Hoe komt de kerk tot waarachtig herstel en tot eenheid?

Twee uitgaven waarin de vraag of vrouwelijke ambtsdragers geoorloofd zijn, bevestigend wordt beantwoord

Naast het boekje van Robert Plomp Geschapen om te regeren dat in 2021 uitkwam, gaf uitgeverij Buijten & Schipperheijn Motief in datzelfde jaar nog een boekje uit dat gewijd is aan de problematiek van de positie van de vrouw en wel in het bijzonder die van de vrouw in het ambt. Het gaat om de pennenvrucht van dr. Bert Loonstra die hij de titel meegaf Hoe komt de kerk uit de crisis? Oproep om elkaar vast te houden en los te laten. Feitelijk is het een brochure. Ik kreeg het onlangs van een christelijke gereformeerde vriend en die vroeg mij naar mijn visie erop.

Nadrukkelijk gaat Loonstra in onderscheid van Plomp ook in op de vraag of homoseksuele relaties geoorloofd zijn. De thematiek die wordt behandeld is dus breder dan die Plomp in zijn boekje behandeld. . Overigens heeft Plomp zich meer dan eens uitdrukkelijk uitgelaten over homoseksuele relaties en evenals Loonstra heeft hij tegen stabiele homoseksuele relaties geen bezwaar.

*

De nieuwe hermeneutiek

Wat is het verschil tussen de brochure van Loonstra en het boekje van Plomp? Voegt Loonstra dan nog iets toe? Evenals Plomp gaat Loonstra uit van de nieuwe hermeneutiek. In onderscheid van Plomp verantwoordt hij dat heel nadrukkelijk. De lijnen die Hoek noemt in het ‘woord vooraf’ op het boekje van Plomp, vinden we bij Loonstra breder onderbouwd en uitgewerkt. Dan gaat het om de zienswijze dat onze cultuur niet bepalend is voor de uitleg van de Bijbeltekst en de toenmalige cultuur niet bepalend is voor de toepassing van de Bijbeltekst. Bij dat laatste komen dan de vragen.

Is de Bijbel in rechtstreekse zin het Woord van God en is waarheid de categorie waarmee we het bijbelse getuigenis moeten typeren? Als de context waarin de Bijbel ontstond en onze eigen context zelfstandige factoren zijn, dan kunnen we beide vragen niet bevestigend beantwoorden. De Bijbel is in dat geval de primaire neerslag van het Woord van God en zo blijvend oriëntatiepunt, maar ook na de afsluiting van het Nieuwe Testament kan dan de Heilige Geest schrijven in de tijd die niet alleen boven het Nieuwe Testament uitgaat maar er ook in principe tegen in mag gaan. Dat laatste mag, als het maar niet de kern betreft en het slechts gaat om de periferie.

Maar dan komt de vraag: wat behoort bij de kern en wat bij de periferie? Voor de een behoort de positie van man en vrouw erbij, voor de ander ook het bijbelse getuigenis over huwelijk en seksualiteit en voor een derde valt ook het bijbelse getuigenis van de eeuwige straf eronder. Wie vragen zet bij het getuigenis van de Schrift over huwelijk en seksualiteit en bij de realiteit van de eeuwige straf en de noodzaak van een bewust geloof in Christus om daaraan te ontkomen, betwijfelt de juistheid van de wijze waarop de Bijbel over de twee wegen spreekt. Dan hebben wij het bepaald niet meer over de periferie, maar over de diepste kern van het bijbelse getuigenis.

*

Criteria die worden gehanteerd om boven het concrete Schriftgetuigenis uit te gaan en er ook tegen in te gaan

Achtergrond van het boekje van Loonstra zijn de spanningen binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken. Spanningen die na het verschijnen van zijn boekje alleen maar zijn toegenomen. Als het gaat om homoseksuele relaties stelt Loonstra dat wij als het gaat om wat God in de Bijbel zegt, moeten kijken of het daarmee bedoelde voor de tijd is waarin wij nu leven. Dan moet niet de scheppingsorde ons uitgangspunt zijn, maar wat dienstbaar is aan de voortgang van Gods koninkrijk.

Het hoeft geen betoog dat hier tegenstellingen worden gemaakt die vreemd zijn aan de Schrift zelf. Het getuigenis over het beeld van God, over man en vrouw en over huwelijk en seksualiteit waarmee de Bijbel opent, blijft bepalend voor het vervolg. De boodschap van verzoening en verlossing betekent dat wat verloren is, wordt hersteld, met dit verschil dat het herstel het verlies overtreft. Maar nooit gaat het herstel tegen oorspronkelijke structuren in.

