Een kind dat de basisschool verlaat, moet de Bijbel zelfstandig kunnen lezen

Waarom discussies over Bijbelvertaling?

Telkens opnieuw zien we de laatste jaren discussies over de Bijbelvertaling. Discussies die allemaal gerelateerd zijn aan de taalontwikkeling en daarmee aan de taalkloof die ontstaat met een Bijbelvertaling of hertaling in een oudere fase van het Nederlands. Iedereen die de Bijbel leest of die wil dat zijn kinderen en kleinkinderen de Bijbel blijven lezen, wordt met deze zaak geconfronteerd.

In de gereformeerde gezindte worden werken uit de zeventiende tot de negentiende eeuw door uitgevers alleen in hertaling uitgegeven. Anders bereikt men hooguit enkele tientallen liefhebbers. Als puriteinen, oudvaders en schrijvers als Kohlbrugge hertaald mogen worden opdat ook de huidige generatie die leest of gaat lezen, dan moet dit al helemaal gelden voor het Boek der boeken dat ons gegeven is opdat wij wijs worden gemaakt tot zaligheid.

Nu de GBS heeft aangegeven dat haar hertaling van de SV slechts minimaal bijgewerkt zal worden, ontstaan opnieuw discussies. Gezinnen, kerken en scholen die tot nu toe de SV zijn blijven gebruiken, komen in steeds grotere verlegenheid. Als er nog dagelijks in de Bijbel wordt gelezen, neemt het gebruik van een andere vertaling dan de huidige editie van de SV over de hele breedte van de gereformeerde gezindte toe, ook in gemeenten waar op de kansel de SV wordt gelezen. Sommigen kozen met heel weinig moeite voor de HSV. Anderen deden het met iets meer reserve maar zij kwamen tot deze keuze, omdat er geen alternatief is.

Inmiddels leest voor persoonlijk Bijbelgebruik of in gezinsverband, ook in gemeenten en kerkverbanden waar op de kansel enkel de huidige editie van de SV wordt gelezen, minimaal tien procent en maximaal zelfs zeventig procent de HSV. Dan ga ik voorbij aan het feit dat ook binnen de gereformeerde gezindte de NBV21 en de Bijbel in Gewone Taal wordt gelezen. Wat helaas ook voorkomt is dat men zich vrijwel beperkt tot het lezen van dagboeken en kinderbijbels en de gewone Bijbel nog maar nauwelijks opengaat.

De Statenvertaling kwam tot stand omdat de predikanten die de brontalen kenden, de Deux-Aesbijbel te vrij vonden. Het kerkvolk had die moeite niet. Zij konden immers de brontalen niet lezen en over verouderd taalgebruik werd niet geklaagd. Nu zien we dat het kerkvolk over de hele breedte van de gereformeerde gezindte worstelt met de taalkloof en taalontwikkeling en steeds meer moeite heeft met de huidige editie van de SV. Dan wordt wel eens vergeten dat die overigens al behoorlijk van de originele SV qua taalkleed verschilt.

Het merkwaardige feit doet zich voor dat vooral predikanten die de brontalen niet of nauwelijks kennen, de vurigste verdedigers zijn om het taalkleed van de huidige editie te handhaven. De vraag waarom men wel de vele veranderingen die in de huidige editie ten opzichte van de oorspronkelijke editie van de SV voorkomen wel accepteert, wordt vaak niet gesteld, laat staan beantwoord.

Begrijpelijk is dat taal en ook taalkleed met emotie is verbonden. Echter, emoties mogen niet bepalend zijn als een vertaling of hertaling niet meer beantwoordt aan het centrale doel van een Bijbelvertaling, namelijk dat het een vertaling is die men kan begrijpen omdat het een vertaling is in eigen taal. Die eis is ook – op de Dordtse synode waar het besluit viel om de Deux-Aesbijbel door een nieuwe Bijbelvertaling te vervangen – aan de vertalers gesteld. Om die reden werkt trouwens de GBS mee aan een nieuwe editie van het Hebreeuwse Nieuwe Testament. De taal van de negentiende-eeuwse editie staat zover af van het Ivriet dat zij ontoegankelijk is geworden. In Nederland zijn we in eenzelfde situatie terechtgekomen.

In de zeventiende eeuw voldeed de originele SV aan die eis van begrijpelijk Nederlands. In de SV klonk het taaleigen van de brontalen door, maar dan wel in voor die tijd eigentijdse woorden. De hertaling van de SV die wij gebruiken en die dateert uit het einde van de negentiende eeuw, voldeed tot in de jaren zeventig. Toen begon duidelijk te worden dat de Nederlandse taal zich zo ver doorontwikkelde dat er opnieuw iets moest gaan gebeuren. We zijn nu zo’n vijftig jaar verder en in die vijftig jaar is de taalontwikkeling sneller gegaan dan in de honderd jaar ervoor.

In de statuten of het reglement van ‘Scholen met de Bijbel’ stond vroeger vaak – en ik hoop dat dit nog zo is – dat kinderen vóór het verlaten van de bassischool in staat moesten zijn de Bijbel zelfstandig te lezen. In het gezin waarin ik opgroeide, kreeg je op zevenjarige leeftijd een eigen Bijbel en dan was het de bedoeling dat je er voor jezelf in ging lezen. Dat deed ik ook en meer dan eens kwam je onbekende woorden tegen, maar het lukte je goed te begrijpen wat er stond.

