De stad Verderf, de Enge Poort en het Kruis in De Christenreis van John Bunyan

De weg waarlangs God zondaren tot Christus trekt, vertoont grote variëteit. In De Christenreis van John Bunyan worden die verschillen belicht in de personen van Christen, Getrouw, Hoop en Klein Geloof. Nog meer dan in De Christenreis wordt voor deze variëteit in De Christinnereis aandacht gevraagd. We zouden kunnen zeggen dat wij in De Christinnereis in het hart van Bunyan als prediker en herder kijken. Hij wilde zelf een gids zijn voor christenen – en dan in het bijzonder wankelmoedige en aangevochten christenen – zoals Groothart dat was voor pelgrims op de weg van de Enge Poort naar de Hemelstad.

In De Christenreis staat het Kruis niet bij de Enge Poort en de Enge Poort niet net buiten de stad Verderf. Spurgeon had bijzonder veel waardering voor Bunyan maar meende dat hij het Kruis bij de Enge Poort had moeten plaatsen. Men kan vragen stellen bij de beelden van Bunyan, maar als Bunyan het Kruis niet direct bij de Enge Poort plaatst, bedoelt hij dat er een levend geloof kan zijn zonder volle geloofszekerheid. Iets wat trouwens ook Spurgeon volledig onderschreef. Spurgeon wist dat er geloof kan zijn zonder volle zekerheid en helaas ook zekerheid zonder geloof. Daarom is zijn kritiek inhoudelijk niet terecht.

Waarom plaatst Bunyan de Enge Poort niet direct buiten de stad Verderf? Dat heeft te maken met het feit dat hij in de lijn van de puriteinen een onderscheid maakte tussen algemene overtuigingen van zonde en het voorbereidende werk enerzijds en het zaligmakende werk van Gods Geest anderzijds.

De hoofdpersoon van De Christenreis, die al spoedig de naam Christen krijgt, is verontrust geworden door het lezen van een boek. Hij heeft een zwaar pak op zijn rug. Hij begrijpt dat de stad Verderf zal vergaan en dat het zaak is die te verlaten. Terwijl hij in zijn boek leest en uitbarst in de klacht: ‘Wat moet ik doen om zalig te worden?’ komt een man met de naam Evangelist naar hem toe. Die wijst hem op de Enge Poort. Christen kan deze poort niet onderscheiden. Dan vraagt Evangelist of hij licht ziet schijnen. Christen antwoordt dan dat hij meent van wel. Evangelist geeft hem het advies het licht in het oog te houden en daar rechtstreeks op af te gaan.

Bunyan schreef een boekje met de titel De Enge Poort (The Strait Gate). Daarin geeft Bunyan expliciet aan dat de poort of deur de Heere Jezus Christus is. Bij het ingaan door deze deur vindt een mens vrede met God en ontvangt hij vergeving van zonden, ook al heeft de ene christen daarover meer zekerheid dan de ander. Nu is men niet langer onder de vloek van de wet maar is men onder de heerschappij van genade gekomen.

Vanaf het ingaan door de Enge Poort is Christen veilig en hoe zwaar en donker zijn weg nog kan zijn, zeker is dat het ingaan door de Enge Poort eenmaal gevolgd wordt door het ingaan van de poorten van het hemelse Jeruzalem. Dit is zeker dat men alleen eenmaal het hemelse en tenslotte het nieuwe Jeruzalem ingaat, als men in dit leven inging door de Enge Poort en op de smalle weg is gaan wandelen.

In zijn autobiografie Genade overvloeiende voor de voornaamste van de zondaren (Grace Abounding to the Chief of Sinners) heeft Bunyan beschreven hoe hijzelf vrede vond met God. Van een vloeker werd hij een zeer godsdienstig mens die dacht dat er in heel Engeland niemand was in wie God zozeer behagen kon hebben als in hem. Dat verandert als hij, terwijl hij in Bedford, een drietal of viertal vrouwen hoort spreken over hun omgang met God door Christus. Dat overtuigt Bunyan ervan dat hij zelf nog de kenmerken van ware godzaligheid mist.

De bewuste vrouwen kerken bij John Gifford en via hen komt ook Bunyan onder diens gehoor. De prediking en het onderwijs van Gifford hebben veel voor Bunyan betekend. Gifford staat model zowel voor Evangelist als Uitlegger uit De Christenreis. In een weg van strijd en aanvechting die nog voortduurt als hijzelf reeds het Evangelie aan anderen mag verkondigen, komt Bunyan tot de zekerheid van zijn aandeel in Christus.

