John Berridge (1716-1793) was een van de vertegenwoordigers van het Evangelical Revival van de achttiende eeuw. Zelf kwam hij pas in zijn bediening tot bekering en tot de ware kennis van Christus. Charles Simeon (1759-1836) kwam aan het begin van zijn studie theologie in Cambridge tot bekering.
Simeon hoorde Berridge toen deze op een viertal zondagmiddagen voorging in de Great St. Mary’s Church (de universiteitskerk) van Cambridge. Berridge en Simeon kregen contact met elkaar. Een contact dat bleef tot aan de dood van Berridge.
In 1783 werd Simeon aan de Holy Trinity Church in Cambridge verbonden. Aanvankelijk vond zijn prediking weinig ingang maar na verloop van een aantal jaren was dat anders. Niet alleen groeide het aantal hoorders maar er viel ook rijke zegen. Hij diende de Holy Trinity Church tot zijn dood en werd bij zijn leven een van de meest invloedrijke ‘evangelicals’ binnen de Anglicaans Kerk (Church of England). Een hele nieuwe generatie predikers die als studenten in Cambridge onder zijn gehoor hadden gezeten, werd door zijn prediking gestempeld.
Dan nu een advies over de prediking dat Berridge in 1785 aan Simeon gaf:
‘Begin met het wakker schudden van je hoorders. Mozes stelt je een scherp mes ter hand dat vaak geslepen moet worden aan zijn slijpsteen. Leg de totale zondigheid van de menselijk natuur bloot, de verduistering van het verstand, de verkeerdheid van het gemoed en aardsgezindheid en zinnelijkheid van de gevoelens. Spreek over de aard van het kwaad van de zonde, het verzet tegen God als onze Weldoener en het verachten van Zijn gezag en liefde.
Verklaar het kwaad van de zonde in haar gevolgen, omdat de zonde onze ziekten, pijnen en verdriet over ons heeft gebracht, al het kwaad dat wij voelen en al het kwaad dat wij vrezen. (..) Leg het geestelijk karakter van de wet bloot en zijn omvang die elke gedachte, woord en daad betreft, en wijs elke overtreding aan; of het er nu een van bedrijf of van nalatigheid is. Wijs aan dat het voor de mens zelf volstrekt onmogelijk is zijn natuur te veranderen.
Vergeving van zonde en heiligheid moeten van de Zaligmaker komen. Maak uw hoorders bekend met het allesonderzoekend oog van God. Hij ziet ons altijd en elke gedachte, woord en daad slaat Hij gade en schrijft Hij op in Zijn gedenkboek. Voor elke verborgen daad moet in Gods gericht verantwoording worden afgelegd of hij nu goed is of slecht.
Wanneer uw hoorders zo als het ware geploegd en geëgd zijn en kleiklonten uiteen beginnen te allen, leid hen dan tot Christus en breng vanuit het hart met de lippen tot hen, terwijl je Zijn genade proeft, als je die verkondigt. Leg de almachtige kracht van de Zaligmaker bloot om het hart te verzachten en het ware bekering te geven, om vergeving te brengen tot een gebroken hart en de geest van gebed tot een biddeloos hart, heiligheid tot een vuil hart en geloof tot een ongelovig hart.
Laat uw hoorders weten dat alle schatten van genade in Christus verborgen zijn ten behoeve van arme, behoeftige zondaren en dat Hij zowel vol van liefde als macht is, dat Hij zondaren niet van Zijn poort wegstuurt maar allen die tot Hem komen, vriendelijk ontvangt, ervan houdt hen te zegenen en voor niets al Zijn zegeningen schenkt (…) Moedig het volk aan de genade onmiddellijk, voortdurend en ijverig te zoeken en maak hen duidelijk dat alle die zo zoeken de zaligheid van God vinden.’