Introductie
Onder de liederen die de christelijke kerk zingt behoren de Psalmen een ereplaats te hebben. Het boek van de Psalmen, of zoals de synagoge het noemt: het boek van de Lofliederen, is het liedboek en gebedenboek dat de Heilige Geest Zelf ons heeft gegeven. In oudtestamentische taal wordt in het boek van de Psalmen de persoon en het werk van Christus bezongen. In de persoon van de psalmist is Christus Zelf aan het woord. Uiteindelijk zingen alle Psalmen van Hem. Daarnaast komt in de Psalmen het geestelijke leven in al haar facetten, in haar hoogten en diepten, naar voren. Luther zei terecht dat wij in de Psalmen Gods kinderen in het hart kijken.
Het Griekse woord ‘psalm’ heeft voor ons een meerwaarde gekregen, maar betekent als zodanig niet meer als: ‘een lied dat met begeleiding van een snaarinstrument wordt gezongen’. Terzijde wijs ik erop dat meerdere woorden die voor ons een bijzondere klank hebben, in de tijd van het Nieuwe Testament tot de taal van alledag behoorden. Dan kunnen we denken aan ‘evangelie’. Dat kon goed nieuws van de kant van de overheid betekenen en een discipel was gewoon een leerling.
In het boek van de Psalmen zelf worden de Psalmen niet alleen als psalmen, maar ook als gezangen of geestelijke liederen getypeerd. Wanneer de apostel Paulus in Efeze 5:19 en Colossenzen 3:16 schrijft over het zingen van psalmen, gezangen en geestelijke liederen heeft hij in eerste instantie en heel in het bijzonder aan de liederen uit het oudtestamentische boek van de Psalmen gedacht. Daarom zijn Efeze 5:19 en Colossenzen 3:16 ook geen doorslaggevend bewijs voor het zingen van andere liederen dan de Psalmen in de eredienst.
In de Septuaginta, de Griekse vertaling van het Oude Testament die al vóór het begin van de jaartelling tot stand kwam, vinden we in de Psalmen zelf zowel de aanduiding psalm, gezang (loflied) en (geestelijk) lied als typeringen voor de daarin voorkomende liederen. Ik wees er al op dat de synagoge het boek dat wij Psalmen noemen, kent als het boek van de Lofliederen.
De Psalmen waren de liederen die in de oudtestamentische tempel werden gezongen, maar niet alleen daar. Zij werden ook gezongen in de velden en op de wegen, niet in de laatste plaats als men bij de grote feesten het heiligdom bezocht of weer terugging naar huis. De Psalmen hadden ook een plaats bij de paasmaaltijd die in huiselijke kring werd gebruikt en wij mogen aannemen dat het gebruik in huiselijke kring zich daar niet toe beperkte.
Samen met Zijn discipelen zong de Heere Jezus bij de paasmaaltijd de Lofzang, dat wil zeggen de Psalmen 113 t/m 118. In Jacobus 5:13 lezen we de apostolische aansporing: ‘Is iemand goedsmoeds? Dat hij psalmzinge.’ Gezien de nauwe band tussen het Grieks van het Nieuwe Testament en dat van de oudste vertaling van het Oude Testament, de Septuaginta, denkt Jacobus waarschijnlijk aan de oudtestamentische Psalmen. Zeker is, dat wie wordt vervuld met de Heilige Geest, zich herkent in het door Gods Geest geschonken liedboek voor de kerk van alle tijden en alle plaatsen.
*
Een stuk geschiedenis
Het zingen van alleen Psalmen in de eredienst komt steeds meer onder druk te staan. Van allerlei kanten horen we dat het niet juist is ons tot de door God Zelf aan de kerk der eeuwen geschonken liederenbundel te beperken. We zouden met de Psalmen het werk van Christus niet voluit kunnen bezingen.
De Psalmen hebben een meerwaarde boven de gezangen. Zij dragen een goddelijk stempel en hebben een goddelijke kracht. Zeker als je het boek van de Psalmen in zijn geheel neemt, dan is er geen enkele bundel gezangen die daar tegenop kan. Het niet zingen van de Psalmen of het naar de achtergrond dringen daarvan, pleegt schadelijke gevolgen te hebben voor het geestelijke leven binnen kerken.
In de Vroege Kerk waarschuwde de synode van Laodicea tegen het zingen van niet-Schriftgebonden liederen. In de Reformatie zien we dat het lutherse en het gereformeerde protestantisme verschillende wegen zijn gegaan met betrekking tot de vraag welke liederen in de kerk mogen worden gezongen. Luther had geen moeite met het vrije lied. Liederen die hij dichtte, werden en worden in de lutherse kerken gezongen.
