Hoe moeten we het verschijnsel preek lezen beoordelen?
Onlangs besteedde het RD aandacht aan het verschijnsel preeklezen. Terecht is geconstateerd dat dit verschijnsel vóór de negentiende eeuw in Nederland onbekend was. Het kwam in afgescheiden kring op, vanwege het grote tekort van predikanten. Ook in een hervormde gemeente werd of wordt weleens een preek gelezen. Men koos niet voor de oplossing die in Engeland onder de baptisten voorkomt en in Schotland bij de Free Church en Free Presbyterian Church dat als er geen predikant is een ouderling en in baptistenkring een diaken een stichtelijk woord spreekt.
Mijn inmiddels overleden vriend Charles Davies die uit Wales afkomstig was, heeft een aantal jaren in Nederland gewoond. Hij had al wat moeite met het feit dat een predikant wat aantekeningen meenam naar de preekstoel, maar voorlezen uit het werk van een ander kon naar zijn overtuiging helemaal niet.
De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat ikzelf in het buitenland ouderlingen heb horen preken en dat ik de conclusie trok dat zij beter een goede preek hadden kunnen lezen. De inhoud van de preek was niet verkeerd, maar men kwam niet veel verder dan het herhalen van de tekst en de preek vertoonde vooral weinig samenhang.
Het omgekeerde komt ook voor. In de jaren zestig werd er in de Hervormde Gemeente van Ouddorp regelmatig preek gelezen. In die tijd was er een groot predikantentekort in hervormd-gereformeerde kring en Ouddorp lag decentraal en van een voorganger werd verwacht zaterdag te arriveren en maandag weer zijn weg te vervolgen.
Een van de ouderlingen droeg een preek feitelijk voor en het is meer dan eens gebeurd dat vakantiegangers zeiden: ‘De voorganger was wat aan zijn papier gebonden maar zijn boodschap was zeer helder en bijbels.’ Men had niet door dat er een preek werd gelezen.
Als de puriteinen zich keren tegen het lezen van preken dan gaat het om predikanten die een preek uit het Homilieënboek voorlezen of een preek van een andere predikant in plaats van dat zij er zelf een voorbereiden.
Zelf hoorde ik in de Gereformeerde Samenkomst, totdat zij aan het begin van mijn middelbare schooltijd een predikant kreeg in de persoon van ds. A. de Waard, preken lezen. Ik kan mij er weinig van herinneren. Wel herinner ik mij de preken die er doordeweeks werden gehouden (er was elke week een doordeweekse dienst) waarnaar mijn ouders mij meenamen vanaf zo ongeveer mijn tiende jaar. Vooral die van ds. H. Hofman (die overigens geen dominee genoemd wilde worden) hebben op mij veel indruk gemaakt en meer dan dat. De wijze waarop hij Christus uitschilderde heeft ten slotte mijn hart geraakt en dat naast andere middelen die de HEERE gebruikte.
*
Welke criteria mijn vader hanteerde bij preken die hij voorlas
Aan het begin van mijn studententijd werd de Gereformeerde Samenkomst vacant en mijn vader was één van de drie bestuursleden aan wie de taak werd opgedragen preken te lezen. Een officiële kerkenraad was er niet dat kwam omdat qua oorsprong de Gereformeerde Samenkomst een mix was van een vrije gemeente en een hervormde evangelisatie.
Aan de periode dat onder andere mijn vader las, heb ik meerdere herinneringen. Er zijn preken gelezen die mijn hart diep raakten. Mijn vader had twee criteria: allereerst moest de preek een bijbelse inhoud hebben maar daarnaast moest de verpakking zo zijn dat ook een eenvoudig gemeentelid het kon volgen.
Op één uitzondering na heeft mijn vader nooit preken gelezen van nog levende predikanten. Ook heeft hij nooit preken gelezen van predikanten uit eigen kring. Mijn vader vond dat je bij het preeklezen met de boodschap van de Kerk der eeuwen en dat toegespitst op de Kerk van de Reformatie moest worden geconfronteerd. De boodschap van Wet en Evangelie, van schuld en vrijspraak is niet de specialiteit van een bepaalde kring maar verbindt gelovigen door de eeuwen heen en wereldwijd met elkaar.
