Geloof en gevoel

Hebben geloof en gevoel met elkaar te maken? Daar wordt heel ver­schillend over gedacht. De één zegt: “Ze hebben niets met elkaar te maken. Je hoeft niets te voelen. Je moet geloven. Het geeft helemaal niets als je niets voelt. Het gaat immers enkel en alleen om geloof.” De ander zegt: “Je moet juist wel wat voelen. Wat is nu geloof zonder gevoel?!” Wat zegt de Bijbel eigenlijk? Het Woord van God is immers onze maatstaf. De enige gezagsbron voor ons geloof en leven.

*

Geloof en gevoel gaan niet altijd samen

Uit de Bijbel blijkt dat er gevoelens zijn die niets met het waar­ach­tige ge­loof te maken hebben. Ik zal een paar voorbeelden geven. De Heere Je­zus vertelde de gelijkenis van de zaaier. Een deel van het zaad viel op steenachtige plaatsen. Het ging terstond op, maar toen de zon opge­gaan was verdorde het, omdat het niet diep genoeg geworteld was. Het zaad dat op de steenachtige plaatsen viel, is een beeld van mensen die het Woord terstond met vreugde aannemen, maar afhaken als verdruk­king of vervolging komt (vgl. Mattheüs 13 vers 5, 6, 20, 21).

Er kan vreugde en blijdschap zijn, terwijl het levende geloof ont­breekt. Ju­das had berouw over zijn verraad van de Heere Jezus Chris­tus. Zijn be­rouw bracht hem echter niet bij het kruis van Christus, maar voerde hem naar de strop. Paulus wijst er in zijn tweede brief aan de gemeen­te van Korinthe op, dat de duivel zich kan veranderen in een engel van het licht (vgl. 2 Korinthe 11 vers 15).

Godsdienstige ervaringen blij­ken geen garantie te zijn voor een waara­chtig geloof. We moeten al onze gevoelens toetsen aan het Woord van God. Onze gevoe­lens kunnen zeer intens zijn en toch in strijd met Gods Woord. Dat gevoelens intens zijn, wil nog niet zeggen dat ze door de Heilige Geest gewerkt zijn. Niet de intensiteit, maar het ka­rakter van de gevoelens is beslissend. Ik hoop in het vervolg aan te tonen dat er geen levend geloof is zon­der ge­voel. De gevoelens die onlosma­kelijk verbonden zijn aan het levende geloof, zijn in overeen­stem­ming met Gods Woord. In het Woord van God worden ze beschreven. Ze worden trouwens ook gewerkt en ver­sterkt door de verkon­di­ging van het Woord.

Er zijn gevoelens die met het levende geloof niets te maken heb­ben. Er zijn zelfs gevoelens waarvan we moeten zeggen dat ze haaks staan op het waarachtige geloof. De Heere roept ons in Zijn Woord op tot geloof in Zijn Zoon. De vraag kan bij ons opkomen: “Zou die oproep ook voor mij bedoeld zijn?” Dat is nu een gevoel dat niet uit God is. Zonder on­der­scheid roept God zondaren op tot geloof in Christus. Het is niet zo dat we eerst aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen. Je kunt met de vraag worstelen: “Heb ik niet te veel zonden, heb ik niet tegen te veel licht gezondigd?” Daarop antwoordt God in Zijn Woord: “Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw, al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol” (Jesaja 1 vers 18).

De genoemde gevoelens komen daaruit voort dat we een mense­lijke voorstelling van God maken. Wij menen dat God is, zoals wij zijn. We kunnen niet begrijpen dat God onvoorwaardelijk zondaren tot Zich no­digt. We gaan ervan uit dat Hij redenen in ons moet vinden. God vindt in ons van nature niets anders dan misdaden en zonden. Hij vindt geen redenen in ons, Hij neemt redenen uit Zichzelf. In Jesaja 56 vers 9 lezen we: “Want gelijk de hemelen hoger zijn dan de aarde, alzo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen, en Mijn gedachten dan ulieder ge­dach­ten.”

 Geloven is steunen op Christus. Wie gelooft, vertrouwt op Gods be­loften die in Christus ja en amen zijn. Dat gaat menigmaal dwars tegen al datgene wat wij om ons heen zien in. Als je om je heen kijkt, lijkt het zo vaak alsof God Zijn beloften niet vervult. Geloven in Christus gaat dwars in tegen al het gevoel dat God ons geen genade wil be­wij­zen, omdat wij Hem niets te bieden hebben. Abraham wordt de vader van alle gelovigen genoemd. Hij geloofde in hem die de goddeloze rechtvaardigt (vgl. Romeinen 4 vers 5). Al gingen de omstandigheden steeds meer op het tegendeel wijzen, Abraham bleef geloven dat God hem een zoon zou geven (vgl. Romeinen 4 vers 20, 21).

Toen de dichter van Psalm 42 geplaagd werd door gevoelens van neerslachtigheid, sprak hij zich­zelf toe: “Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en zijt onrus­tig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven voor de verlossin­gen Zijns aangezichts” (Psalm 42 vers 6). In Psalm 77 lezen we hoe Asaf te kam­pen had met gevoelens van twijfel en ongeloof: “Heeft God verge­ten genadig te zijn? Heeft Hij Zijn barmhartigheden door toorn toege­slo­ten?” (Psalm 77 vers 10). Tegenover deze gevoelens stelt hij de be­lij­denis: “De rech­terhand des Allerhoogsten verandert. Ik zal de daden des HEEREN geden­ken” (Psalm 77 vers 11, 12).