Loonstra stelt dat als het gaat om wat God van ons vraagt, het belangrijkste criterium de liefde is. Echter, het liefdesgebod mogen we nooit tegen de concrete geboden uitspelen. Het laat ons zien op welke wijze we de concrete geboden moeten vervullen.

Het is niet zonder reden dat de Heidelbergse Catechismus de samenvatting van de wet in het stuk van de ellende plaatst. Juist de samenvatting laat ons het geestelijk karakter van de wet zien en bepaalt ons bij het feit dat wij van nature onder de vloek van de wet zijn. Pas als Gods liefde in Christus uitgestort is in ons hart, krijgen we de drang uit liefde tot God en onze naaste naar Gods geboden te leven. Dit zijn noties die bij Loonstra geheel ontbreken.

Loonstra probeert vanuit de zogenaamde organische inspiratieleer zijn zienswijze te rechtvaardigen. De zwakte van de organische inspiratieleer is, dat het de mogelijkheid opent aan de menselijke factor van de Schrift een zelfstandige betekenis toe te kennen. Daarop is in het verleden door meerderen gewezen. Tegelijkertijd moeten we zeggen dat dit bepaald niet de bedoeling was van Bavinck en Kuyper, die deze inspiratieleer hebben ontvouwd.

Kerkvaders en reformatoren lazen de Bijbel in de wetenschap dat de Bijbel ons absolute en objectieve waarheid openbaart. Loonstra suggereert dat van deze wijze van omgang met de Schrift pas bij de zeventiende-eeuwse orthodoxie voorkomt. Echter, dat is onjuist. Wel gaf de zeventiende-eeuwse orthodoxie daar op eigen wijze vorm aan. De wijze waarop Loonstra met de Schrift omgaat, is echt een andere dan die in de artikelen 2 t/m 7 in de Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt verwoord.

Feitelijk gaat hij mee met theologen die stellen dat wij na de Verlichting de Schrift niet meer kunnen lezen zoals kerkvaders en reformatoren dat deden. Dat wordt wel heel duidelijk als hij stelt dat de eigentijdse waarde van onderdrukken van eigen gevoelens over wat goed en recht is, tegen de Schrift zouden ingaan. Zo ziet Loonstra ruimte voor vrouwelijke ambtsdragers en homoseksuele relaties. De Heilige Geest kan ons, zo meent hij, wegen wijzen die uitgaan boven wat letterlijk in het Nieuwe Testament geschreven staat.

Hier krijgt de eigen context een zelfstandige betekenis die heerst over de Schrift en wordt met een beroep op de Schrift de autonomie van de mens gelegitimeerd. De Bijbel vraagt ons juist al onze gedachten en gevoelens aan het getuigenis van Gods Woord te onderwerpen en ons gevangen te laten nemen tot gehoorzaamheid aan Christus.

*

De gereformeerde belijdenis

Merkwaardig is dat Loonstra meent dat het bij het afwijzen van de vrouw in ambt en van homoseksuele relaties om aanvullende leeruitspraken gaat. Immers alleen als je de wijze waarop in de Nederlandse Geloofsbelijdenis over de Schrift en de omgang met de Schrift wordt gesproken, niet meer voor je rekening kan nemen, kun je ruimte zien voor de vrouw in het ambt (ik spreek dan niet over de dienst van weduwen die genoemd wordt in de pastorale brieven) en voor homoseksuele relaties.

Ik denk trouwens ook aan het eerste element dat in de Heidelbergse Catechismus wordt genoemd als het gaat om het ware geloof. Dan lezen we in antwoord 21 van een ‘stellig weten of kennis, waardoor ik alles voor waarachtig houd, dat ons God in Zijn Woord geopenbaard heeft.’ Wie met Loonstra meegaat kan zijn geloof zo niet belijden want de Geest kan nieuwe wegen schrijven boven het Woord uit en uiteindelijk tegen het Woord in.

Vóór 2004 ontmoette ik op ambtelijke vergaderingen wel vrouwelijke ambtsdragers. Als ter sprake kwam hoe ik er tegen aankeek, heb ik nooit onder stoelen of banken gestoken dat ik op grond van Schrift en belijdenis (en dan kon ik naar de Nederlandse Geloofsbelijdenis verwijzen) ervan overtuigd ben dat van vrouwelijke ambtsdragers gevraagd moet worden om hun ambt neer te leggen. Dat werd je niet altijd in dank afgenomen, maar de ruimte om dat te zeggen was er wel in de Hervormde Kerk.

Wie ruimte ziet voor seksuele relaties buiten het huwelijk tussen één man en een vrouw is wel heel ver verwijderd van zondag 32 en zondag 41 van de Heidelbergse Catechismus. Daar staat dat alle onkuisheid door God vervloekt wordt en dat men met onkuisheid zijn eeuwige zaligheid op het spel zet. In dat laatste is de Heidelbergse Catechismus explicieter dan de veel bekritiseerde Nashville Statement.

