Deze woorden komen wij in de Bijbel tegen in Lukas 18:13. We vinden ze daar op de lippen van een tollenaar in de gelijkenis van de farizeeër en de tollenaar. Dat was een belastingambtenaar in dienst van de Romeinen. Velen vroegen daarbij meer dan de bedoeling was en verrijkten zo zichzelf. Tollenaars waren niet gezien, maar deze tollenaar kwam tot inkeer. Eigenlijk citeert hij Psalm 51. Daarvan luidt het begin: ‘Wees mij genadig, o God! naar Uw goedertierenheid; delg mijn overtreding uit, naar de grootheid Uwer barmhartigheden.’
Wij kunnen deze woorden op de lippen nemen zonder de diepe betekenis ervan te beseffen. De eeuwen door hebben mensen deze woorden op de lippen genomen, omdat zij deze dingen innerlijk zo beleefden. Dat geldt van elke ware christen. Een ware christen is iemand die om genade heeft leren bidden en er zijn gehele leven om blijft vragen. De zekerheid dat God genade heeft gegeven, sluit namelijk het gebed om genade niet uit, maar in.
Als het gaat om dit gebed, wil ik nog iets meedelen. In het boek Hoe zalig is het volk dat reeds een aantal jaren geleden van mijn hand verscheen, komt in de levensschets over dhr. M. de Vos de naam van Hendrik Bijlsma voor. Deze Hendrik Bijlsma is in de eerste helft van de vorige eeuw jarenlang ouderling geweest van de Christelijke Gereformeerde Kerk van Veenwouden. Hij was van huis uit wel christelijk, zoals toen nog van de meeste Nederlanders gold, maar had weinig op met het christelijke geloof en met de kerk. En dat niet alleen, hij was ruw en onverschillig. Vast werk had hij zelden en hij lustte graag een stevige borrel.
Om aan geld te komen was Bijlsma ook gewoon te stropen. Zo inspecteerde hij eens in een bosje struiken zijn strikken. Terwijl hij daarmee bezig was, kwam een man met een hondenkar op het weggetje langs het bosje struiken voorbij. Een hond mocht in die tijd nog gebruikt worden om een kar met spullen te vervoeren, mits je jezelf niet liet trekken.
Deze man was een achtbare echtgenoot en vader en een getrouwe werkman. Hij kerkte zowel zondag als doordeweeks als daartoe de gelegenheid was in de Christelijke Gereformeerde Kerk van Veen-wouden. De man was zich er niet van bewust dat iemand hem zag of hoorde. Lopend naast de hondenkar hoorde Hendrik Bijlsma hem zuchten en bidden: ‘O God, wees mij zondaar genadig.’ Dat trof Bijlsma diep. Hij trok de conclusie: ‘Deze man op wiens leven uiterlijk niets valt aan te merken, worstelt om genade. Hoe moet het dan met mij als ik na dit leven mijn Schepper en Maker moet ontmoeten.?!’
Bijlsma kwam in geestelijk nood, ging de Bijbel lezen en ging zelf roepen om genade. Hij werd een getrouw kerkganger in de Christelijke Gereformeerde Kerk van Veenwouden. Een gemeente die toen door velen veracht werd vanwege de ernstige prediking die daar was te horen. Echter, het was niet alleen een ernstige prediking, maar ook een prediking van genade voor verloren zondaren. Van die genade heeft Hendrik Bijlsma die al zevenenveertig was toen hij tot bekering kwam, nog vele jaren mogen getuigen. Mijn diepe wens is dat iedereen die dit leest dat hier op aarde ook mag doen om eenmaal eeuwig Gods lof te bezingen.