Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde

Zijn leven lang diende Hermanus Hofman een vrije gemeente in Schiedam. Hij overleed zondag 31 augustus 1975. Op de dag des Heeren mocht hij ingang in de vreugde die God hem had bereid. Op donderdag 4 september 1975 werd zijn lichaam ter aarde besteld. In de rouwdienst ging ds. Arie Pieter Verloop (1909-1991) van Waddinxveen voor. De donderdag (11 september 1975) daarop was de eerste doordeweekse kerkdienst in de Plantagekerk na het overlijden van Hofman. Ook in deze dienst ging Verloop voor. Ik geef een deel uit deze preek weer.

*

Gemeente, als we dan allen gedoopt zijn, allen onder het Woord ver­keren en door het Woord alzo aangesproken worden om vergaderd te worden, dan zal Christus er wel voor instaan. Houdt u bij dat Woord. De Catechismus leert ons dat Hij Zijn kerk niet alleen vergadert, maar ook beschermt en onderhoudt. Om een duidelijk begrip te krijgen van wat dat beschermen nu eigenlijk inhoudt zingen we daarover uit Psalm 59 vers 10:

Ik zal, omdat G’ in bange dagen

Mijn toevlucht waart, van U gewagen;

Van U, mijn sterkte, zij mijn zang

En snarenspel, mijn leven lang.

Ik heb in nood, aan God verbonden

In Hem mijn hoog vertrek gevonden;

In God, wiens goedertierenheid

Zich over mij heeft uitgebreid.

Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde. Zo is Hij begonnen met Adam en Eva. Ik vond het gisteravond ontroerend te lezen in art. 17 van de 37 Arti­kelen: “Wij geloven, dat onze goede God, door Zijn wonderlijke wijsheid en goedheid, ziende, dat zich de mens alzo in de lichamelijke en geeste­lijke dood geworpen, en geheel ellendig gemaakt had, Zichzelf be­geven heeft om hem te zoeken.”

Die geloofsartikelen moet u maar veel lezen. De opstellers ervan kunnen het soms zo verkwikkend zeggen: Dat is God! Die maakte Zich op om mensen te zoeken die Zijn gebod overtreden hadden, die van de verboden vrucht gegeten hadden, die hun schande met zelfgemaakte schorten bedekten en tegen God zeiden: U bent de schuld; die mensen ging God opzoeken.

U hebt misschien van God zulke harde gedachten. Genesis 3 begint al te zeggen; was er iets in Adam of Eva? Keerden zij zich tot God? Neen, zeggen de artikelen, zij vluchtten van Hem. Dat zegt Gods woord, dat is de leer van onze vaderen. Als zij al bevende van Hem vloden zei God: Waar zijt gij?

Moeten we aan de liefde van zo’n God twijfelen? Als Jezus ons ver­klaart wie Zijn Vader is, zegt Hij: Want alzo lief heeft God deze wereld gehad. Hij veroordeelt Mij, opdat Ik als de Vervloekte, vervloekten zou zaligen.

Dat is God, gemeente. Maar dan zijn wij zulke vervloekten. Als Hij dan zo Zijn gemeente lief heeft, en Hij ziet dat een mens gaat ver­zinken, dan is Jezus nabij. Als de mens werkelijk gaat beleven: ik sta In Adams plaats, ik moet verzinken, dan redt Jezus. Dan durven de op­stellers der artikelen te zeggen: Hij gaat ze allen in enigheid des waren geloofs vergaderen.

Nee, niet zo dat dan de één zegt: ik geloof dat je met een historisch geloof eveneens in de hemel komt; en de ander: ook een wondergeloof is iets bijzonders. Dat zullen de negen melaatsen ook wel gezegd heb­ben: Jongens, er is nog nooit zo’n wonder gebeurd; we waren ongenees­lijk ziek en nu zijn we genezen, niet iedereen ondervindt zoiets.

Die mensen konden het met een wondergeloof stellen, zonder Jezus. Maar wie het ware geloof krijgt gaat met Paulus, al is het nastamelend, zeg­gen: ik acht alle dingen schade en drek om de uitnemendheid der ken­nis van Christus Jezus.

Zou Jezus Zijn duur gekochten, die Hij gered heeft uit het verderf, voor wie Hij Zijn bloed gestort heeft, voor wie Hij aan het Recht van God voldaan heeft en die Hij zó lief heeft, – zou Hij die niet be­schermen? Als we dat in de rechte zin beleven en zo ons gehele hart en alle ellende aan Zijn voeten brengen, dan komt de gemeente niets tekort. Want Hij zal Zijn kerk beschermen. Beschermen?

Zijn er dan nog vijanden en machten die zulke begunstigde en begenadigde men­sen vijandig gezind zijn? Legio! Nee, schat ze maar niet gering. Onder­schat ze maar niet: de wereld, de satan en ons eigen ik. Als God Zijn genade in een mens wil verheerlijken dan zal zijn vlees zich daar nooit aan onderwerpen. Maar Hij beschermt ze.

Zo dat wat er ook gebeurt – dat vinden we ook weer in de Schrift, dat is niet ons zeggen – Hij zal de werken Zijner handen nooit laten varen. Ja, wij denken wel dikwijls dat het ten einde raakt. Wij zien niet altijd de haven, de veilige haven. Wij zien soms zo veel leeuwen en beren op de weg. Er zijn soms zo veel onmogelijkheden, er komen soms zo veel zorgen dat onze rug gekromd gaat.

Er is er nog nooit één uit de genade gevallen. Ik herinner weer aan het woord, dat door iemand is opgetekend: God belooft ons geen kalme reis – stel het u maar niet voor, kerkenraad – wèl een behouden aan­komst. Zo zal Hij voor al de Zijnen zijn. Hij zal ze nooit uit de genade laten vallen.

Als Gods kinderen sterven, dan denken wij, nu houdt alles op. De mond spreekt niet meer, het hart klopt niet meer. Maar zelfs dan zal Hij Zijn kinderen beschermen – dat is ook uw man, uw vader uw leraar overkomen – Hij zal hen beschermen, ook zelfs in de wrede, harde dood, die niets ontziet. De dood is niet een gave van God, de dood is het gevolg van onze zonden. We moeten niet God de schuld geven dat hier nu de dood ingetreden is, nee, onze zonden.

De apostel zegt, Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke gave. Hij heeft hulp besteld bij een Held. Dat is een gave van God. En Hij zal al de Zijnen uit nood en dood redden. Ook al schijnt het weleens dat het Woord liegt, Gods Woord is waar!

Als ik dan over mijzelf moet spreken, dan heb ik reden om me weg te schamen. Dan denken we wel eens in nood gezeten te hebben, in grote verlegenheid en in zeer grote eenzaamheid. Maar Gods Woord triomfeert. En ik ben niet waar, maar Gods Woord is waar. Omdat het ’t Woord van de God der Waarheid is. Zelf zal Hij over Zijn kerk en gemeente waken.

Plaats een reactie