Calvijn heeft verdedigd dat wij alleen die liederen moeten zingen die de Heilige Geest onszelf heeft gegeven. Daar zat achter dat hij in de kerk niets wilde doen wat niet uitdrukkelijk in Gods Woord was voorgeschreven. In de Engelssprekende wereld heeft men het in dit verband over het ‘’regulative principle’. Daarom wilde hij in de eredienst alleen dat liedboek gebruiken dat de Heere Zelf aan Zijn kerk heeft gegeven. Buiten de Psalmen liet Calvijn in de eredienst alleen de Tien Geboden, de Lofzang van Maria, de Lofzang van Simeon en ook de Twaalf Artikelen in de berijming zingen. Dat laatste was dan het enige lied dat niet Schriftgebonden was. Dat wij nog een aantal gezangen hebben die geen Schriftgezangen zijn, is omdat zij al heel erg waren ingeburgerd voordat het kerkelijke leven meer geordend werd. Feitelijk was het voor onze vaderen een concessie het zingen ervan in de erediensten toe te staan.
Het is een wijd verbreid misverstand dat het alleen zingen van Psalmen een typische Nederlandse aangelegenheid is. John Knox, de hervormer van Schotland, is zijn geestelijke leermeester gevolgd in het inzicht dat de Psalmen het liedboek van de Kerk zijn. De Schotse en Ierse praktijk werd nog strikter dan die van Calvijn en dan de Nederlandse praktijk. Men zong uitsluitend de 150 Psalmen. Nog altijd zijn er in Schotland en Ierland kerkgemeenschappen die enkel de Psalmen zingen. Ik denk aan de Free Church (Continuing) of Scotland, de Free Presbyterian Church of Scotland en de Reformed Presbyterian Church.
Ook de Reformed Presbyterian Church of North America volgt deze praktijk. Dat komt bijvoorbeeld tot uiting in de autobiografie van Rosaria Champagne Butterfield Een onwaarschijnlijke bekering. Terwijl in de Nederlandse praktijk meer dan eens in verenigingsverband en zeker in het gezin wel ruimte is voor het zingen van gezangen, geldt dat voor de Schotse en Ierse kerken in ieder geval niet voor kerkelijke verenigingen.
Ik weet dat er tal van oprechte christenen geweest zijn die gezangen in de erediensten zongen. In de negentiende eeuw was het in de Hervormde Kerk tot 1860 verplicht om minstens één gezang in de dienst op te geven. Sommige predikanten deden het met tegenzin. Anderen hadden er minder moeite mee. De verplichting een gezang te zingen is een van de redenen geweest die een rol hebben gespeeld bij de Afscheiding. De bekende theoloog Kohlbrugge liet echter in Elberfeld ook gezangen zingen.
In Engeland is het anders gegaan dan in Schotland en Nederland met betrekking tot gezangen. Juist de afgescheidenen (dissenters) zijn er mee begonnen. Mannen als Philpot en Spurgeon lieten in de diensten alleen gezangen zingen, al was men in de toetsing van wat wel of niet gezongen kon worden, strikt. Ik zou niet graag willen beweren dat met het zingen van gezangen in de eredienst het christen-zijn in het geding is, allesbehalve dat.
Toch wil ik een vurig pleidooi houden om in de erediensten ons tot de Psalmen te beperken en als wij daarbuiten in meerdere contexten gezangen zingen (iets waarvan ik bepaald geen tegenstander ben), laten het dan gezangen zijn die als het ware een afglans van de Psalmen zijn. Gezangen waarin de algenoegzaamheid van God, de verdorvenheid van de mens en ook de blijvende zondigheid van de christen wordt verwoord en er zo gezongen wordt van Christus als de dierbare en volkomen Zaligmaker. Ook daar waar men in de erediensten alleen Psalmen zingt, worden meer dan eens buiten de erediensten ook gezangen gezongen waarvan de inhoud op gespannen voet staat met die van de Psalmen.
Laten we bij het zingen van gezangen buiten de eredienst ons beperken tot die gezangen die een afglans zijn van de Psalmen en die wat de inhoud betreft de toets van de Schrift kunnen doorstaan. Laten we in de erediensten ons bij het zingen van de Psalmen houden of ons er aan gaan houden als de norm van alle God verheerlijkende liederen.
