Want er zijn twee kwade uitersten waartegen we op onze hoede moeten zijn. Ten eerste: het is duidelijk dat we, wanneer we tot onze Heere Jezus Christus komen, niet moeten denken dat er enige waardigheid in ons is waarom Hij ons deelgenoot zou moeten maken van Zijn weldaden (Matth. 8:8). En hoe kan deze toestand worden gecorrigeerd? Alleen door geleid te worden tot en dankzij Gods genadige verkiezing. De reden waarom mensen zo veel veronderstellen op basis van hun eigen vrije wil, en de grond waarop ze zich een beeld hebben gevormd van hun eigen verdiensten en waardigheid, is dat ze niet weten dat ze in geen enkel ander opzicht niets betekenen, dan dat God ze uit Zijn eigen zuivere goedheid en genade heeft aanvaard, omdat Hij ze al in Zijn eigen eeuwige Raad had uitverkoren.
Daarom kunnen we op geen enkele manier het begin van onze verlossing aan God toeschrijven, tenzij we belijden wat ons hier wordt getoond, namelijk dat we volkomen verdoemd en vervloekt waren op het moment dat Hij ons aannam en dat de oorsprong van Zijn aannemen van ons is, dat Hij ons vooraf had voorbestemd, zelfs vóór de schepping van de wereld. Houd daar rekening mee als eerste punt dat ik noem.
Het tweede kwade uiterste waartegen we ons goed moeten wapenen, is speculatie. Veel fantasievolle mensen zeggen: Ho! ‘Wat mij betreft, ik zal nooit weten of God mij heeft uitverkoren en daarom moet ik verworpen blijven.’ Ja, maar dat is omdat we niet tot Jezus Christus willen komen. Hoe weten we dat God ons vóór de schepping van de wereld heeft uitverkoren? Door in Jezus Christus te geloven.
Ik heb eerder gezegd dat het geloof voortkomt uit de verkiezing en de vrucht ervan is, wat aantoont dat de wortel van het geloof verborgen is. Iedereen die gelooft, is er zeker van dat God in hem heeft gewerkt, en het geloof is als het ware de kopie die God ons geeft van het origineel van onze aanneming. God heeft Zijn eeuwige Raad, en Hij bewaart altijd voor Zichzelf het belangrijkste en originele verslag waarvan Hij ons met het geloof een kopie geeft.
Ik spreek hier op de manier van mensen, want we weten dat God noch papier noch perkament gebruikt om onze namen op te schrijven, en ik heb al gezegd dat, om het goed te zeggen, het register waarin we zijn ingeschreven onze Heere Jezus Christus Zelf is. Niettemin houdt God de kennis van onze uitverkiezing voor Zichzelf. Maar toch geeft hij ons er voldoende authentieke kopieën of akten van, doordat hij door Zijn Heilige Geest in ons hart prent dat wij Zijn kinderen zijn.
U ziet dus dat het geloof dat wij in onze Heere Jezus Christus hebben voldoende is om ons van onze verkiezing te verzekeren, en daarom: wat vragen wij nog meer? Ik vertelde u dat Jezus Christus de spiegel is waarin God ons aanschouwt als Hij ons wil aannemen. Op dezelfde manier is Christus van onze kant de spiegel waarop we onze ogen moeten richten en als we tot de kennis van onze verkiezing willen komen. Want wie in Jezus Christus gelooft, is Gods kind en dus Zijn erfgenaam, zoals ik al eerder heb verklaard (Joh. 1:12, 1 Joh. 5:1).
Hieruit volgt dat als we geloof hebben, we ook aangenomen worden. Want waarom geeft God ons geloof? Dat doet Hij omdat hij ons vóór de schepping van de wereld heeft gekozen. Dit is daarom een onfeilbaar bevel, omdat voor zover de gelovigen Gods genade ontvangen en Zijn barmhartigheid omarmen, Jezus Christus als hun Hoofd hebben en op deze wijze verlossing verkrijgen en zeker weten dat God hen heeft aangenomen.
Het is waar dat verkiezing op zichzelf geheim is. Het is een zo diepgaand en verborgen doeleinde dat we ons er alleen maar over kunnen verwonderen. Maar ondanks dit laat God het ons zien voor zover het nodig is voor ons welzijn en onze zaligheid. En Hij doet dat wanneer Hij ons verlicht met het geloof van het evangelie. Zo ziet u waarom Paulus, nadat hij over Gods eeuwige uitverkiezing had gesproken, Jezus Christus naar voren brengt als de Partij tot Wie wij onze toevlucht moeten nemen om er zeker van te zijn dat God ons liefheeft en ons erkent als Zijn kinderen, en als gevolg daarvan nam Hij ons aan voordat wij het wisten en zelfs voordat de wereld werd geschapen.
Bovendien moeten we uit deze passage opmaken dat de leer van de predestinatie er niet toe dient om ons mee te slepen in dwaze en wonderlijke speculatie, maar om alle trots op onszelf en de dwaze mening die we altijd hebben over onze eigen waardigheid en verdiensten weg te nemen, en om te laten zien dat God zoveel vrije macht, privileges en soevereine heerschappij over ons heeft dat Hij kan verwerpen wie Hij wil en kan kiezen wie Hij wil; en daardoor worden we ertoe gebracht Hem te verheerlijken en verder te erkennen dat Hij ons in Jezus Christus heeft uitverkoren, zodat we in het geloof van Zijn evangelie worden vastgehouden.
Want als wij Zijn leden zijn en Hem als ons Hoofd beschouwen – want Hij heeft Zich met ons verbonden in een heilige verbintenis die nooit verbroken kan worden zolang wij Zijn evangelie geloven – moeten we tot Hem komen om verzekerd te zijn van onze redding. Want wij zien en voelen door ervaring dat God ons heeft aangenomen en uitverkoren en dat Hij ons nu roept en ons vertelt dat de zekerheid die Hij ons heeft gegeven en ons dagelijks geeft door Zijn evangelie, namelijk dat Hij onze Vader zal zijn, in het bijzonder omdat het gegraveerd is in onze harten door Zijn Heilige Geest. Dit is geen bedrieglijke zaak. Want het Evangelie mag wel worden gepredikt, zelfs voor de verworpenen, maar ondanks dat, verleent God hen niet deze bijzondere genade om hen levend te maken.