Luther over een zwak geloof

En er was een koninklijke [hoveling], wiens zoon ziek lag in Kapérnaüm. (Johannes 4:47a)

Zo’n geloof als dat van deze hoveling is eerst zwak: hij blijft niet thuis, wacht niet, maar gaat en meent, de Heere moet met hem naar zijn huis komen. Zoveel geloof had hij: wanneer de Heere met hem meeging en persoonlijk tegenwoordig zou zijn, dan zou Hij zijn zoon gezond kunnen maken – als hij echter niet mee zou komen, dan zou Hij het niet kunnen.

Dat is een geloof, dat we half en half noemen – en tóch is het geloof. Dat dan alle valse christenen zo’n geloof hadden en die spotters zó zouden beginnen te geloven als deze hoveling! Er is iets in hem van een waar geloof. Als het maar spotten zou zijn geweest en hij had alleen een gedachte of mening over het geloof, dan was hij thuisgebleven. Echter het is grote ernst bij deze hoveling, zodat hij te voet gaat of zijn paard bestijgt. Hoe dan ook, hij gaat naar Christus en denkt, als ik Hem vind, dan is mijn zoon gered – als hij dit niet had gedacht dan had hij de moeite niet genomen. 

Laat dan deze koninklijke hoveling uw meester en leraar zijn! Want zó denkt hij: ‘Als ik deze Man, Die zulke grote dingen aan mij zou kunnen geven, zou vinden, dan zou er hoop zijn dat ik uit alle nood verlost zal worden.’ Zo’n begin – ik wil van mijzelf spreken – is een uitermate belangrijke zaak: wanneer een mens in zijn nood naar deze Man kan gaan om hulp en raad te vragen, én als Hij iets zegt dat hem troost, neemt hij het aan als uit Gods mond. Dat is een groot geloof en niet te verachten, en God wil ook niet dat het veracht wordt. Want omwille van dit geloof heeft Hij de prediking en de sacramenten ingesteld, zodat de ene mens de andere de hand reikt en hem daarmee hoorbaar en zichtbaar kan vertroosten.

Zo’n geloof noemen wij een kindergeloof. En toch ben ik niet zo sterk en flink, dat ik alleen op mijzelf kan vertrouwen in aanvechtingen, zodat ik de duivel de deur kan wijzen en deze [zojuist genoemde] troost wel zou kunnen missen. Daarom, deze fase van geloof, die deze hoveling heeft, veracht ik niet! Zou er zo’n mens bij mij in huis wonen, dan zou er geen nood zijn.

Doe als deze hoveling: bent u in gevaar vanwege uw geweten of andere noden, neem tóch zoveel geloof als u hebt, hoe zwak het ook mag zijn – ga om raad naar uw predikant of naar uw buurman die Gods Woord heeft, en geloof zoals deze hoveling: kon ik hem slechts vinden en geloven wat hij zegt! Zó eenvoudig begint het geloof, en toch is dit geloof iets zeldzaams.

Plaats een reactie