*
De betekenis en waarde van het zingen van psalmen in de eredienst
Voor de christelijke kerk is het geen onbelangrijke zaak welke liederen niet alleen in de eredienst maar ook daarbuiten worden gezongen. De zondagschool en de catechese is er om kinderen en jonge mensen in te leiden in de taal van de Bijbel en van de kerk. In de eredienst zelf moet deze taal het uitgangspunt zijn. Het is een heel ernstige misvatting dat kinderen alleen datgene wat zij kunnen begrijpen, moeten horen, moeten zingen en leren. Heel jong moet een kennis-fundament worden gelegd waarmee een kind zijn hele verdere leven winst kan doen.
Waarvan het boek van de Psalmen met zijn hoogten en diepten in het bijzonder de norm vormt waaraan wij alle christelijke liederen dienen te toetsen. Wat kenmerkt nu de inhoud van de Psalmen? Het eerste dat ik wil noemen is dat God in Zijn soevereiniteit centraal staat. Niet de mens maar God is het uitgangspunt.
In de Psalmen wordt God bezongen als de Eerste en de Laatste en dat zowel in het werk van de schepping als de herschepping. Hij leidt de geschiedenis naar Zijn Raad en bevestigt Zijn verbond van geslacht tot geslacht. Daarom zal er een volk blijven dat zich in nood en ellende tot Hem wendt. In menig gezang is de aandacht enkel en alleen gericht op de individuele gelovige en niet op de kerk van alle eeuwen en plaatsen die door God Zelf in stand wordt gehouden.
Het punt waarop menig eigentijds gezang zich onderscheidt van de Psalmen is dat louter over geloofsvreugde en geloofsblijdschap wordt gezongen, maar niet over de strijd en aanvechting van Gods kinderen. Als dat het geval is, moeten we zeggen dat het hier niet om een accentverschil gaat. Daarin onderscheiden zich trouwens veel eigentijdse gezangen niet alleen van de Psalmen maar ook van klassiek christelijke gezangen zoals ‘Een vaste burcht’, ‘Beveel gerust uw wegen’ en ‘Vaste rots van mijn behoud’.
Het niet zingen van de Psalmen of het naar de achtergrond dringen daarvan pleegt grote gevolgen te hebben voor het geestelijk leven binnen de kerken. Terecht heeft Dietrich Bonhoeffer gezegd: ‘Met de Psalmbundel gaat een ongeëvenaarde schat verloren, en met zijn herinvoering zullen ongekende krachten haar (sc. de gemeenten) binnenkomen.’
Wezenlijk voor het geestelijke leven is, dat het hier op aarde door strijd wordt gekenmerkt en dan niet alleen strijd van buiten maar ook van binnen. Ik denk aan Psalm 130:3: ‘Zo Gij, HEERE! de ongerechtigheden gadeslaat; HEERE! wie zal bestaan?!’ Ik noem ook Psalm 143:2: ‘En ga niet in het gericht met Uw knecht; want niemand, die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn.’
Er is een theologie waarbij gesteld wordt dat een gezond christen alleen maar dankt en niet meer klaagt. Een gezonde christen is naar deze opvatting een heilige en geen zondaar meer. Dat is niet alleen theologisch maar ook psychologisch schadelijk. Deze opvatting kan de strijd van aangevochten christenen dubbel moeilijk maken. Het zingen van de Psalmen heeft voor een christen in aanvechting een grote geestelijke en therapeutische waarde.
Dat een kind van God niet zou behoeven te klagen staat haaks op wat Luther van een christen betuigde: ‘Tegelijkertijd rechtvaardig en toch zondaar.’ Het staat ook haaks op tal van Psalmen. De psalmisten hebben gekermd: ‘Want ik ben tot hinken gereed, en mijn smart is steeds voor mij. Want ik maak U mijn ongerechtigheid bekend, ik ben bekommerd vanwege mijn zonde.’
Wie deze taal verstaat, zal zich bij tal van eigentijdse gezangen weinig tot niet thuis voelen. De enige grond van zaligheid is dat er bij God vergeving is. De grond van de vergeving waarover de oudtestamentische psalmisten zongen, is gelegd op Golgotha. Buiten de verzoening met God door Christus’ bloed kunnen we Gods vaderlijke liefde nooit smaken. Opvallend is dat in veel eigentijdse gezangen uitsluitend Gods leiding bezongen wordt en de bereidwilligheid van de christen de Heere te volgen, maar dat de verzoening met God door Christus’ bloed niet aan de orde komt.