Een gemeente die ruimte biedt voor homoseksuele relaties kunnen we in het licht van Schrift en belijdenis onmogelijk als een ware kerk zien. In zo’n gemeente zijn het blinden die blinden moeten leiden. Er wordt onjuiste informatie gegeven over de weg die leidt naar het nieuwe Jeruzalem en niets is zo aangrijpend als dat. Wie zijn ziel niet wil laten vergiftigen, dient zo’n gemeente te verlaten. Ook zulke dingen kon je in de Hervormde Kerk, toen vanaf de negentiende eeuw het leerverval intrad, zeggen.

Loonstra schreef ook een boekje Eén kerk. Weg uit de verdeeldheid. Dan vraag ik mij af of hij in de kerk die hij voorstaat, ook ruimte wordt gegeven om anderen op grond van Schrift en belijdenis op te roepen tot bekering en van dwaalwegen terug te komen. Ik vrees van niet en weet eigenlijk zeker dat dit niet het geval is.

Het uitgangpunt van Loonstra voor de kerk die hij voor ogen ziet, is één boodschap in verscheidenheid. Over verschillen moet het gesprek worden gevoerd. Echter, de ene boodschap die als gemeenschappelijk wordt gezien, staat ver af van bijbelse getuigenis van zonde en genade, van schuld en vrijspraak, van wedergeboorte, geloof en bekering.

In de oude Hervormde Kerk waren hervormd gereformeerden er diep van overtuigd dat lang niet overal in de Hervormde Kerk de ene boodschap klonk. Daarom was hun wens dat de kerk opgericht werd uit haar diepe verval. Dat is iets anders dan over verschillen een gesprek voeren. Natuurlijk zijn er verschillen waarvoor dat wel geldt.

*

De kenmerken van de kerk en van de christenen

De ondertitel van het boekje van Loonstra is Oproep om elkaar vast te houden en los te laten. Bij loslaten gaat het onder andere om een verschillende kijk op de vrouw in het ambt en homoseksuele relaties. Zo kan alleen tot loslaten worden opgeroepen, als men instemt met het uitgangspunt van Loonstra dat de Heilige Geest in de tijd wegen kan schrijven die boven de Schrift uitgaan en tegen de letterlijke betekenis van de Schrift ingaan. Voor wie dat uitgangspunt niet deelt, is in de kerk die Loonstra volgens zijn boekje Eén kerk. Weg uit de verdeeldheid voorstaat feitelijk geen plaats.

Als het gaat om elkaar vasthouden is het uitgangspunt dat wij in Christus bij elkaar horen en aan elkaar gegeven zijn. Echter, als dit waar is, is het ontstaan van de Christelijke Gereformeerde Kerken een grote vergissing. Immers dan gold dit uitgangpunt toch ook in de negentiende eeuw? Dan hoorde men toch ook voordat de Afscheiding in 1834 plaatsvond, in Christus bij elkaar, en was men toen toch ook aan elkaar gegeven?

Vanuit dit uitgangspunt is trouwens heel moeilijk de Reformatie te rechtvaardigen. En ik denk dat het niet toevallig is dat theologen met dit uitgangspunt ook de kloof tussen Rome de Reformatie als achterhaald achten. Het lijkt mij niet toevallig dat prof. dr. Arnold Huijgen het genoemde uitgangspunt volledig deelt. Hij zou al morgen één kerk met Rome willen vormen.

Concreet houdt zijn standpunt in dat de Christelijke Gereformeerde Kerken, waartoe hij nog altijd behoort ook nadat hij hoogleraar werd aan de PTHU, beter vandaag dan morgen kunnen worden opgeheven en dat overstap naar de PKN alleen maar een tussenfase kan zijn. Afgaande op zijn boekje Eén kerk. Weg uit de verdeeldheid ligt dat voor Loonstra niet anders. De kerk die hij voorstaat is allesbehalve een kerk die zich gebonden weet aan de gereformeerde belijdenis

Hervormd-gereformeerden konden niet mee met de Afscheiding, maar wisten zich verbonden aan de afgescheidenen in hun liefde tot en gebondenheid aan de gereformeerde belijdenis. Dat is door Groen van Prinsterer heel duidelijk vertolkt in zijn geschrift Het regt van de hervormde gezindheid.

Hervormd-gereformeerden zijn niet bepaald in de Hervormde Kerk gebleven, omdat men de zienswijze had dat men – hoe men ook dacht en handelde binnen de Hervormde Kerk – in Christus bij elkaar behoorde en aan elkaar gegeven was. Ik heb dit geluid dat ik vaak uit de mond van midden-orthodoxe collega’s heb gehoord, altijd weersproken waarbij ik nadrukkelijk personen en opvattingen van elkaar scheidde en duidelijk maakte dat God de laatste Rechter is.