Dat lukt tegenwoordig kinderen op de basisschool niet meer. Inmiddels blijken zelfs leerlingen in de hoogste klassen van het VWO tal van woorden uit de huidige editie van de SV niet te begrijpen. Hoe snel de taalontwikkeling is gegaan, maakt het volgende duidelijk. In 1951 verscheen de Nieuwe Vertaling. Daarop is terecht kritiek geuit, maar het is goed te weten dat ook het taalkleed van de Nieuwe Vertaling inmiddels zo verouderd is dat een nieuwe generatie grote moeite kreeg bij het begrijpen van deze vertaling.

Als de HSV niet was uitgekomen, werd in nog veel meer gemeenten dan nu het geval is de NBV en vervolgens de NBV21 gelezen in plaats van de HSV. Veelzeggend is in dit verband dat op de synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken unaniem voor vrijgeven van de HSV is gestemd en dat ook door ambtsdragers die het werk van de GBS steunen. Blijkbaar waren alle synodeleden zich van de ernst en omvang van de taalontwikkeling en taalkloof bewust en had geen enkel synodelid principiële moeite met het gebruik van de HSV.

*

Iets over taalontwikkeling

Tot aan het begin van de jaren negentig heb ik de zienswijze verdedigd dat men de enkele verouderde woorden uit de huidige editie van de SV wel kon leren. Echter, in de loop van de jaren negentig merkte ikzelf bij de catechisatielessen dat de huidige vertaling van de SV die overigens zelf een hertaling is uit – het einde van – een negentiende-eeuwse editie, steeds minder werd begrepen. Voor mij stond het vast dat als mensen de Bijbel willen blijven lezen de vraag niet is of er een hertaling of herziening zou komen maar wanneer.

Het zou logisch geweest zijn als de GBS, een stichting opgericht om de SV te bewaren, in samenspraak met de kerken hierin het voortouw had genomen. Temeer omdat haar eigen editie van de SV niet de originele SV is, maar een nauwkeurige nageziene editie van de hertaling die het Nederlands Bijbelgenootschap in 1886 uitgaf. En dan is tussen 1886 en 2023 onze taal veel sneller veranderd, dan tussen 1637 (het jaar dat de SV uitkwam) en 1886.

Als er aan het einde van de negentiende eeuw een hertaling nodig was, dan geldt dat nu nog veel meer. Ik denk dat velen van ons zich niet kunnen voorstellen dat voor de Tweede Wereldoorlog een seculiere uitgever nog een boek kon uitgeven waarin niet over ‘zieken’ maar over ‘kranken’ werd gesproken. Nu zal geen enkele uitgever binnen de gereformeerde gezindte een manuscript aanvaarden waarin ‘zieken’ als ‘kranken’ worden aangeduid.

Tot in de jaren zestig kwamen ook in publicaties buitenkerkelijke kring tweede naamvallen voor. Toen de scheepswerf van Smit waar mijn vader werkte honderdzestig jaar bestond, werd er in een publicatie gesproken over het ‘bestaan der werf’ en in de aankondiging komt ook de uitdrukking ‘een ieder’ voor. ‘Een ieder’ is nu heel sterk verouderd taalgebruik. Wij zeggen nu allemaal ‘iedereen’.

Het woord ‘krank’ is inmiddels echt archaïsch. Ik ken geen enkele kerkbode met de rubriek ‘onze kranken’. Geen predikant schrijft dat bij een gemeentelid een ernstige krankheid is geconstateerd en dat de heelmeesters en medicijnmeesters geen mogelijkheden tot behandeling meer zien.

Bij een woord als ‘onderwinden’ is zelfs de aanduiding archaïsch nog te zwak. De enige keer dat ik als kind deze uitdrukking hoorde, was in gebeden en lang heb ik daarom gedacht dat het een woord was, wat diepe eerbied uitdrukte. Pas toen ik als student in de theologie de Bijbel in de brontalen ging lezen, kwam ik er achter dat dit niet zo is. De notie van eerbied die dit woord in Genesis 18 heeft, heeft met de context te maken, maar niet met het woord als zodanig.

Ik kwam erachter dat dit woord ‘op zich nemen/zo vrij zijn om/aandurven’ betekent. De merkwaardige situatie deed zich voor dat ik de Bijbel in de brontaal nodig had, om een woord in de SV goed te gaan begrijpen. Als ik een preek nu als volgt zou beginnen: ‘Gemeente, tot nu preekte ik nog nooit over deze tekst maar afgelopen week heb ik mij onderwonden een preek erover voor te bereiden’, weet ik wel zeker dat niemand mij begrijpt, terwijl in de zeventiende eeuw de kerkgangers het direct hadden begrepen.

*

De taalontwikkeling heeft gevolgen voor de begrijpelijkheid van Bijbelvertalingen

De taalontwikkeling heeft gevolgen voor de begrijpelijkheid van Bijbelvertalingen. In Nederland gold en geldt dat niet alleen voor de negentiende-eeuwse hertaling van de SV van 1886 maar ook de Nieuwe Vertaling van 1951. In 2014 schreef ik een boekje Verstaanbaarheid en betrouwbaarheid van een Bijbelvertaling. Bij de verschijning merkten mijn kinderen op dat ook het woord ‘verstaanbaarheid’ verouderd is. Ik had het woord ‘begrijpelijkheid’ moeten gebruiken. Zij hadden gelijk. Ik probeer in preken eigentijdse taal te gebruiken, maar in contact met jongeren merk ik dat woorden die voor mij niet verouderd zijn het wel zijn voor een jongere generatie.

