In mijn eerste gemeente kwam een keer op zondagavond een catechisante aan de pastorie. De reden van haar komst was dat zij telkens weer grote moeite had met mijn gebed tijdens de kerkdienst. Daar wilde zij met mij over praten. Ik kon zelf onmogelijk bedenken wat het toch wel zijn kon in mijn gebed waaraan dit meisje zich stootte. Ik zei dat ook eerlijk. Zij vertelde mij toen dat zij het er niet mee eens kon zijn dat ik in elke dienst bad om de wederkomst van de Heere Jezus Christus.
Zij zei ook waarom zij het daar niet mee eens was. Zelf kon zij God niet ontmoeten en zij wist zeker dat het met vele gemeenteleden niet anders lag. De gedachte aan Christus’ wederkomst vervulde haar met angst en vrees. Zij moest er niet aan denken dat Hij metterdaad op de wolken des hemels zou verschijnen. Ze hoopte dat Hij op zijn minst nog enige tijd zou wegblijven. Haar verwijt naar mij was dat ik met het gebed of Christus spoedig wilde wederkomen alleen dacht aan hen die daarop voorbereid zijn, en geen oog had voor de vele anderen bij wie dat niet het geval is.
U zult zich afvragen wat ik hierop geantwoord heb. Ik heb het bewuste meisje erop gewezen dat Christus Zijn kerk bevolen heeft te bidden “Uw koninkrijk kome” en dat ik Hem gehoorzaam moet zijn. Dat was wel het eerste, maar niet het enige wat ik naar voren heb gebracht. Ik heb gezegd dat de bede om de wederkomst van Christus het verlangen niet uitsluit dat er voorafgaande aan Zijn wederkomst door Woord en Geest mensen worden toegebracht. Integendeel, het één is onlosmakelijk met het ander verbonden.
Een kind van God zal zowel uitzien naar de wederkomst van Christus als naar een opwekking in de kerk en de bekering van zondaren. Wij weten dat er aan Gods macht geen grenzen zijn. Hij kan in een ogenblik tijd talloze mensen tot inkeer brengen. De wetenschap dat er nog zovelen zijn die niet in Christus geborgen zijn, mag nooit afbreuk doen aan het uitzien naar de wederkomst van Christus.
De catechisante die bij mij aan de pastorie kwam, was, naar zij zelf zei, niet voorbereid op de wederkomst van Christus. Daar lag de kern van het probleem. Niet in mijn gebed, maar in haar houding tegenover God. Ik heb dat haar ook eerlijk gezegd. Elke keer als het Woord verkondigd word, worden al degenen die het Woord horen genodigd tot Christus te komen. Ik heb gevraagd waarom zij daar tot dusver geen gehoor aan had gegeven. Het kwam eruit dat de wereld nog zo trok. Zij voelde wel dat zij tot God bekeerd moest worden, maar hinkte nog op twee gedachten.
Ik weet niet hoe het met u staat. Denkt u weleens aan de wederkomst van Christus? Of zet u de wetenschap dat dit eenmaal zal gebeuren zover mogelijk van u af? Wat nog erger is: komt deze gedachte zelfs nooit bij u op, omdat u helemaal door dit leven in beslag wordt genomen? De wederkomst van Christus is de kern van de christelijk hoop. In het laatste Bijbelhoofdstuk komen we de bede tegen: “Kom, Heere Jezus.” Als deze bede niet het verlangen van ons hart vertolkt, heeft dat een oorzaak. De meest voorkomende oorzaak is dat we zo druk zijn met wat deze wereld biedt, dat we er niet aan toekomen het koninkrijk van God te zoeken. Het verschil tussen veel hedendaagse christenen en de kerk uit de tijd der apostelen komt wellicht nergens zo duidelijk tot uiting als hierin. De eerste christenen smeekten om Christus’ wederkomst. Voor een groot deel van de christenheid van deze dagen mag Hij nog best even wegblijven.
Alleen als we ons hier op aarde gasten en vreemdelingen voelen, zal het uitzien naar de wederkomst van Christus bij ons leven. Een moeder vertelde haar dochtertje van vier jaar over de eeuwige heerlijkheid. het meisje werd daar zo door getroffen dat ze zei: “Mama, ik wil nu al naar het nieuwe Jeruzalem.” Haar moeder antwoordde daarop: “Ja, maar meisje dat kan niet we moeten wachten tot Hij komt.”
Nu was dat meisje al eens met haar ouders op vakantie geweest. Daarom zei ze: “Mama, laten we dan vast alle koffers pakken. Dan kunnen we direct mee, als de Heere Jezus komt.” Het meisje had het niet helemaal begrepen wat haar moeder zei, of moeten we niet zeggen dat ze het juist heel goed begrepen had. Christus zegt ons in Zijn Woord: “En hetgeen Ik u zeg dat zeg ik allen: Waakt.” Elke keer als de gemeente van God samenkomt om het Woord te horen, wordt niet alleen gebeden om Zijn wederkomst, maar wordt ook verkondigd: “Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten.” Als u de bede “Kom, Heere Jezus” niet kunt meebidden, neemt dan én Zijn waarschuwing én uitnodiging ter harte.