Bijbelse principes voor Bijbeluitleg

We horen nu veel over hermeneutiek. Meer dan eens wordt met een beroep op hermeneutische inzichten de boodschap van een Schriftgedeelte waarop door middel van Schriftuitleg of exegese zicht is gekregen, gerelativeerd. Tot aan Friedrich Schleiermacher (1768-1834) werd onder hermeneutiek de regels voor uitleg verstaan. Vanwege het bijzondere karakter van de Schrift als het Woord van God gold daar de hermeneutica sacra.

Schleiermacher stelde dat wij de Bijbel als elk ander boek moeten lezen. Hij maakt een verschil tussen verklaren (dat doe je door de regels voor de exegese te volgen) en begrijpen. Bij het laatste gaat het om de relevantie van wat een schrijver gesteld heeft voor nu en dan kan het zijn dat wij de schrijver beter begrijpen dan hij zichzelf begreep. Na Schleiermacher zijn de ontwikkelingen verder gegaan, maar in zijn lijn bij hermeneutiek wordt niet alleen, en zelfs niet allereerst, aan regels voor de uitleg gedacht maar aan bezinning op uitleggen zelf.

Nu hoeft de laatste benadering niet bezwaarlijk te zijn als wij er maar aan vasthouden dat de Bijbel de stem is van de levende God die de uiteindelijke bron en norm is van alle ware kennis over God en wat Hij van ons vraagt. En dat is bij de zogenaamde hermeneutiek niet het geval. Ik kan het ook anders formuleren. Ook achter de klassieke hermeneutica sacra liggen uitgangspunten over wat nu Schriftuitleg is en in welk kader deze uitleg staat. Echter, omdat zij door allen werden gedeeld werd niet over deze uitgangspunten gereflecteerd.

De hermeneutica sacra gaat ervan uit dat achter de vele menselijke auteurs van de Bijbelboeken de Heilige Geest staat als de ene goddelijke Auteur. Daarom is de Bijbel een eenheid en bevat de Bijbel geen werkelijke tegenstellingen of vergissingen.

Iemand die voluit in deze lijn ging was de gereformeerde hoogleraar dr. S. Greydanus (1871-1948). Greijdanus was hoogleraar aan de (toen nog) Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Kerken in Nederland, gevestigd in Kampen. Hij ging mee met de zogenaamde Vrijmaking en werd ondanks zijn hoge leeftijd nog enig tijd hoogleraar aan de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt die ook in Kampen (later TUK; nu TUU) werd gevestigd. Twee jaar vóór zijn dood schreef hij Schriftbeginselen ter Schriftverklaring. In 19 punten formuleert hij daarin principes voor de uitleg van de Schrift.

Het is een goede zaak dat ds. Pieter Helmus, predikant binnen de Gereformeerde Kerken Nederland (een klein kerkverband dat ontstond uit verontrusting over verschuivingen in de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt) een samenvatting van het genoemde boek geeft die bewust gericht is op de 21e-eeuwse Bijbellezer. In noten verduidelijkt hij af en toe zaken uit het oorspronkelijke boek voor de context van onze tijd.

Wie deze samenvatting van Schriftbeginselen ter Schriftverklaring leest, bemerkt dat voor Greijdanus het gezag en de inhoud van de Schrift op geen enkele wijze ter discussie stond. Met de titel van zijn werk maakte hij al duidelijk dat beginselen voor de uitleg van de Schrift aan de Schrift zelf ontleend moeten worden. De Schrift kan in principe haar eigen uitlegster zijn. Daarom kan ieder mens die biddend de Schrift leest, daarin de weg van behoud vinden.

Greijdanus brengt naar voren dat voor werkelijk begrijpen van de Schrift meer nodig is dan filologische kennis. Er moet een geestelijke verwantschap met de inhoud van de Bijbel zijn. Het gaat erom dat de Bijbel wordt gelezen om God te leren kennen en te weten wat Hij van ons vraagt.