Omdat dialecten vaak conservatiever zijn dan de standaardtaal zullen in bepaalde streken van het land, verouderde of zelfs archaïsche woorden nog worden begrepen. Dat geldt zeker – als wij over onze landsgrenzen heen kijken – voor Vlaanderen, want het Vlaams is aanmerkelijk conservatiever dan het standaard Nederlands. Echter, wie in de lijn van de Dordtse synode denkt, gaat van de standaardtaal uit. In die taal moet een Bijbelvertaling begrijpelijk zijn.

Terecht kunnen we van zendingsorganisaties uit de gereformeerde gezindte lezen dat zij meewerken aan vertaalprojecten met de bedoeling dat volken en stammen in hun eigen taal de Bijbel kunnen lezen. Wat elders in de wereld wordt gedaan, moet ook in Nederland gebeuren. Elke taal ontwikkelt zich door. Wordt er niet hertaald dan wordt de Bijbelvertaling steeds meer een museumstuk waaruit, als men eraan vasthoudt, op den duur louter alleen in kerkdiensten nog wordt gelezen. Dan gaat het met de huidige hertaling van de SV op eenzelfde wijze als met de originele editie van de SV. Hij wordt nog in de kerk voorgelezen, maar thuis lezen mensen een andere editie als zij nog in de Bijbel lezen. Steeds meer, zal als de tijd voorgaat, het getal kleiner worden van hen die zich het Nederlands van de negentiende eeuw eigen maken of kunnen maken.  

*

De hertaalde SV van de GBS-editie, de Tukker-editie en de HSV

In 1977 kwam de zogenaamde Tukker-editie van de SV uit. Hierin waren een aantal echt archaïsche of in onbruik geraakte woorden vervangen en het aantal tweede naamvallen verminderd en zo waren er nog wat hertalingen. Van de zijde van de GBS kwam hierop behoorlijke kritiek, maar de GBS gaf geen rekenschap van het feit dat haar eigen editie veel dichter bij de Tukker-editie stond dan bij de originele SV.

Ook de editie van de GBS bevat aanzienlijk minder tweede naamvallen dan de originele editie van de SV en tot in de namen en omschrijvingen van Bijbelboeken toe zijn op dat punt wijzigingen doorgevoerd. Zo is ‘Proverbia, Spreucken Salomons’ ‘De Spreuken van Salomo’ geworden en ‘Het heylich Evangelium na de beschryvinge Matthei’ ‘Het heilig Evangelie naar de beschrijving van Mattheüs’. In Psalm 3:1 lezen we niet meer ‘Een Psalm Davids, als hij vloodt voor het aengesichte zijns zoons Absaloms’ maar ‘Een Psalm van David als hij vlood voor het aangezicht van zijn zoon Absalom.’

Ik gaf al aan dat heel wat kerkgangers zich niet bewust zijn van het feit dat de edities van de SV zowel van Jongbloed als van de GBS bepaald niet gelijk zijn aan de originele SV. Predikanten hebben hierin vaak ook veel te weinig voorlichting gegeven. Zij hebben nogal eens de indruk gegeven dat de huidige editie op de spelling na helemaal gelijk is aan de originele versie.

Die indruk werd nooit gecorrigeerd, omdat nergens meer in Nederland in de kerk bij de Schriftvoorlezing in de kerk uit de originele SV wordt gelezen. Zo’n zestig jaar geleden kwam dat hier en daar nog voor. Wie naar de website met preken van ds. J.P. Paauwe gaat en een preek van hem beluistert, merkt dat deze predikant op de kansel nog uit de originele editie van de SV voorleest.

Heel lang waren er ook hier en daar nog mensen voor wie de editie van de SV die wij nu gebruiken, onacceptabel was. Dat kwam vooral voor in kringen van zogenaamde thuislezers. Men las uit de Bijbel die in familiekring was overgeleverd of had tweedehands een zogenaamde Keurbijbel (de uitgave van de SV verzorgd door de drukker Pieter Keur) aangeschaft. Als kind weet ik dat bij familie van mijn ouders wel eens een ouder man op bezoek kwam, van wie dat gold.

Ernstiger is als predikanten in preken en spreekbeurten niet aangeven dat een vertaling nooit gelijk mag worden gesteld aan de Bijbel in de brontalen. Dan distantieert men zich daarmee van de Statenvertalers die daar zeer diep van overtuigd waren. Dat komt in de kanttekeningen al zeer duidelijk naar voren. Omdat een vertaling een vertaling is, mag en kan zij worden herzien of vertaald en elke vertaling heeft tekorten en gebreken en kan nooit alle facetten van de brontalen weergeven.

In de jaren negentig werd het probleem van de taalkloof zo groot dat ook de Tukker-editie daarop niet het antwoord was. Omdat de GBS niets deed, is het initiatief naar anderen gegaan en zo verscheen in 2010 de HSV. Ik ga niet in op de kritiek die geleverd werd. In enkele gevallen was die terecht, maar vaak niet. Qua taal kan het mijns inziens mooier en op het punt van vertaling zijn hier en daar verbeteringen mogelijk en soms nodig. Echter, in de HSV kom je geen archaïsche en of echt verouderde woorden tegen en daarmee voldoet de HSV wel aan de eis van de Dordtse synode van begrijpelijkheid.

Iets minder dan de SV doet zij recht aan het eigen van vooral het Hebreeuws, maar vaak staat de meer letterlijke vertaling in een voetnoot. Dat geldt ook waar de SV zelf voor een minder letterlijke vertaling heeft gekozen en de meer letterlijk vertaling in de kanttekening vermeldt. Wie de kanttekeningen leest, komt tal van keren de afkortingen ‘Hebr.’ of ‘’Gr.’ tegen en dan volgt de meer letterlijke vertaling. En ik vermoed dat ik er niet erg naast zit als ik denk dat de betekenis van deze kanttekeningen vooral duidelijk is voor hen die de brontalen kennen.

