Na de dood van hun vader deden twee dochters van Abraham Kuyper (1837-1920) een oproep aan mensen die met hun vader te maken hadden gehad, hen herinneringen aan hun vader toe te sturen. Zo ontstond het boek Herinneringen van de oude garde. Theologisch is voor mij Kuyper geen gids. Dan ga ik liever bij de reformatoren, de puriteinen en Kohlbrugge te rade.
Maar er wordt wel eens te weinig beseft dat Kuyper anders dan meerdere van zijn navolgers ook een bevindelijke en puriteinse zijde had. Ik noem slechts dat hij dagelijks met de leden van zijn gezin, dienstmeisjes en eventuele gasten bij de maaltijden geknield bad. In zijn eerste gemeente Beesd kwam Kuyper in contact met thuislezers die aanvankelijk zijn diensten niet bezochten.
Dat gold onder andere de molenaarsdochter Pietje Baltus. Zij vergeleek zijn preken met kunstworsten bij de slager. Er zat geen leven in. Het siert Kuyper en zegt wat over hem dat hij ondanks de kritiek die hij vanuit de mond van Pietje Baltus en andere thuislezers hoorde, hen bleef bezoeken. Er voltrok zich bij hem een wending. Een dame die in Beesd was opgegroeid schreef na de dood van hun vader aan zijn dochters een brief met daarin onder andere de volgende passage:
‘Uw Vader kwam in Beesd dikwijls bij mijn ouders aan huis, waar hij de Gereformeerde Waarheid leerde kennen. Hoewel ik nog een klein meisje was, herinner ik mij dat zeer goed. Toen hij naar Utrecht vertrok in het jaar 1867, kwam hij bij mijn ouders afscheid nemen. En toen hij allen goede dag gezegd had, en stond om heen te gaan, wendde hij zich tot mij en, legde zijn hand op mijn hoofd en zei: ‘Kind, zal je vroeg den Heere Jezus zoeken? Ik heb Hem niet gezocht. Maar Hij heeft mij gezocht en gevonden.’ Hier sloeg Kuyper dezelfde tonen aan als ds. L.G.C. Ledeboer (1808-1863) die een gedicht voor kinderen maakte dat luidde: ‘Zoek Jezus veel, zoek Jezus vroeg, wie Jezus heeft die heeft genoeg.’