Het middelpunt van de Bijbel is Christus, zo stelt Greijdanus terecht. God heeft ons de Schrift gegeven om ons Hem en Zijn Christus erdoor te doen kennen, de mens te beschrijven naar zijn innerlijke bestaan en wezenlijke doel. Om de zonde in haar oorsprong, omvang en gevolg aan ons te laten zien. De Schrift toont ons Gods grootheid, majesteit en heiligheid tegenover de ongerechtigheid van de mens. De Schrift laat ons ook Gods werk zien tot verlossing en zaligheid van een schuldige mensheid. Wie, zo schrijft Greijdanus, niet met dit doel van de Schrift rekent kan haar niet verstaan.

Bij Schriftuitleg is de Bijbeltekst in de brontalen het uitgangspunt. Men moet kennis krijgen van de gebruikte Hebreeuwse en Griekse woorden. Niet onbelangrijk is als Greijdanus stelt dat bij het vaststellen van de betekenis van de Griekse woorden van het Nieuwe Testament ook de contemporaine buiten-bijbelse Griekse literatuur moet worden betrokken maar dat wij allereerst oog moeten hebben voor de taalvormende betekenis van de oudtestamentische Godsopenbaring. Dan doelt hij uiteraard op de Septuaginta al noemt hij die niet uitdrukkelijk.

Wezenlijk is dat wij niet blijven staan bij de bedoeling van de menselijke auteurs van de Bijbelboeken maar doorstoten naar die van de goddelijke Auteur. Bij het verstaan van de Schrift moeten we ook recht doen aan de voortgang van de openbaring.

De Schrift, zo brengt Greijdanus naar voren, bevat wel geen uitgewerkte Schriftleer, maar zoals de Schrift spreekt over de drie-eenheid, over de menswording van de Middelaar, over verzoening door voldoening spreekt zij ook over haar eigen gezag en oorsprong. Daarom begint bijna elke dwaling met een aanval op de belijdenis van de kerk van haar Schriftgeloof.

Greijdanus is ervan overtuigd dat de Schrift een vaste en objectieve betekenis heeft. De betekenis wordt niet door de lezer bepaald. Tegelijkertijd is hij zich bewust van de menselijke beperktheid. Een Bijbeluitlegger moet zich steeds bewust zijn van eigen houding, persoonlijkheid enz. Zij kunnen zijn zicht op de Bijbelse boodschap vertroebelen.

Als het gaat om de betekenis van oudtestamentische gebeurtenissen, hebben die naar Greijdanus’ overtuiging altijd de bedoeling ons Christus voor te stellen. We mogen daarom zoeken naar de geestelijke betekenis van gebeurtenissen. Greijdanus gebruikt hier dan het woord ‘vergeestelijken’. Het zal duidelijk zijn dat hij vanuit zijn omschrijving daarvan vergeestelijken als een opdracht ziet bij de uitleg van geschiedenissen. Hij waarschuwt wel tegen over-vergeestelijken. Zelf merk ik op dat de scheidslijn niet altijd gemakkelijk is te trekken en dat wij moeten oppassen de lijn precies daar te trekken waar wij hem het liefst zelf trekken.

Ik kan de opmerking van Greijdanus over het belang van een rijke en grote Schriftkennis niet genoeg onderstrepen. Rijke Schriftkennis gepaard met nuchterheid, godsvrucht en gebed zijn vereisten om de Schrift goed uit te leggen. Lezing van de samenvatting die ds. Helmus maakte van Bijbelse principes voor Bijbeluitleg beveel ik iedereen aan. Gezien de omvang is dit boekje handzaam. Aan het volstrekte gezag van de Schrift wordt rechtgedaan, maar ook aan het doel waartoe de Schrift is gegeven. Dan komt naar voren dat elke Bijbellezer wedergeboorte en verlichting door de Heilige Geest nodig heeft.

Ds. Pieter Helmus, Bijbelse principes voor Bijbeluitleg. Een samenvatting van ‘Schriftbeginselen ter Schriftverklaring’ door dr. S. Greijdanus, voor de 21e-eeuwse Bijbellezer (Ermelo: Stichting gereformeerd maandblad, 2023), paperback 89 pp., €9,- (ISBN: 978-90-832247-7-0)

Plaats een reactie