Bij uitgeverij Gebr. Koster verscheen een uitgave waarin veertig verhalen zijn gebundeld die dhr. A. Bel eerder publiceerde in De Saambinder, Oude Paden en Om Sions Wil. Er wordt iets weergegeven uit het leven van Gods kinderen uit vroeger jaren en in een ander verhaal gaat het om een stukje kerkgeschiedenis of om een bijzonder voorval. De bundel opent met een verhaal over Kaatje van der Wekken (1813-1885). De titel is ook aan dit verhaal ontleend.
Toen zij pas op de weg des levens was, dacht ze dat ze niet meer zoveel last zou hebben van de zonde. Nu was ze er, en ze zou spoedig naar de hemel gaan. Ze kende immers Christus Die haar plaats had ingenomen en steunde op Zijn gerechtigheid. Ze bezocht in die tijd een oude christin. Ze stortte haar hart voor haar uit. ‘Meisjelief’, zei die vrouw, ‘denk nu niet dat je de strijd te boven bent, nu begint de strijd pas goed. Welkom in het strijdperk.’ Kaatje begreep de woorden van die vrouw niet, en ze geloofde ze ook niet. Maar later heeft ze er vaak aan moeten denken, toen wist ze het bij ondervinding: ja, de reis loopt door de woestijn naar Kanaän.
Het hoofdstuk ‘Zaait aan alle wateren’ is gebaseerd op een bijdrage van prof. P.J.M. de Bruin die in het jaarboekje van 1896 van de Christelijke Gereformeerde Kerken over de zus van zijn opa schreef. Haar man was tuinbaas op een groot landgoed en ze woonden in een klein huisje naast het herenhuis dat bij het landgoed behoorde.
Eens verrichtten twee jonge mannen schilderwerkzaamheden aan het herenhuis. De tuinbaasvrouw zag vanuit haar huisje dat de mannen begonnen te eten zonder te bidden. ‘De volgende dag liep zij rond twaalf uur naar de schilders en zei: Ik zag gisteren dat jullie bij het eten niets te drinken hadden. Ga maar met mij mee dan krijgen jullie koffie.’ Dat deden de schilders maar al te graag. Nadat zij koffie had in geschonken ging de vrouw in gebed en smeekte zij of de Heere deze mannen wilde bekeren. Terwijl de mannen hun brood opaten, vertelde ze over het geluk dat te vinden is in het dienen van de Heere.
De volgende dag werden de mannen weer uitgenodigd. Zij aarzelden. Het bidden en spreken van de vrouw stelden zij niet op prijs, maar de koffie won het. Zolang de mannen aan het werk waren, gingen zij naar de tuinbaasvrouw tussen de middag voor koffie en dan werd er voor hen gebeden en hoorden zij vertellen over God en Zijn dienst. Een aantal jaren later kwamen er twee jonge mannen naar het huisje van de tuinbaas. Daar binnengekomen, vertelden zij dat zij smekelingen waren geworden aan de troon van Gods genade.
Geestig is de bijdrage over ds. Johannes Drost die in 1853 predikant werd van de hervormde gemeente van Hellevoetsluis. In de ring van predikanten op Voorne-Putten was hij de enige predikant die het Evangelie van Gods genade verkondigde. Toen ds. Drost na het herstel van een ziekte voor het eerst de ringvergadering bezocht, bleek dat in de vorige vergadering het voorstel was gedaan om de volgende vergadering te stemmen of men hem nog als broeder kon beschouwen. Zijn scherpe veroordeling van een vrijzinnige collega werd namelijk als onbroederlijk beschouwd. Ds. Drost reageerde toen op een niet gedachte en niet voorziene wijze. Hij zei: ‘Als u daarmee bedoelt dat u mij niet langer wilt erkennen als predikant, nee, dan kan ik niet vóór stemmen. Maar als u het woord broeder opvat in hogere zin, namelijk broeder in Christus door één geloof en door één Geest verbonden aan het hoofd der gemeente, dan stem ik volledig in met het voorstel.’
Meerdere anekdotes uit het leven van de gereformeerde predikant ds. J.D. van der Velden (1859-1947) worden door Bel weergegeven. Deze predikant heeft ondanks het feit dat hij zich geestelijk in de Gereformeerde Kerken steeds minder thuis voelde, dit kerkverband toch niet de rug toegekeerd. Vermeldenswaard is dat de moeder van ds. F. Mallan, die jarenlang het gezicht bepaalde van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, op zeventienjarige leeftijd onder de prediking van ds. Van der Velden tot bekering kwam.
Van der Velden bezocht een arme vrouw. Zij vertelde hem dat haar een grote erfenis wachtte. Dat zou niet gebeuren als een vermogend familielid overleed, maar als zijzelf overleed. Dan zou zij een erfdeel onder al de geheiligden ontvangen.
In Door de woestijn naar Kanaän worden voorvallen verhaald uit het leven van hervormden en afgescheidenen, van gereformeerden, christelijk gereformeerd en ledeboerianen. Dat maakt het lezen van dit boekje aantrekkelijk. Zo wordt ook duidelijk dat het werk van God in het leven van mensen zich niet beperkt tot één kerkelijke kring of richting. Wel zie je bij variëteit in geestelijk leven een eenheid van geloof. Zondaren worden door God opgezocht en leren roemen in genade en gaan leven uit genade.
Zelf lees ik boekjes als deze graag als ik wat moe ben en een stevige theologische verhandeling mij dan te veel inspanning vraagt. Dat is vaak op zondagavond het geval. In de vorm van verhalen word ik dan gesticht. Ik wens die stichting ook anderen toe. Daarom: neem en lees.
A. Bel, Door de woestijn naar Kanaän. Verhalen uit vroeger jaren (Barneveld: Gebr. Koster, 2024), hardcover 155 pp., €15,90 (ISBN: 9789463702768)