Exegese en Bijbelse theologie staat minder los van het culturele klimaat waarin men verkeert dan menig Bijbelwetenschapper haar wil hebben. Dat betekent niet dat de Bijbel geen vaste boodschap en betekenis heeft. Integendeel, hoe meer men eigen uitgangspunten en uitgangssituatie bewust onderkent, des te meer zal men in staat zijn die vaste betekenis recht te doen. In het huidige theologische klimaat valt alle nadruk op participatie met Christus. Dat geldt zowel de systematische theologie als de exegese. Als er al ruimte wordt gezien voor plaatsvervanging van de zondaar door Christus pleegt men van inclusieve plaatsvervanging te spreken.
Dat zien wij bijvoorbeeld bij de Duitse nieuwtestamenticus O. Hofius. Volgens Hofius gaat het in het kruis van Christus niet om genoegdoening of wegname van Gods toorn. Door de dood van Christus Die Zich met ons heeft geïdentificeerd, krijgen wij contact met God. Door de dood van Christus heen wordt de zondaar bevrijd van de macht van de zonde en mag hij vanuit de gemeenschap met God leven. Hofius beroept zich hierbij op de zienswijze van Helmut Gese op de betekenis van het oudtestamentisch offerritueel.
Simon Gathercole schreef al een tiental jaren geleden een studie waar hij de genoemde zienswijze als ontoereikend bekritiseert en een pleidooi voert voor het onderkennen van de notie van plaatsvervanging in de brieven van Paulus. Immers voor Paulus is de zonde niet alleen macht, maar vormen de zonden ook een schuld. In dit verband wijst Gathercole erop dat Paulus over zonde niet alleen in het enkelvoud maar ook in het meervoud kan spreken. Niet in de laatste plaats komt dan 1 Kor. 15:3 aan de orde. In Zijn dood deed Christus iets wat wij niet deden en nooit zullen doen. Door Zijn plaatsvervangend sterven ontgaan degenen die Hem toebehoren het eeuwig verderf. Uitgebreid stelt Gathercole de zinspelingen naar Jes. 53 in de brieven van Paulus aan de orde.
Gathercole wijst erop dat het sterven voor of in plaats van anderen ook in de klassieke Griekse literatuur voorkomt. Evenals bij Paulus wordt dan het voorzetsel huper gebruikt. De Griekse literatuur geeft voorbeelden van mensen die voor anderen sterven vanwege een liefdes- of familieband. Dit werpt licht op de uitspraak van Paulus in Rom. 5:7 dat mogelijk iemand voor een goede zal sterven. Het grote wonder van het sterven van Christus is dat Hij voor goddelozen stierf. Gathercole meent dat in onderscheid met 1 Kor. 15 in Rom. 5 daarom Jes. 53 niet als achtergrond van het plaatsvervangende sterven van Christus moet worden meegenomen. Dat lijkt mij zeer onwaarschijnlijk. De ene achtergrond sluit de andere niet uit.
Gathercole schreef een beknopt werkje. Hier en daar naar mijn gevoelen te beknopt. Al vanuit het oudtestamentische offerritueel kan worden aangetoond dat het offer ook met het plaatsvervangend wegnemen van Gods toorn heeft te maken. Gathercole geeft terecht aan dat degenen voor wie Christus stierf, het eeuwig verderf zullen ontgaan. Hij had ook vanuit de brieven van Paulus de notie dat Gods toorn plaatsvervangend wordt weggedragen breder aan de orde kunnen stellen. Ik denk dan aan 1 Thes. 1:10 en aan Rom. 1:18.
Die laatste tekst moet dan worden verbonden met Rom. 3:21v. en met Rom. 5:6v. In Rom. 5:9 wordt evenals in Rom 1:18 weer heel expliciet over Gods toorn gesproken. Al is de studie van Gathercole beknopt, belangwekkend is hij wel. Zeker in een tijd waarin bij het spreken over de verzoening en het kruis de plaatsvervanging meer dan eens geheel onbenoemd blijft. Zelf hoop ik dat de auteur nog eens een bredere uiteenzetting geeft van Paulus’ theologie waarin hij de in dit boekje genoemde zaak breder ontvouwt.
Simon Gathercole, Defending Substitution: An Essay on Atonement in Paul (Baker Academic: Grand Rapids, 2015), 128 p., $19,99 (ISBN 9780801049774).