Voor een oudere generatie is elke hertaling een emotioneel verlies. Het is goed dat onder ogen te zien en te benoemen. Maar is van belang dat dit emotionele verlies niet geestelijk wordt geduid. Een hertaling wordt gemaakt opdat een nieuwe generatie de woorden van God kan begrijpen en de Bijbel blijft lezen.

*

Verouderde, archaïsche, niet meer gebruikte woorden en woorden die van betekenis zijn veranderd

Ik had het al over verouderde, archaïsche en niet meer gebruikte woorden. De aanduiding ‘niet meer gebruikte woorden’ behoeft geen toelichting. Bij verouderd denk ik aan woorden die de oudere generatie nog wel gebruikt maar de jongere niet meer. Zelf moet ik er op letten niet ‘plachten’ maar ‘gewend waren’ te gebruiken.

Archaïsche woorden zijn woorden die je wel begrijpt maar zelf niet meer of alleen in uitzonderlijke situaties gebruikt. Dan denk ik ook aan woorden als: overmits, mitsgaders, dewijl, nademaal, gelijk, dewelken, hetwelk enz. Woorden die je nog overal in de huidige editie van de SV tegenkomt en die bij hertaling of herziening zondermeer vervangen moeten worden.

Als het gaat om woorden die van betekenis zijn veranderd, noem ik er maar een paar. In de huidige editie van de SV wordt ‘als’ meer dan ‘als’ met de betekenis van ‘toen’ gebruikt, ‘van’ in de betekenis ‘door’ of ‘over’, ‘zo’ in de betekenis van ‘als’, ‘dan’ of ‘daarom’. Bij ‘lichter’ denkt nu niemand meer aan ‘eenvoudiger’ en bij ‘slecht’ aan ‘eenvoudig’ of ‘onverstandig/naïef’. Ik hoef al helemaal niet toe te lichten dat bij het woord ‘tering’ jongelui volstrekt andere gedachten hebben dan de Statenvertalers ermee bedoelden. Als het oorspronkelijke woord ‘wijf’ in  de huidige editie in ‘vrouw’ is veranderd. Dan moet zeker ook een woord als ‘tering’ worden hertaald.

Trouwens van het woord ‘pisse’ in de oorspronkelijke SV in Jes. 36:12 is in de huidige editie ‘water’ gemaakt. Echter dat is een onjuiste hertaling. Dat moet ‘plas’ of ‘urine’ zijn. Het is zelfs te verdedigen ‘pis’ te vertalen, omdat het in de context om soldatentaal gaat. Dan keert men qua woord terug naar de originele SV Zoiets  moet hoe dan ok bij een hertaling worden meegenomen.

Als wij in Gen 24:61 lezen: ‘En Rebekka maakte zich op met haar jonge dochteren, en zij reden op kemelen, en volgden den man; en die knecht nam Rebekka, en toog heen’ zullen jongelui wellicht nog wel begrijpen dat met ‘kemelen’ ‘kamelen’ zijn bedoeld, maar bij ‘opmaken’ denken zij niet aan ‘opstaan’ maar dat Rebekka en de meisjes die haar begeleidden voor zij op de kamelen stapten, een tijdje voor de spiegel hebben gestaan.

Als een Bijbellezer zonder dat hij of zij de kanttekeningen raadpleegt in Jes. 61:10 leest dat een bruid zich versierd met haar gereedschap, zal hij zich afvragen hoe dat zit. Wat moet een bruid met een zaag, hamer of beitel? In de kanttekening lezen we dat er het Hebreeuws letterlijk ‘vaten’ of ‘instrumenten’ betekent. In de kanttekening wordt erop gewezen dat het in dit verband om sieraden of opsmuk gaat. Hier hebben we een voorbeeld dat de vertaling die de kanttekening biedt, in de tekst moet worden gezet. In de eenentwintigste eeuw denkt niemand bij ‘gereedschap’ nog aan ‘sieraden’.

Weinig gebruikelijke woorden als ‘efod’ en ‘mirre’ zullen toegelicht moeten worden. Dat geldt voor gewichts- en afstandsaanduidingen enz. Anders ligt het met verouderde en archaïsche woorden, laat staan woorden die helemaal uit onze taal zijn verdwenen en ook bij woorden die een andere betekenis hebben gekregen. Dan komt de lijst van de GBS op zo’n driehonderd woorden uit. Zelf denk ik aan meer dan duizend woorden en dan wil ik woorden als ‘goedertierenheid’ en ‘lankmoedigheid’ nog graag behouden.

Ik heb het dan nog niet gehad over veranderingen in woordvolgorde. Ook daar zijn tal van voorbeelden van te geven en dan gaat het om voorbeelden die laten zien dat de betekenis moeilijk of niet meer begrepen wordt. Als Job zegt: ‘Nu ziet U mijn oog’ (Job 42:5b) is ‘mijn oog’ onderwerp en ‘U’ voorwerp. Wij zeggen inmiddels: ‘Nu ziet mijn oog U.’ In Mat. 12:27 lezen we: ‘En indien Ik door Beëlzebul de duivelen uitwerp, door wien werpen ze dan uw zonen uit? Daarom zullen die uw rechters zijn.’ Nu moet dat als volgt worden verwoord: ‘En indien Ik door Beëlzebul de duivelen uitwerp, door wie werpen uw zonen hen dan uit?’