Hervormd-gereformeerden bleven in de Hervormde Kerk om haar terug te roepen tot haar eigen belijdenis in de wetenschap dat de kerk zich daar in haar ware gestalte openbaart waar het Evangelie van verzoening met God door het bloed van Christus wordt verkondigd. Overal waar dit in de Hervormde Kerk gebeurde of weer ging gebeuren zagen ze iets van de trouw van Christus.

Wanneer afgescheidenen als uitgangspunt hebben dat wij in Christus bij elkaar behoren en aan elkaar gegeven zijn, passen zij prima in de brede middenstroom van de PKN. Dan hebben zij gezien hun eigen ontstaan geen enkel bestaansrecht meer, omdat zij zelf aan Schrift en belijdenis zijn ontzonken.

Met het genoemde uitgangspunt kan er niet meer gesproken worden over de kenmerken van de ware kerk en de kenmerken van christenen. Dan ontbreekt hoe dan ook de notie van de twee wegen die één van de basisnoties is van de bijbelse prediking. Waar deze notie ontbreekt en in de prediking niet wordt gehoord, heeft een gemeente niet meer de gestalte van een gemeente waar Christus woont en werkt. Ik denk in dit verband aan het boekje van J.C. Ryle, de eerste Anglicaanse bisschop van Liverpool: Warnings to the Churches (Waarschuwingen aan de kerken).

Wat de kerk in Nederland nodig heeft, is een krachtige en indringende prediking van verzoening met God en van wedergeboorte, geloof en bekering. De boodschap van de ene Naam: die van Jezus Christus, van de twee wegen: van de brede die wij moeten verlaten, en de smalle die wij moeten gaan bewandelen, en van de drie stukken: ellende, verlossing en dankbaarheid. Zaak is dat in de prediking de kentekenen van gelovigen worden genoemd. Die worden prachtig verwoord in artikel 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis:

‘Wat betreft hen die van de Kerk zijn, die kan men kennen uit de merktekenen van Christenen; te weten, uit het geloof, en wanneer zij, aangenomen hebbende de enigen Zaligmaker Jezus Christus, de zonde vlieden en de gerechtigheid najagen, den waren God en hun naaste liefhebben, niet afwijken noch ter rechter- noch ter linkerhand, en hun vlees kruisigen met zijn werken. Alzo nochtans niet, alsof er nog geen grote zwakheid in hen neer is maar zij strijden daar al de dagen van huns levens tegen door de Geest, nemende voortdurend hun toevlucht tot het bloed, de dood, het lijden en de gehoorzaamheid van de Heere Jezus, in Wie zij vergeving van hun zonden hebben, door het geloof in Hem.’

Dan is voor iedereen zelfonderzoek nodig en kan het niet zo zijn dat wij ervan uitgaan dat wij een levend lid van de Kerk zijn puur omdat wij een lid van de Kerk zijn. Als wij en anderen ons geloof belijden en beoefenen zoals dat verwoord wordt in artikel 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis dan verbindt dat aan Christus en ook aan elkaar. Zo wordt werkelijkheid: ‘Ik ben een vriend, ik ben een metgezel van allen die Uw naam ootmoedig vrezen.’

Van groot belang is ook dat in de prediking al deze zaken op een begrijpelijke wijze verwoord en dat de prediking hoorders aanspoort deze boodschap alom in bewogenheid te delen en met een godzalige wandel gepaard te laten gaan. Dan mogen wij planten en natmaken en verwachten we het van God, Die de wasdom geeft. Van Hem verwachten we nooit teveel.

Laten we Hem ook vragen of Hij Zijn kerk in Nederland wil reformeren en herstellen. Zo is er toekomst en verwachting voor de kerk. Vanuit de eenheid in de prediking en in het belijden van het geloof mogen en moeten we uitzien naar meer uiterlijke eenheid wetend dat de volkomen eenheid niet alleen uiterlijk maar ook innerlijk er pas zal zijn in het nieuwe Jeruzalem. Daarom bidden we: Maranatha. Kom Heere Jezus, ja kom haastig.

N.a.v. Bert Loonstra, Hoe komt de kerk uit de crisis? Oproep om elkaar vast te houden en los te laten (Amsterdam, Buijten & Schipperheijn Motief, 2021), brochure 48 pp., €5,95 (ISBN: 9789463691659) en Eén Kerk. Weg uit de verdeeldheid (Amsterdam Buijten & Schipperheijn Motief, 2019), paperback 159 pp., € 15,90 (ISBN 9789463690560).

Plaats een reactie