Voor zichzelf las hij heel graag Kohlbrugge. Ik denk dat er geen theoloog was bij wie hij zich zozeer thuis voelde als Kohlbrugge. Meerdere preken van Kohlbrugge heeft hij dan ook in Gereformeerde Samenkomst voorgelezen. Toch waren er ook preken van Kohlbrugge die hij voor zichzelf met stichting had gelezen, die hij niet voorlas. De structuur was volgens hem te brokkelig. Dat verhinderde dat eenvoudige gemeenteleden het goed konden volgen.
Naast Kohlbrugge heeft mijn vader ook preken van Luther gelezen en van oud-hervormde predikanten als C.B. Holland (dan ging het om diens boek Licht en leiding) en van H.A. Leenmans. Van de laatste noem ik de bundel De grote Onbekende en hoe Hij gekend wordt. Deze predikant had mijn vader trouwens meer dan eens zelf gehoord als hij preekte in de hervormde evangelisatie van Lekkerkerk, het dorp waar mijn vader opgroeide. Ik noem ook Wulfert Floor. Met vele anderen achtte mijn vader deze eenvoudige oefenaar zeer hoog. Hij waardeerde hem om zijn ernstige, gunnende en directe boodschap.
Naast Kohlbrugge had mijn vader een bijzondere voorliefde voor Engelse en Schotse schrijvers. Hij las preken van Gray, Binning, Boston en Erskine. Meerdere kwamen voor in de serie Overjarig Koren en waren vertaald door dhr. J.H. de Boer uit Putten. Had hij nu nog preek moeten lezen, dan zou mijn vader zeker gebruik hebben gemaakt van preken uit de serie De Tabernakel.
Kwamen er in Schotse preken heel tijdgebonden passages voor die ingingen op situaties uit de Schotse kerkgeschiedenis, dan liet hij die weg. Hij kon ze plaatsen maar hij wist dat dit voor de meeste gemeenteleden niet gold en een kerkdienst was geen college kerkgeschiedenis volgens hem.
Wat hij in al deze schrijvers waardeerde was dat ze zo heel duidelijk opriepen tot geloof in Christus en onderstreepten dat kennis van Christus noodzakelijk is. Dat laatste miste hij bij vele latere preken vooral van predikanten uit afgescheiden kring. ‘Je krijgt meer dan eens de indruk,’ zo zei mijn vader, ‘dat je Christus kunt toebehoren zonder dat je je dat zelf bewust ben. De insteek is meer: met hoe weinig kom ik wellicht nog net binnen.’ Mijn vader zat zelf op de lijn van Spurgeon. Spurgeon waarschuwde ertegen van het gemis bezit te maken. Hij zei: Een predikant moet ruim in het aanbod zijn maar ook helder in het tekenen van de weg naar het nieuwe Jeruzalem.
*
Hoe het kwam dat in de Gereformeerde Samenkomst op een gegeven moment ook preken van ds. R. Kok werden gelezen
De enige predikant van wie mijn vader, tijdens diens leven, preken heeft gelezen was ds. R. Kok die op zijn oude dag de christelijke gereformeerde kerk van Nijkerk diende. Ik had in het tweede of derde jaar van mijn theologiestudie Kok op een studentenkring gehoord en had thuis kennelijk heel enthousiast verteld over wat hij had gezegd.
Toen mijn ouders in de zomer van dat jaar in een vakantiewoning op de Noord-Veluwe hadden gehuurd, zijn wij ’s morgens naar de kerk gegaan waar de mensen van wie wij deze woning huurden, kerkten. Er werd een preek gelezen en mijn vader vond die preek heel dor. Nu zou hij niet gauw iets zeggen over een gelezen preek, want hij vond dat het gesprek over de preek een opbouwend karakter moest hebben. In dit geval moet hij wel de overtuiging hebben gehad dat deze preek bijzonder arm was. De andere leden van het gezin voelden het ook zo aan.
Op een gegeven moment vroeg mijn vader: ‘Die ds. Kok over wie jij vertelde staat hier toch niet ver vandaan?’ En dat klopte. Nu kan je alles vinden op internet. Dat was er in die tijd nog niet, maar in een huis-aan-huiskrant die in het vakantiehuisje lag, vond mijn vader het adres van de Christelijke Gereformeerde Kerk van Nijkerk.