We kunnen Bunyans eigen ervaringen niet één op één op die van Christen uit De Christenreis overzetten. Toch zijn er overeenkomsten. Tegen het advies van Evangelist in gaat Christen nadat hij in de poel Moedeloosheid terecht is gekomen, niet direct naar de Enge Poort maar laat hij zich door Werelds Wijze overhalen om naar het dorp Zedelijkheid te gaan om daar door de heer Wettisch van zijn pak te worden verlost. Hij loopt vast op weg naar het bewuste dorp. Ongetwijfeld zinspeelt Bunyan dan op die periode uit zijn leven toen hij genoeg meende te hebben aan het trouw vervullen van godsdienstige plichten.

De weg van Christen naar de Enge Poort verliep anders dan die van Getrouw. Christinne en haar buurvrouw Barmhartigheid die wij tegenkomen in De Christinnereis bereiken de Enge Poort veel sneller dan Christen. Wat alle pelgrims die wij in De Christenreis en De Christinnereis tegenkomen met elkaar verbindt is dat zij de Enge Poort zijn doorgegaan en de weg bewandelen die van de Enge Poort naar de poort van de hemel leidt. Wie De Christenreis leest, moet steeds weer beseffen dat het om een allegorie gaat.

Ongetwijfeld is de Enge Poort het beeld voor de inwendige roeping en wedergeboorte, van het ontsteken van het geloof in het hart, maar uit Bunyans niet-allegorische werken weten we dat Bunyan ervan overtuigd was dat de meeste christenen niet exact het moment kunnen aangeven waarin zij voor het eerst in een levend geloof tot Christus kwamen. Wie De Christenreis leest, moet dit wel bedenken.

Het feit dat de hoofdpersoon reeds voordat hij door de Enge Poort gaat de naam Christen krijgt, betekent niet dat Bunyan de wedergeboorte of inwendige roeping voor de ingang door deze poort situeert. We moeten ons realiseren dat het gaat om een allegorie. Met het oog op de ingang door de Enge Poort en de reis op de smalle weg naar de hemelpoort wordt de hoofdpersoon Christen genoemd. In De Christenreis ontvangt Christen bij het Kruis een rol die hij bij de hemelpoort moet laten zien. Zonder die rol zal hij niet worden binnengelaten. Dit betekent dan ook weer niet dat de wedergeboorte in De Christenreis pas hier mag worden geplaatst.

De rol is het symbool van het getuigenis van Gods Geest. Een christen die tot volle geloofszekerheid komt, hoort voor het eerst in zijn leven dat getuigenis helder en krachtig, hoewel hem Gods Geest reeds bij de wedergeboorte is geschonken. Dat verklaart dat Bunyan het ontvangen van de rol bij het Kruis plaatst en toch weer kan stellen dat men zonder die rol te bezitten het hemelse Jeruzalem niet kan binnengaan. Ook hier moeten we ons de beperkingen die een allegorie heeft realiseren en kunnen we mede uit Bunyans andere werken begrijpen waarom hij de beelden op deze wijze gebruikte.

Wie de omschrijving van de effectieve of krachtdadige roeping uit De korte Catechismus van Westminster naast De Christenreis legt, zou de effectieve roeping als volgt kunnen verwoorden: ‘Overtuigd van zonde verlaat Christen de stad Verderf en gaat hij in door de Enge Poort. Bunyan vertelt in De Christenreis dat Welbehagen die de Enge Poort voor hem opende, hem erop wijst dat iedereen die aanklopt, wat hij ook gedaan heeft, geenszins wordt uitgeworpen. Bunyan zinspeelt op Joh. 6:37 ‘Die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.’ Woorden die in zijn eigen leven een grote betekenis gehad hebben.

Onder andere Spurgeon en McCheyne maakten als geestelijke leerlingen van de puriteinen in hun preken en geschriften een onderscheid tussen een ontwaakte en geredde zondaar. Als voorbeeld ervan wijs ik op het boekje van Spurgeon Rondom de enge poort (Around the Wicket Gate). Hij brengt naar voren dat iemand die zijn portefeuille met al zijn geld verloren is, niet getroost is met de wetenschap dat hij precies weet hoeveel hij kwijt is en diep bezwaard is over het verlies. Met het feit dat hij weet van zijn verlies, heeft hij zijn geld niet terug.

