Het jaar 2023 is bijna ten einde. Ook dit jaar is een jaar dat we uit Gods hand hebben ontvangen. Anno domini’ zo werd er vroeger gezegd en geschreven, d.w.z. ‘in het jaar des Heeren’. En zo is het nog. De geschiedenis en de tijd behoort aan de Heere toe. Engelse christenen zeggen wel met een woord-speling ‘history’ (geschiedenis) is ‘His story’ (Zijn verhaal). De Heere schrijft de geschiedenis. Dat is ook waar voor het afgelopen jaar. Voor ons is Gods handschrift in de geschiedenis vaak moeilijk en meermalen soms helemaal niet te ontcijferen. We hoeven maar te denken aan de aanslag op Israël vanuit Gaza op 7 oktober en alles wat daarop is gevolgd.
Wij kunnen de Heere niet narekenen. Wij weten wel dat Hij waakt over Zijn Kerk en ook over het Joodse volk. Een volk waarvoor ook onder de nieuwe bedeling beloften zijn gebleven. Wat een wonder dat de Heere ons een gids gegeven heeft waarin Hij Zichzelf op klare en duidelijke wijze aan ons heeft geopenbaard. Als we Hem kennen en daarom Hem verheerlijken, dan komt het goed en gaat het goed, ook al zouden Gods wegen voor ons nog zo donker zijn. God Zelf zal eenmaal alle duisternis in eeuwig licht herscheppen voor allen die Hij liefheeft met een eeuwige liefde.
In Jesaja 45 vers 19 lezen we: ‘Ik heb niet in het verborgene gesproken, in een donkere plaats der aarde; Ik heb tot het zaad van Jakob niet gezegd: Zoekt Mij te vergeefs.’ De Heere is de levende God. Bij alle kerkelijke en maatschappelijke ontwikkelingen gaat Hij door.
Onze samenleving is een na-christelijke samenleving, een samenleving geworden die niet gestempeld is door christelijke normen en waarden. Met de Heere kunnen we echter overal zijn. Dat geldt niet alleen voor plaatsen, maar ook voor tijden. Het is Gods voorzienigheid dat wij in deze tijd geplaatst zijn.
We mogen in ieder geval nooit zeggen dat de Heere nu niet meer werkt. Wie dat zegt, moet allereerst zichzelf onderzoeken of hijzelf wel weet heeft van Gods wederbarende genade. Als dat niet het geval is, dan is het eerste wat nodig is dat men zichzelf gaat beschuldigen en niet in zijn algemeenheid klaagt over een donkere tijd. Gods volk mag bij alles wat er gaande is, weten dat de Heere leeft. Hij spreekt immers gewis tot elk die voor Hem leeft. Als we dat weinig ervaren, is de oorzaak dat we zo weinig gemeenschap met Hem zoeken en zo weinig van Hem afhankelijk zijn.
Aan het begin van deze week herdachten we het eerste feit van de grote heilsfeiten, namelijk de geboorte van de Zoon van God. Naar aanleiding daarvan heeft Jesaja geprofeteerd: ‘Het volk, dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien; degenen, die wonen in het land van de schaduw des doods, over dezelve zal een licht schijnen.’
De Zoon Die ons gegeven is, heeft alle macht in hemel en op aarde. Geloven we dat werkelijk?! Als dat zo is, kunnen we er toch niet van zwijgen. En wij hoeven toch niet voor de uitkomst en de vrucht in te staan? Dat doet de Heere zelf. Ach, laten allen die onbekeerd zijn, zich voor God verootmoedigen. De Heere laat Zich nog vinden. Je zoekt Hem nooit tevergeefs.
Als we iets van Zijn opzoekende zondaarsliefde hebben ervaren, laten we dat licht dat ons geschonken is niet verbergen. Laten we niet afgaan op ons gevoel of op de omstandigheden, maar op Gods gewisse beloften die in Zijn Zoon ja en amen zijn. Hudson Taylor, een zendeling uit de negentiende eeuw, was gewoon te zeggen: “Verwacht grote dingen van God.”
Nooit kan ’t geloof te veel verwachten,
des Heilands woorden zijn gewis.
’t Faalt aardse vrienden vaak aan krachten,
maar nooit een vriend als Jezus is.
Wat zou ooit zijne macht beperken