Die zondagavond hoorden we een catechismuspreek over de doop. Ik kan mij de drie punten nog herinneren: 1 de doop voorwerpelijk; 2 de doop onderwerpelijk en 3 de doop verwerpelijk. Bij het eerste punt sprak Kok over de beloften van het Evangelie die ons in de doop worden betekend en verzegeld. Bij het tweede punt kwam naar voren dat de doop ons alleen tot zegen is als wij weten van de drie stukken die wij moeten kennen om zalig te leven en te sterven, namelijk ellende, verlossing en dankbaarheid; stukken die ook in het klassieke doopformulier worden genoemd.
Bij de doop verwerpelijk bracht Kok naar voren dat het voorrecht dat wij de doop ontvingen tegen ons zal getuigen als wij in dit leven geen deel krijgen aan de grote zaligheid waarnaar de doop verwijst. Dat ligt dan niet aan God, niet aan het Evangelie en niet aan de doop maar aan ons.
Ik weet nog dat wij, even na de kerkdienst, in de hal Kok zelf ontmoetten. Mijn vader bedankte hem voor zijn preek maar zij dat hij vaak met de vader van de maanzieke knaap moest uitroepen: ‘Ik geloof, kom mijn ongelovigheid te hulp’. Daar is maar één medicijn voor zei Kok: ‘Meer zien op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs. Niet lang daarna kocht mijn vader bij boekhandel Lindenberg tweedehands een aantal prekenbundels van Kok en zo is het gekomen dat de bezoekers van de Gereformeerde Samenkomst ook preken van deze predikant hoorden.
*
Heere Gij zijn ons toevlucht van geslacht tot geslacht
Onder de Britse schrijvers ruimde mijn vader een speciale plaats in voor J.C. Ryle, de eerste Anglicaanse bisschop van Liverpool. Hier vond hij de boodschap van de puriteinen maar dan wel bijzonder direct en eenvoudig verwoord. Hij heeft bij mijn weten alle beschikbare preken van Ryle in de loop van de jaren gelezen en ik kan iedereen die preken moet lezen aanraden daarin het voorbeeld van mijn vader te volgen.
Zelf ging hij met het voorlezen van preken van Ryle in het voetspoor van zijn grootvader van moeders zijde: Opa Willem Koudstaal. Vele jaren heeft deze als bestuurslid preken voorgelezen in de Gereformeerde Samenkomst. Zowel vanwege zijn sobere levensstijl als zijn liefde voor Engelse en Schotse schrijvers stond hij bij anderen bekend als ‘de puritein’.
Opa Koudstaal was 33 jaar, toen Ryle overleed. Hij was dus een jongere tijdgenoot van deze anglicaanse bisschop. Zijn uitleg van het Evangelie naar Johannes werd in de negentiende eeuw in het Nederlands vertaald en uitgegeven. Dat gold ook voor enkele van zijn preken, maar echt ontdekt werd hij pas in de jaren zeventig van de vorige eeuw.
Willem Koudstaal heeft in ieder geval een preek over Rom. 5:1 zelf vertaald, in een schriftje geschreven en voorgelezen. Hij was chef van de tekenkamer van de scheepswerf van Leen Smit. De familie Smit had in het kader van de scheepsbouw contacten in Engeland. Ik vermoed dat mijn overgrootvader, toen hij een keer met de Smitten meeging naar Engeland, deze preek dan wel dit traktaat in handen heeft gekregen.
Dit is zeker het Evangelie: ‘Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God, door onzen Heere Jezus Christus’ is het Evangelie waarmee wij zalig kunnen leven en sterven. Dat gold in de negentiende eeuw. Dat geldt ook in de eenentwintigste eeuw.
Dan blijft de bede over:
O God, die droeg ons voorgeslacht,
In nacht en stormgebruis,
Bewijs ook ons Uw trouw en macht,
Wees eeuwig ons tehuis!
*
O God, die droeg ons voorgeslacht
In tegenspoed en kruis,
Wees ons een gids in storm en nacht,
En eeuwig ons tehuis.