Luther over het geloof

In zijn voorrede op de brief aan de Romeinen in zijn Bijbelvertaling heeft Luther over de inhoud en betekenis van het geloof geschreven. Omdat mensen zien dat er geloof kan zijn zonder levensvernieuwing, ontstaat de mening dat geloof niet genoeg is tot zaligheid. Van een geloof dat men in eigen kracht uitoefent, geldt inderdaad dat het de mens laat zoals hij is. Dat geloof is echter niet meer dan een denkbeeld in het hoofd. Het is louter een zaak van verstand. Het ware geloof daarentegen is een werk van God in ons. Het is een vast gegrond vertrouwen op Gods genade in Christus. Zo’n geloof gaat altijd samen met levensvernieuwing. Er is geen levend geloof zonder vruchten.

Dit getuigenis van Luther over wat geloven is , dienen ook wij nu nog ter harte te nemen. Wat verdrietig is het als geloof puur een zaak is van verstand en beschouwing. Een levend geloof is een zaak van het hart. Wie weet van Gods genade is ootmoedig maar ook vrolijk. Goede werken zijn geen grond maar wel de vrucht van het ontvangen van de zaligheid en een boom wordt aan zijn vruchten gekend. Dan geef ik nu Luther het woord:

“Geloof is dus niet datgene wat sommige mensen in hun eigen ijdele waan en droom voor geloof houden. Zij horen en spreken wel veel over het geloof, maar als zij zien dat het geloof geen verbetering en goede werken voortbrengt, dan vervallen zij tot deze dwaling, dat zij zeggen: ‘Het geloof alleen is niet genoeg, je moet ook goede werken doen om rechtvaardig en zalig te worden.’ Als zij het Evangelie horen, dan menen zij dat zij door eigen kracht zelf in hun hart een gedachte moeten scheppen die spreekt: ‘Ik geloof!’ Dat houden zij dan voor het ware geloof. Het is echter maar een verzinsel en een denkbeeld in hun hoofd, waarvan zij in de grond van hun hart nooit iets ondervinden. Dit soort geloof doet niets, het werkt ook geen betering en bekering.
 
Het geloof echter is een Goddelijk werk ín ons dat ons vernieuwt en wederbaart uit God, dat de oude Adam doodt en ons tot geheel nieuwe mensen maakt van hart, gemoed, zin en al onze vermogens – ook de Heilige Geest met zich brengt. O, het geloof is een levende, werkzame, ijverige en machtige zaak, zodat het zeker onophoudelijk goed zal doen. Het vraagt er niet naar of er goede werken te doen zijn, maar voordat deze gevraagd worden, heeft het geloof ze al gedaan. Het is hierin ook altijd bezig. Wie echter deze werken niet doet, die is een mens zonder geloof, die om zich heen tast en grijpt naar geloof en goede werken, en echter niet verstaat wat geloof en goede werken zijn, maar er alleen veel over weet te praten en te zeggen.
 
Het geloof is een levend en vast gegrond vertrouwen op Gods genade in Christus, zo zeker dat het duizend keer daarvoor zou willen sterven. Dit vertrouwen en deze kennis van Gods genade maken ons ook vrolijk, vrijmoedig en vol liefde tot God en alle schepselen. Dit alles werkt de Heilige Geest door het geloof. Daarom zou ik maar oppassen voor je eigen valse gedachten en voor die nutteloze praters die veel weten te vertellen over geloof en goede werken, maar ondertussen grote dwazen zijn. Bid God dat Hij het geloof in je werkt, anders zul je het in eeuwigheid niet ontvangen, ook al verzin je en doe je zoveel als je maar wilt of kunt.”

[Deutsche Bibel, Vorrede Auf die Epistel S. Pauli an die Römer, 1522/46, WADB 7, 9, 30 – 11, 27]

Plaats een reactie