; maar toen ik Uw vaandel opstak, stuitte ik op hevige tegenstand. Oordeel Gij, Heere, bij wie de schuld ligt. Ik ben zelf uit de duisternis tot het licht van Uw Woord bekeerd. Ik heb niets om mijzelf tegenover U te handhaven. Ik smeek alleen: Reken mij de zonde van mijn vroegere afval van Uw Woord niet toe, waaruit Gij mij door Uw wonderbare goedheid hebt gered!’

Laten wij in zo in de lijn van Calvijn onbeschaamd protestant zijn en uitzien naar de reformatie van de gehele katholieke Kerk zowel dat deel dat nooit gereformeerd werd als dat deel dat wel gereformeerd is maar opnieuw en nog altijd weer gereformeerd moet worden. De volkomen eenheid van de Kerk wordt pas gevonden in het nieuwe Jeruzalem en daarom moet onze bede zijn: ‘Maranatha’.

Plaats een reactie