Maar de huidige editie van de SV wordt toch nog door velen gebruikt? Die opmerking wordt meer dan eens gemaakt en het klopt. Ik behoor ook zelf bij hen die als Bijbelvertaling de huidige editie van de SV gebruikt en ik raadpleeg bij Schriftonderzoek naast de brontalen ook andere vertalingen. Mensen kunnen zo taalvaardig zijn dat zelfs als zij niet bij de SV zijn opgevoed, zij binnen betrekkelijk korte tijd de taal van de huidige editie van SV zich eigen kunnen maken. Zoals mensen immers ook Frans en Duits of zelfs Hebreeuws en Grieks kunnen leren. Men hoeft ook qua woorden niet alles te begrijpen om toch nog de strekking van een passage uit de Bijbel te snappen.

Echter, voor wie geen Duits kent, is het een blokkade als in een Nederlandse tekst meerdere Duitse woorden voorkomen. Als het er maar enkele zijn, is het vaak mogelijk uit de context de betekenis af te leiden. Maar hoe hoger het aantal Duitse woorden in een tekst is, hoe moeilijker die te begrijpen valt voor mensen die geen Duits kennen. Dat is de situatie waarin steeds meer lezers van de huidige editie van de SV zich bevinden.

Dat in een vertaling minder gebruikelijke woorden moeten worden toegelicht, heeft met de grote variëteit van woorden te maken. Die grote variëteit is weer gerelateerd aan de vele levensgebieden die in de Schrift ter sprake komen. Historische en culturele achtergronden vragen om uitleg en toelichting en hierin zijn studiebijbels of Bijbel met uitleg behulpzaam. Die blijven ook bij een hertaling in eigentijdse taal nodig en nuttig. Echter als woorden uit een vertaling zelf vertaald moeten worden, omdat die niet meer gebruikt worden en zinsconstructies om die reden gewijzigd moeten worden, begint een vertaling als vertaling van het blijvende en onfeilbare Woord van God tekort te schieten.

*

Begrijpend lezen van de Bijbel

Wil een editie van de SV even begrijpelijk zijn als de oorspronkelijke editie van de SV in de zeventiende eeuw dan zullen zo’n duizend woorden en tal van zinsconstructies hertaald moeten worden. Iedereen begrijpt toch dat het onnodig moeten aanleren van 1000 woorden en zicht krijgen op andere zinsvolgordes en dat nog boven op de minder gebruikelijke woorden die een Bijbelvertaling hoe dan ook bevat, alleen mogelijk is als men bovengemiddeld en zelfs ver bovengemiddeld taalgevoelig is.

Nu kunnen ook veel ouders en in een aantal gevallen zelfs predikanten niet uitleggen wat met een woord bedoeld is of – wat ook voorkomt – zij geven een onjuiste uitleg. Echt kwalijk vind ik het als predikanten die zichzelf niet hebben ingespannen de brontalen te leren of nadat zij die geleerd hebben de Bijbel nauwelijks of niet meer in de brontalen lezen, van jongelui verwachten dat zij zich een vorige taalfase van het Nederlands eigen maken.

Bijbellezen in klasverband of in een schoollokaal wordt in eerste instantie steeds meer een les in verouderd of archaïsch Nederlands en dat kan en mag toch niet de bedoeling zijn. Daarbij komt dat ook predikanten Bijbelteksten fout begrijpen. Menig predikant blijkt niet te weten dat ‘goed’ in Spr. 11:4 niets met ‘goed doen’ heeft te maken, maar de betekenis van ‘goederen/bezittingen’ heeft. Hier wreekt zich ook dat deze predikanten de brontalen niet kennen. Want wie Spr. 11:4 in het Hebreeuws leest bij een preekvoorbereiding of dagelijkse Bijbellezing in het Hebreeuws ziet dat meteen.

Meerdere predikanten heb ik Deut. 33:27 op een wijze horen citeren waaruit blijkt dat ze de zinssnede ‘van onder, eeuwige armen’ niet begrijpen. Men leest de komma tussen ‘vanonder’ en ‘eeuwige armen’ niet en voegt vaak nog ‘dat’ toe. Dan hoor je: ‘De eeuwige God zij u een woning, en dat van onder eeuwige armen.’ Ik wijs er allereerst op dat de Statenvertalers ter wille van de duidelijkheid in het eerste zinsdeel het woordje ‘u’ hebben toegevoegd. Ten onrechte is dit in de gedrukte editie nooit cursief weergegeven. Voor alle duidelijkheid kan je in het vervolg beter ‘u’ toevoegen. Dan kan ook de komma vervallen. Er staat: ‘Moge de eeuwige God u tot een woning zijn en moge er van onder u eeuwige armen zijn.’

Zelf kwam ik er pas door een bijdrage van collega ds. W. Pieters in het RD achter dat ‘beteren’ in de zeventiende eeuw ook de betekenis ‘van boete doen’ kon hebben. Ik heb wel eens gepreekt over de woorden ‘Betert u en bekeert u’ uit Hand. 3:19 en opgemerkt dat ik niet goed kon begrijpen waarom de Statenvertalers voor ‘betert u’ hadden gekozen. Nu begrijp ik het wel, maar dan moet je toch wel heel goed bekend zijn met het Nederlands van de zeventiende eeuw om dat te weten.