*

Er is geen levend geloof zonder gevoel

 Er zijn gevoelens die niets met het levende geloof te maken heb­ben. Er zijn gevoelens die haaks staan op het levende geloof. Maar er zijn ook gevoelens die onlosmakelijk met het levende geloof verbonden zijn. Het ware geloof gaat niet buiten het gevoel om. Het ware geloof werkt gevoel. Eén van die gevoelens wordt in antwoord 58 van de Hei­delbergse Catechismus genoemd, namelijk het gevoelen van het beginsel van de eeuwige vreugde. Wanneer de Heilige Geest het geloof in ons hart ontsteekt, wordt ons hart verslagen. Het waarachtige ge­loof kan alleen in een door schuldbesef getroffen en verslagen hart wonen. En schuldbesef is iets dat gevoeld wordt. Dat is duidelijk.

Een kind van God is bedroefd over zijn zonden. Dat gaat veel die­per dan last hebben van de zonden. Echt bedroefd zijn over je zonden is alleen mogelijk als je niet alleen weet hebt van Gods heiligheid, maar ook van Zijn barmhartigheid, geopenbaard in de Heere Jezus Chris­tus. De kinderlijke vreze Gods, waarvan de droefheid naar God een on­losmakelijk bestanddeel is, is een vrucht van de verge­ving van zonden. Zonder de zaligmakende genade kun je last hebben van je zonden, met name als je denkt aan het sterven en de ontmoeting met God die daarop volgt, maar dat is niet genoeg. Overtuiging van zonden is nodig. Hoe zullen we tot de Zaligma­ker van zondaren vluchten, als we niet geloven dat we een zondaar zijn?! Zonder de prediking van de wet wordt het Evangelie niet recht bediend. God gebruikt de prediking van de wet om zondaren aan hun schuld te ontdekken.

Maar overtuiging van zonden is nog niet het­zelfde als droefheid over de zonden. Wer­kelijk bedroefd over hun zon­den zijn alleen zij die zien op het Lam Gods, Dat de zonde der we­reld wegneemt. Denk aan de woorden uit Zacha­ria 12 vers 10: “Doch over het huis Davids, en over de inwo­ners van Jeruzalem, zal Ik uitstorten de Geest der genade en der gebe­den; en zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken heb­ben, en zij zul­len over Hem rouwklagen, als met de rouwklage over een enige zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk ker­men, gelijk men bit­terlijk kermt over een eerstgeborene.”

Ik geef in dit verband graag vraag en antwoord 76 door van de Grote Catechismus van Westminster. Vraag: “Wat is bekering ten leven?” Antwoord: “Bekering ten leven is een za­ligmakende genade, gewerkt in het hart van een zondaar door de Geest en het Woord van God, waardoor hij, vanwege het gezicht en het gevoel niet alleen van het gevaar, maar ook van de vuilheid en af­schu­welijk­heid van zijn zonden, en vanuit de bevatting van Gods barm­har­tigheid in Christus voor hen die berouw hebben, over zijn zonden be­droefd is en die haat, zodat hij zich van die alle afkeert naar God toe met de bedoeling en het streven gedurig met Hem in alle wegen van nieuwe gehoorzaamheid te wandelen.”

Als de Heili­ge Geest de liefde Gods in Chris­tus uit­stort in ons hart, wordt ons hart gebroken. Tegelijkertijd wordt het verbroken hart geheeld. Een christen is zowel bedroefd als verheugd. Het levende ge­loof vervult namelijk het hart met blijdschap en vrede (vgl. Romeinen 15 vers 13). God verzegelt al Zijn kinderen met de Heilige Geest. Wan­neer we met Christus mede levendgemaakt wor­den, neemt de Heilige Geest intrek in ons hart. Ben je met de Heilige Geest verzegeld, dan merk je dat. Je hebt vrij­moedigheid in het nade­ren tot God, je ondervindt de kracht van Zijn beloften, je smaakt en proeft dat de Heere goed is. De gave van de Heilige Geest wordt ook wel eersteling en onderpand ge­noemd. Door de inwoning van Gods Geest in ons hart ontvangen we de voorsmaak van de eeuwige heerlijkheid. We gevoelen – om de woorden van de Heidelbergse Catechismus te gebrui­ken – het beginsel van de eeuwige vreugde in ons hart.

Wie stelt dat geloof en gevoel niet met elkaar te maken hebben, heeft dan ook de Bijbel niet aan zijn kant. De Heilige Geest steekt ons hart in brand. Een christen kent gevoelens van verwondering. Hij kan niet begrijpen dat God hem genade heeft willen bewijzen. Een christen weet van gevoelens van blijdschap en vreugde. Hoe sterker het geloof, des te sterker wordt ook het beginsel van de eeuwige vreugde in het hart gevoeld. Dat is een vreugde vermengd met droef­heid naar God. Een christen is bedroefd over zijn zonden en tegelijkertijd ver­blijd dat God om Christus’ wil de tranen van zijn ogen afwist.

Plaats een reactie