Dan ga ik nog niet eens in op de muziekwijzen waarop meerdere eigentijdse gezangen worden gezongen. Wijzen die het gevoel opzwepen in plaats dat zij erop gericht zijn een diep besef van Gods majesteit en heerlijkheid op te roepen. Heel terecht heeft de hervormer Calvijn dit criterium aangewezen voor de melodieën die wij voor geestelijke liederen gebruiken.
Door het zingen van gezangen kan een theologie de kerk binnendringen die haaks staat op de bijbelse leer. Dat geldt zowel voor de tekst van gezangen als voor de melodieën waarop zij worden gezongen. In onze tijd is dat een zeer reëel gevaar. Vaak is het niet alleen een kwaad waarvoor mensen – en niet in de laatste plaats jonge mensen – bewaard moeten worden, maar waarvan zij verlost moeten worden.
*
Uit een toespraak van dr. John Kennedy
In de laatste decennia van negentiende eeuw werden binnen de Free Church in de Laaglanden steeds meer bezwaren ingebracht tegen het uitsluitend zingen van psalmen in de eredienst. De negentiende-eeuwse Schotse theoloog John Kennedy hield in die context eens een toespraak voor de synode van de Free Church. Ik wil met een deel uit die toespraak deze bijdrage besluiten:
‘De Heere heeft ons het boek van de Psalmen gegeven. Het is waar dat dit tot stand kwam onder de oudtestamentische bedeling, maar kon de Heere niets iets geven dat voor alle eeuwen geschikt zou zijn?! Kunnen mensen die niet door de Heilige Geest geïnspireerd zijn het beter doen dat Hij het door middel van de psalmisten toen heeft gedaan?! Getuigt het feit dat het boek der Psalmen is afgesloten er niet van dat dit boek nooit overtroffen kan worden of aan de kant geschoven mag worden?! Welk aspect van Gods wezen wordt niet in de Psalmen ontvouwd?!
Welk aspect van Zijn voorzienigheid komen we er niet in tegen?! Wat van die dingen die God met en in Zijn kerk doet, hetzij individueel of collectief, wordt er niet in bezongen?! Welke geestelijke ervaring, van de zucht uit de diepste aanvechting en het diepste gevoel van hulpeloosheid tot de hoogst denkbare vorm van overwinnende vreugde, vinden we er niet verwoord?!
En hebben wij niet in de Psalmen de grote heilsfeiten in historische vorm?! De komst, het sterven, de opstanding en de hemelvaart van Christus worden in zo’n vorm uiteengezet dat de nieuwtestamentische kerk deze feiten met de Psalmen kan bezingen. Als we nu toch het boek van de Psalmen uit Gods eigen hand hebben ontvangen en als dit boek toch compleet is, en als het de materialen voor lofprijzing bevat in de vorm die het best geschikt is voor onze omstandigheden. Wat hebben wij dan eigenlijk meer nodig?!
Het boek van de Psalmen was genoeg voor de oudtestamentische kerk en met het gehele licht van het Nieuwe Testament over de liederen die dit boek bevat, behoort het voor ons genoeg te zijn. In de hemel is het lied van Mozes ook het lied van het Lam. Er is geen verandering in de kerk boven voor Gods troon. Zij zongen vroeger en zingen ook nu: ‘Wie zou U niet vrezen, Heere, en Uw Naam niet verheerlijken? Want Gij zijt alleen heilig; want alle volken zullen komen, en voor U aanbidden; want Uw oordelen zijn openbaar geworden.’ (Openbaring 15:4).
Dit is het lied dat door de kerk boven werd gezongen en wordt gezongen. Laat het dan ook zo zijn op de aarde. Sommigen zeggen dat de nieuwtestamentische kerk boven de Psalmen is uitgegroeid. Het meerdere licht dat aan haar is geschonken, zou de Psalmen verouderd doen zijn. Hebt u dat meerdere licht? Zo, ja ga met dat licht naar de Psalmen, en gebruik het om daarmee de Psalmen te zingen. Ik verzeker u dat hoe meer u dat zult doen, dat u des te meer diepten zult tegenkomen waarin u niet kunt neerdalen en hoogten in geloof en ervaring die u niet kunt beklimmen. Sommigen hebben de kortzichtige opmerking gemaakt dat de naam Jezus niet in de Psalmen voorkomt. De naam Jezus niet in de Psalmen! Wat bedoelen zij eigenlijk? Is Hij niet in eigen Persoon in de Psalmen aanwezig? Zijn de Psalmen niet vol van Hem?’