Omdat de SV woordvolgorden kent, die wij niet meer gebruiken, ontstaan er ook misverstanden. Ik kan een voorbeeld geven uit mij studententijd. Ik woonde een doordeweekse kerkdienst bij, waarin een toen al wat oudere predikant preekte over Hand. 2:47b: ‘En de Heere deed dagelijks tot de gemeente, die zalig werden.’ ‘Ten onrechte’, zo stelde deze predikant, dat allen van wie hier gezegd wordt dat zij zijn toegebracht, zalig werden. Nee, zij werden toegebracht tot de gemeente van hen die zalig werden, Dat wil niet zeggen dat zij allen zelf zalig waren.’

Deze predikant bleek – en dat gaan we krap vijftig  jaar in de tijd terug – toen al geen zicht te hebben op de woordvolgorde van het Nederlands van de zeventiende eeuw en evenmin op de betekenis dat het voornaamwoord ‘die’ in dit verband heeft. Er wordt lijdend voorwerp mee ingeleid en geen meewerkend voorwerp. Bij een derde naamval werd in de zeventiende eeuw ‘dien’ gebruikt en was het een bepaling bij een woord dat derde naamval stond, dan werd er  voor ‘die’ het woordje namelijk geplaatst . Als wat de bewuste predikant zei waar was, had er moeten staan: ‘aan de gemeente, namelijk die zalig werden.’

In het Grieks had er dan een derde naamval moeten staan, maar er staat een vierde naamval en het Nederlandse woordje ‘die’ laat dat ook zien. Wie trouwens de woordvolgorde van het Grieks volgt – iets wat de Statenvertalers ook als de begrijpelijkheid van  het Nederlands het toeliet, niet altijd hebben gedaan, moet vertalen: ‘En de Heere deed die zalig werden (heel letterlijk: de zalig wordenden) dagelijks toe tot de gemeente.’ Het misverstand wordt trouwens mede in hand gewerkt omdat er in de GBS-editie van de SV na ‘gemeente’ een komma staat. Deze behoort er volgens de originele uitgave van de SV niet te staan.

Het feit dat de Bijbelvertaling steeds minder wordt begrepen, heeft niet alleen met de taalontwikkeling, maar ook met de ontlezing te maken. Kinderen moeten jong leren lezen om hun woordenschat te vergroten. De Bijbel bevat een zeer grote variëteit aan woorden. Die variëteit is er ook in de HSV en de NBV21.

Bij de Bijbel in Gewone Taal was het streven in de vertaling niet meer dan 6000 verschillende woorden te gebruiken. Dat is niet gelukt, maar dat streefgetal had te maken met feit dat dit de woordenschat is van hen die het praktijkonderwijs  volgen. De Bijbel in Gewone Taal is door de opzet ervan meer een omschrijving dan een vertaling. Ik acht het niet wenselijk dat dit de Bijbel wordt waaruit in gezinnen en door jongeren wordt gelezen.

Terugkomend op de ontlezing moeten we goed beseffen dat, willen jongelui een vertaling als de HSV kunnen begrijpen, zij die al in de leeftijd van de basisschool zelfstandig hebben leren lezen. Anders blijkt voor menigeen ook de HSV te moeilijk. Woorden leer je namelijk doordat je ze hoort en leest. Maar in de huidige editie van de SV staan tal van woorden en zinsconstructies die wij nooit of nauwelijks meer horen of lezen. Het stimuleren tot lezen is geen remedie voor de taalkloof.

*

De hertaling die de GBS voorbereidt

Juist vanwege de kritiek vanuit de GBS op de HSV is vanuit gezinnen, scholen en kerken gevraagd of zij dan zelf met een alternatief wil komen. Dertien jaar na verschijnen van de HSV is dat alternatief er nog steeds niet. Inmiddels heeft de GBS aangegeven dat zij nu wel een hertaling voorbereidt. Wat merkwaardig vind ik het dat de verantwoording daarvan naar buiten toe aan medewerkers is overgelaten. Naar mijn overtuiging behoort dat een zaak van het bestuur te zijn. Al meerdere jaren is het bestuur van de GBS de afwezige als het gaat om het probleem van de taalkloof en de taalontwikkeling.

Het plan dat nu via haar medewerkers wordt ontvouwd, betekent dat er een minimale hertaling komt, waarin een beperkt aantal woorden wordt vervangen. Zelfs bij woorden die niet meer in Van Dale voorkomen is het de vraag of die worden vervangen. In de hertaling zullen woorden als overmits, dewijl, krank, aanschijn, ‘vermogen’ in de zin van ‘kunnen’ worden gehandhaafd. Woorden worden ook gehandhaafd als het bestuur van de GBS die als Bijbeltaal ziet. Dan kun je denken aan ‘morgenwake’ en ‘eenvoudig’ in de zin van oprecht. Onbeantwoord blijft in de beleidsvoorstellen wat men met niet meer gebruikte woordvolgorden gaat doen.

Bij het hertalingsproject zijn mensen uit verschillende kerken betrokken, maar het bestuur van de GBS bepaalt de criteria ook van wat Bijbeltaal is. Daarmee eigent zij zich een bevoegdheid toe die zij niet heeft. Het is de taak van een stichting die niet aan een ledenvergadering, laat staan aan kerkelijke vergaderingen, verantwoording schuldig is.

Als het even kan, behoort een hertalingsproject of vertalingsproject een kerkelijk project te zijn. Dan zouden de synodes van Gereformeerde Gemeenten (in Nederland), de Hersteld Hervormde Kerk en vertegenwoordigers van gemeenten uit de Christelijke Gereformeerde Kerken en gemeenten binnen de Protestantse Kerk van Nederland gezamenlijk het beleid moeten bepalen. Dan nog moet duidelijk zijn dat in de lijn van de Dordtse synode begrijpelijk Nederlands het uitgangspunt moet zijn. Het criterium Bijbeltaal kende de Dordtse synode trouwens niet.

