Het mysterie van God

Vorig jaar verscheen bij uitgeverij Damon te Eindhoven Het mysterie van God. Deze uitgave brengt de twee bekendste van Anselmus van Canterbury (1033-1109) samen, namelijk het Proslogion (Aanspraak) en Cur deus homo (Waarom God mens werd). De vertaling is van de hand van Vincent Hunink, docent Latijnse Taal- en Letterkunde aan de Radboud Universiteit. De vertaling van het Proslogion verscheen al eerder bij uitgeverij Kok in 2011. De vertaling van Cur deus homo is nieuw. Eerdere vertalingen van Cur deus homo en het Proslogion verschenen in respectievelijk 1908 en 1981. Voor het eerst verschijnen nu deze twee teksten gebundeld in een Nederlandse vertaling. Wim Verbaal, professor Latijnse Taal- en Letterkunde aan de Universiteit van Gent, schreef een inleiding op deze uitgave.

Anselmus werd geboren in Aosta in het tegenwoordige Noord-Italië. Hij werd monnik, vervolgens prior en ten slotte abt van het klooster te Bec in Normandië. Onder Willem II, de opvolger van Willem de veroveraar, werd hij aartsbisschop van Canterbury. Daarom is hij als Anselmus van Canterbury in de geschiedenis bekend geworden. In zijn eigen tijd kreeg hij vooral bekendheid met Cur deus homo. Het boekje is een dialoog tussen Anselmus en de monnik Boso.

Aan het begin van Cur Deus Homo stelt Boso dat het arrogantie is de geheimen van het geloof te analyseren voordat wij geloven. Als we eenmaal geloven, het een nalatigheid is, niet te willen begrijpen wat wij geloven. De vraag die hij stelt is dan ook waarom het noodzakelijk was dat God Die almachtig is, de nederigheid en zwakheid van de menselijke natuur heeft aangenomen om die te herstellen. Zo wordt de centrale vraag op zijn lippen geplaatst. Boso, die reeds in het geloof, zich wenst te gaan verheugen in het verstaan van de waarheid.

Anselmus is zich ervan bewust dat het mysterie van de weg van verlossing nog een diepere grond kan hebben dan hij aanvoert. Het antwoord dat hij in Cur Deus Homo geeft is voor ongelovigen omdat zij het christelijke geloof niet zonder grond willen bijvallen. Wij vragen naar gronden van de incarnatie, juist omdat wij geloven. Hoe kan honger, dorst, kruis en zwakheid passend zijn voor God? (convenire).

Duidelijk is dat Cur Deus Homo zowel een apologetisch doel heeft als dient tot opbouw in het geloof. Doelen die niet bepaald strijdig zijn met elkaar. Wie de vertaalslag kan maken, kan van argumenten uit Cur Deus Homo nuttig gebruik maken in gesprekken met moslims en joden.

Anselmus wenst remoto Christo (met terzijdestelling van Christus) te doordenken waarom God mens werd. Remoto Christo heeft eenzelfde lading als solo ratione. De waarheid van het christelijke geloof beleden door de katholieke kerk is het uitgangspunt. Daarvan uitgaande doet Anselmus geen beroep op de Schrift om te doordenken waarom God mens werd.

Hij gaat wel uit van de heiligheid en rechtvaardigheid van God en dat de mens door zijn verdorvenheid de eeuwige rampzaligheid verdient. De heiligheid van God, de erfzonde en de realiteit van de eeuwige rampzaligheid zijn voorondersteld. In de doordenking van de noodzaak van de incarnatie komen bij Anselmus sterk, hoewel niet uitsluitend, juridische aspecten van de kruisdood van Christus naar voren. Zoals door de ongehoorzaamheid van één mens de dood in de wereld is gekomen, zo door de gehoorzaamheid van één mens het leven. Zoals de duivel de mens heeft verleid door het eten van de vrucht van een boom, zo moet hij door het lijden van een mens aan een boom overwonnen worden. Uiteraard denkt Anselmus dan aan de dood van de Heere Jezus Christus aan het kruis.

Anselmus laat de innerlijke rationaliteit van de incarnatie en verlossing zien. Het ongestraft laten van de zonden behoort niet bij Gods vrijheid, goedheid en wil zoals dat ook geldt voor liegen. Een God Die liegt, is een tegenspraak in Zichzelf. Dat geldt ook voor een God Die vergeeft zonder te straffen. In zichzelf kan Gods eer niet worden geschonden. Als de mens God niet eert, verstoort hij echter de ordening en schoonheid van het heelal. Voor Anselmus is de keuze óf dat de zonde gestraft wordt aan de mens óf dat plaatsvervangend aan de eer van God wordt genoeg gedaan.