We krijgen geen deel aan de zaligheid, zo stelt Spurgeon in dit boekje, omdat wij onze ellende kennen, maar door te verstaan dat de verlossing door Christus tot stand is gebracht en daarom te zien op Hem. Gebruikmakend van de beelden uit De Christenreis brengt Spurgeon naar voren dat een zondaar niet gered is door in de poel Moedeloosheid te blijven liggen. Zaak is in te gaan door de Enge Poort.

In dit verband kan ik niet nalaten een passage door te geven uit een preek van ds. H. Hofman (1902-1975). Hofman diende meer dan veertig jaar een vrije hervormde gemeente in Schiedam. Als kind hoorde ik hem al in de Gereformeerde Samenkomst van Alblasserdam en tijdens mijn middelbare schooljaren en het begin van mijn studie theologie kwam ik meer dan eens in Schiedam onder zijn gehoor. Aan het einde van mijn middelbare schooltijd ontstond er ook persoonlijk contact.

‘Nu, velen zullen die plaat wel eens gezien hebben van De brede en de smalle weg’. Het is wel een plaat, maar toch leerzaam. Daar vind je buiten de poort een dienaar. Die staat zelf buiten. Hij is niet zalig aan het wandelen, maar staat buiten. Dat heeft een dienaar nodig, om als in be­wustheid te zijn in de ongelukkige staat waarin alles buiten Christus is, en dat hij dan be­leeft dat alleen in Christus het leven is, en daarbuiten de dood, om te kunnen aanmanen: ‘Gaat in door de enge poort’, en ‘Strijdt om in te gaan’.

Op die plaat zie je nog een bankje staan, bijna bij de poort, waarop een man zit met een groot pak, en daar staat deze tekst bij: ‘Mijn ongerechtigheden gaan over mijn hoofd; als een zware last zijn zij mij te zwaar geworden.’ Hij was moe geworden ze te dragen, en nu zit hij er bij. Maar hij klopt niet áán, aan die poort! Hij zit daar. Kan God daar achting voor hebben? Neen. Wat dan te doen? Het oppakken en dragen, en het oog op de poort slaan.

Wij worden genodigd: ‘Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts! Tot de verstandeloze zegt Zij – de opperste Wijsheid – Komt, eet van Mijn brood, en drinkt van de wijn, die Ik gemengd heb. Ver­laat de slechtigheden, en leeft; en treedt in de weg des verstands’ (Spreuken 9:4-6). Zo worden wij ge­roe­pen en genodigd: ‘Gaat door, gaat door, door de poorten.’ En: ‘Gaat in tot Zijn poorten met lof’ (Psalm 100:4). Dat alles is dus daartoe bestemd, opdat wij tot Jezus Christus zouden komen, Die de enige Deur, de Poort, de Toegang is.

Dat geschiedt niet door de Wet, die openbaart ons Christus niet, maar dat geschiedt door het Evan­gelie en door de beloften van het Evangelie. Daardoor komen wij bij Jezus Christus te­recht. Hij is het Leven. Hij wil alles voor ons doen als wij ons bewust zijn, dat wij niets meer kunnen doen. Hij wil ons redden als wij reddeloos zijn, genade bewijzen als wij verloren zijn, onze Grond worden als wij geen grond meer hebben, ons reinigen als wij er zelf uitlig­gen, ons dekken met Zijn gerechtigheid als wij naakt zijn. Want dat is Christus’ ambt. Laat ons dus acht geven op de poorten, dat onze voeten daarin staan, en niet in een verbroken werk­ver­bond, want dat brengt ons geen nut aan.

Hebben wij genade en aanneming verkregen, zo weten wij en ligt er een bewustheid, dat wij Hem toebehoren en dat Hij ons genomen heeft zoals wij waren. Maar, och, telkens als wij op onszelf zien: wie zijn wij? Wij zouden onze handen voor ons gezicht doen en zeggen: ‘Ik ben beschaamd en schaamrood’, en met de kerk zeggen: ‘Ik ben zwart’ (Hoogl. 1:5). Maar Hijzelf wekt ons telkens weer op, ook Zijn Woord doet het. Want Christus is om te díenen, en om de Deur, de Poort te zijn, om ons te reinigen, te dekken, in alles te dienen, opdat wij een vrije toegang zouden hebben tot Zijn hemel­­hof en Koninkrijk, en een thuis bij God.’

Plaats een reactie