Ik heb de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland buiten beschouwing gelaten. Die willen de huidige editie van de SV blijven gebruiken. Echter, ook voor oudgereformeerden is de vraag wat zij gaan doen als onze taal zich nog verder doorontwikkeld en ook in oudgereformeerde kring wordt, zo niet in gezinnen dan toch zeker voor persoonlijk gebruik, de HSV gelezen. Dan is trouwens duidelijk dat niet alle oudgereformeerde ambtsdragers buiten de kring van predikanten dat echt als een probleem zien.

Elke taal ontwikkelt zich door, al gaat dat proces bij de ene taal sneller dan bij de andere. Vroeg of laat ontstaat overal de situatie dat een nieuwe taalfase betekent dat een vorige taalfase feitelijk een andere taal wordt. Tussen nieuwtestamentisch Grieks en het nieuw Grieks ligt het byzantijnse Grieks en ook het nieuw Grieks heeft in de loop van de eeuwen een ontwikkeling doorgemaakt.

Eeuwenlang hebben Grieksprekenden helemaal geen vertaling van het Nieuwe Testament nodig gehad, maar nu is voor wie alleen nieuw Grieks beheerst de taal van het Nieuwe Testament een volstrekt andere taal. Wie per definitie niet van hertalen wil weten, komt terecht in een situatie waar alleen in de eredienst uit de Bijbel gelezen wordt. De Schriftlezing krijgt dan eenzelfde karakter als de Latijnse mis.

In het RD gaven drs. Bremmer en dhr. C. Valk een reactie op een artikel van dr. P.L. Rouwendal en verdedigden zij de criteria die de GBS bij hertaling hanteert. Ik heb geen enkele twijfel bij de competentie van Bremmer en Valk als het gaat om kennis van de brontalen. Integendeel zelfs, maar hun bijdrage negeert volledig het taalprobleem en is daarom zeer teleurstellend. Terecht wijzen zij op het belang van Schriftonderzoek en dat de Bijbeltaal en de betekenis van de Bijbel wordt toegelicht. Dat is nodig welke vertaling we ook gebruiken.

Echter, alleen al dat zij besluiten met een verwijzing naar Neh. 8:9 in de huidige editie laat zien hoezeer zij geen oog hebben voor de taalkloof. We lezen in Neh. 8:9 in de huidige editie van de SV: ‘En zij lazen in het boek, in de wet Gods, duidelijk; en den zin verklarende, zo maakten zij, dat men het verstond in het lezen.’

Het woord ‘duidelijk’ wil hier zeggen ‘duidelijk maken’. Op de andere plaatsen waar dit woord in deze vorm in het Hebreeuwse Oude Testament voorkomt, vertalen de Statenvertalers met ‘verklaren’. Bij het voorlezen van de wet werd verklaard of duidelijk gemaakt wat er stond. In de volgende zinsnede lezen we ‘de zin verklarende’. ‘Zin’ wil hier zeggen ‘betekenis’. Bij het voorlezen werd de betekenis toegelicht.

Inmiddels gebruiken wij het woord ‘zin’ als het gaat om ‘betekenis’, wel voor handelingen, maar niet voor woorden. Als iemand iets gedaan heeft, kunnen we vragen: ‘Wat was de zin ervan?’ Vraagt echter een leraar in een klas: ‘Vertel mij eens wat de zin is van dit woord?’ dan weet ik wel zeker dat deze vraag niet wordt begrepen. Het woord ‘zin’ dat hier wordt gebruikt, betekent in het Hebreeuws ‘inzícht’. Daarom kan je het best voor de vertaling ‘inzicht geven’ kiezen, maar ook ‘de betekenis toelicht’ of ‘verklaren’ is mogelijk.

Het woord ‘verstaan’ kennen wij niet meer als ‘begrijpen’. Als ik vraag: ‘Hebt u mij verstaan?’ zal iedereen de vraag zo opvatten of ik duidelijk genoeg sprak. Niemand zal dan vermoeden dat ik bedoel: ‘Hebt u mij begrepen?’ Tenslotte gaat het bij ‘lezen’ om ‘voorlezen’. Lang niet iedereen kon lezen en als men het kon, beschikte maar een enkeling – die vermogend was – over een Bijbelhandschrift. Samenvattend in de tekst die wordt aangehaald, komen we al vier woorden tegen die hertaald moeten worden. Dat laat de ernst van de taalkloof zien, maar ook hoe weinig de GBS zich dat realiseert dan wel er wat aan wil doen.

*

Hoe verder?

Mede door de opstelling van de GBS verscheen de HSV. Degenen die nog altijd de huidige editie van de SV gebruiken zien steeds meer problemen. Grootouders merken het aan kleinkinderen en de meeste ouders worstelen zelf al met de taalkloof. Wie spreekt met vertegenwoordigers van de GBS merkt zeker bij doorpraten dat zij het taalprobleem ook wel zien, maar het niet als hun taak zien daar iets aan te doen. Men gaat ervan uit dat zij die op de HSV zijn overgestapt daar toch niet meer op terugkomen en dat men mensen die echt een taalprobleem hebben toch niet vasthoudt.