Als Boso de mogelijkheid oppert of zonde niet door berouw kan worden verzoend, antwoord Anselmus: ‘U hebt nog niet overwogen hoe het gewicht van de zonde is’. Alleen een Middelaar Die God is en blijft maar ook werkelijk mens is, kan aan Gods eer genoeg doen. In de vijfde en zesde zondagsafdeling van de Heidelbergse Catechismus zien we doorwerking van het gedachtegoed van Anselmus. Wel hebben de opstellers van de Heidelbergse Catechismus in navolging van Calvijn de verzoeningsleer van Anselmus verdiept. Het alternatief is niet straf of genoegdoening, maar genoegdoening door de Middelaar Die plaatsvervangend de straf op Zich neemt.

Wie trouwens Cur Deus Homo heeft gelezen, doet er goed aan ook kennis te nemen van de meditatie van Anselmus over de menselijk verlossing. In deze meditatie roept Anselmus zichzelf ertoe op, de zaligheid te overdenken en er zich in te verheugen. Hij schrijft: ‘Smaak de zoetheid van de Zaligmaker en sta in brand van liefde voor je Zaligmaker. (…) Toen ik verstoken was van alle hulp, verlichtte U mij en toonde U mij wie ik was. Toen ik nog niet in staat was dit te zien, hebt u anderen deze waarheid geleerd ten behoeve van mij en U toonde het aan mij vóór ik erom vroeg. De last die mij meesleurde, het pak dat mij neerdrukte, de vijanden die mij tegenstonden. U wierp ze allen weg, toen U de zonde wegdeed waarin ik was ontvangen en geboren. U verbood de kwade geesten mijn ziel aan te vallen. U maakte mij een christen en riep mij bij mijn naam, waarmee ik U belijd en U erkende onder uw verlosten. (…) Heere, omdat U mij heeft gemaakt, ben ik U al mijn liefde verschuldigd, omdat U mij hebt verlost, ben ik U mijn hele zelf verschuldigd, omdat U zoveel hebt beloofd, ben ik U mijn gehele bestaan verschuldigd.’ (…) ‘Goede Heere, verwerpt mij niet. Ik bezwijk van honger naar Uw liefde; verfris mij erdoor. Laat mij vervuld worden met Uw liefde, rijk zijn in Uw gevoelen (affectio), volledig opgenomen in Uw zorg. Neem en bezit mij volledig, U Die met de Vader en de Heilige Geest alleen tot in alle eeuwen gezegend bent. Amen.’

Ik spreek de wens uit dat er ook nog eens een vertaling van de meditaties en de gebeden tot Christus in het Nederlands verschijnt. Iedereen zal begrijpen dat voor mij als protestant de gebeden tot de heiligen niet vertaald behoeven te worden. Ook voor een protestant is Anselmus één van de geestelijke vaders, maar wel een vader bij wie we ook ballast zien die overboord moet worden geworpen.

In het Proslogion ontwikkelt hij zijn ‘godsbewijs’. God is volgens hem datgene waarboven niets groters gedacht kan worden. Het is eenvoudigweg ondenkbaar dat Hij niet bestaat. Anselmus is wel als een Augustinus minor (kleinere Augustinus en Bernardus prior (eerdere Bernardus) gezien. Wie alleen al het Proslogion leest zal dit begrijpen en bijvallen.

In dit werkje wil Anselmus vooral laten zien dat Gods eigenschappen noodzakelijk in één Wezen bestaan. Daartoe neemt hij zijn uitgangspunt in de definitie dat boven God niets groters kan worden gedacht. Zo wil hij laten zien dat goedheid, waarheid, wijsheid enz. noodzakelijk in één Wezen bestaan. Ten onrechte worden in de literatuur al eeuwen lang de hoofdstukken 2-4 geïsoleerd uit het geheel.

Anselmus laat niet alleen zien dat God werkelijk bestaat, maar ook wat Zijn eigenschappen zijn en dat Hij het hoogste goed is. De drie-enige God is het ene nodige waar Jezus Martha op wees. Door middel van een door God geleide introspectie wil hij aantonen dat God niet alleen bestaat maar ook de bron is van de diepste vreugde. Deze vreugde wordt hier op aarde slechts ten dele gesmaakt. Daarom verlangt een christen naar het volmaakte zien van God in de eeuwige heerlijkheid. Heel het Proslogion staat in het teken van ballingschap, pelgrimschap en volmaakt zien van God/vereniging met God.

Ik beveel de lezing van Het mysterie van God hartelijk aan. Het kan ons leren hoezeer grondtonen van de gereformeerde belijdenis behoren bij het katholieke erfgoed van de kerk der eeuwen. Dan denk ik in dit verband concreet aan de ernst van de kloof tussen God en mens, aan de samenhang tussen kennis van onze verlorenheid en die van de Middelaar en aan het feit dat wij dit leven niet uitsluitend maar wel allereerst in het licht van de eeuwigheid moeten zien.

Anselmus van Canterbury. Het mysterie van God, vertaling Vincent Hunink met een inleiding van Wim Verbaal (Eindhoven: Damon., 2024), hardcover 184 pp., € 24,90 (ISBN 9789463404297)

Plaats een reactie