Daarmee geeft men feitelijk het advies op een andere vertaling over te stappen als men de editie van de SV die zij uitgeeft niet meer kan begrijpen. Alleen wordt in het midden gelaten op welke vertaling men moet overstappen. Immers, ook al zien we de huidige editie van de SV als de meest getrouwe weergave van de brontalen in het Nederlands van de negentiende eeuw, daaraan heeft iemand die de taal van de negentiende eeuw maar heel matig beheerst weinig, zoals iemand die matig Engels beheerste er aan het begin van de zeventiende eeuw weinig aan had dat de King James Version, de Engelse vertaling die wij met de Statenvertaling kunnen vergelijken, dichter bij de brontalen stond dan de in Nederland gebruikte Deux-Aesbijbel.

Met de hertaling die de GBS nu voorstaat, is naar mijn overtuiging werkelijk niemand gediend. Ik begrijp heel goed dat de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland hieraan niet willen meewerken, want dit lost niets op. Positief vind ik nog altijd dat de GBS een handzame Bijbel met kanttekeningen uitgaf en de Statenvertaling inclusief de kanttekeningen op haar website heeft geplaatst. Zelf vind ik het gemakkelijk dat je ook zoekopdrachten binnen de kanttekeningen kan geven en meer dan eens doe ik dat. De GBS steunt ook samen met de TBS wereldwijd vertaalprojecten en stelt zeer goedkoop Bijbels beschikbaar.

Echter een geheel nieuwe vertaling in de lijn van de SV of afdoende hertaling van de SV voor lezers van het Nederlands van de eenentwintigste eeuw kwam niet tot stand. De kennis daarvoor is echt wel aanwezig binnen de gereformeerde gezindte. Hoe moet het verder? Er zijn nog altijd mensen die de huidige editie van de SV willen gebruiken. Die zullen er voorlopig nog wel blijven. Zeker onder de ouderen. Daarom moet zolang er lezers van zijn de huidige editie van de SV zonder dat er iets aan veranderd is, beschikbaar blijven. Daarin val ik de oudgereformeerden zonder reserve bij. En ik neem dat de  GBS dat hoe dan ook blijft doen.

Er moet echter ook een Bijbelvertaling of hertaling komen die voldoet aan de eis dat men in zijn eigen taal de woorden van God kan horen. De GBS zal dat aan de kerken moeten overlaten en zelf niet meer dan een faciliterende rol moeten vervullen. De andere mogelijkheid is dat de GBS zich in de toekomst louter als conservator van de huidige editie van de SV ziet en het verspreiden van de Bijbel in eigen taal in Nederland steeds meer aan anderen overlaat. Voor meerderen zal een alternatief voor de HSV eerder een opvolger van de HSV dan een alternatief in de strikte zin van het woord zijn. De taalkloof is zo groot dat vooral gezinnen met jonge kinderen niet meer kunnen wachten met het geven van een Bijbelvertaling die zij in principe bij het verlaten van de basisschool zelfstandig kunnen lezen.

Op zijn minst geldt dat voor de historische boeken van de Bijbel en inmiddels is ook dat voor de meesten in de leeftijd van de basisschool een brug te ver. Dat inmiddels velen zijn overgestapt naar de HSV maakt men nu niet meer ongedaan. Temeer daar een alternatief op zijn vroegst pas over een aantal jaren kan uitkomen.

Zelf meen ik dat men niet louter met hertalen kan volstaan. Ik denk alleen al aan simpele zaken die wij nu weten dat Rabsake en Rabsaris geen eigennamen zijn maar titels. Dat het dier dat de SV met ‘konijn’ vertaalt een klipdas is. Dat in Psalm 51:3 ‘overtreding’ van enkelvoud in meervoud moet worden veranderd. Iets wat ook in de HSV niet is rechtgezet.

Ik denk ook aan Gal. 3:1. Daar lezen we in de SV: ‘O gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn; denwelken Jezus Christus voor de ogen te voren geschilderd is geweest, onder u gekruist zijnde?’ Maar de komma moet niet achter ‘geweest’ maar achter ‘onder u’ staan. Als de HSV hertaalt ‘alsof Hij onder u gekruisigd was’ blijft de vertalingsfout staan.

Een goede vertaling en hertaling zou zijn: ‘O dwaze Galaten (gij staat niet in de brontekst), wie heeft u betoverd om de waarheid niet gehoorzaam te zijn, (u) voor wie Christus van tevoren/eerder onder u voor ogen is geschilderd, (als) de Gekruisigde.’ Eventueel kan de woordvolgorde worden veranderd. Dan zou het zijn: ‘voor wie Christus (als) de Gekruisigde van tevoren/eerder onder u voor ogen is geschilderd.’ Christus is namelijk niet onder de Galaten gekruisigd, maar voor ogen geschilderd.

De grootste gevoeligheid bij elke hertaling is dat voor een oudere generatie bekende woorden (krank, krankheid, een iegelijk, van node, toespijs, onderwinden, genaken, opmaken enz.) verdwijnen. Hoe bekender teksten zijn, hoe gevoeliger het is. Ik vermoed dat hij weinigen raakt als in Klaagl. 4:17: ‘wij gaapten met onze gapen’ wordt hertaald.

Dat ligt anders als ‘Onze krankheden heden heeft Hij op Zich genomen’ wordt veranderd in ‘Onze ziekten/kwalen heeft Hij op Zich genomen’, als ‘opdat een iegenlijk die in Hem gelooft’ ‘opdat iedereen die in Hem gelooft’ wordt en ‘Mij dorst’ ‘Ik heb dorst’. Toch zijn dit allemaal hoogst noodzakelijke veranderingen willen we een nieuwe generatie bij de Bijbel en het lezen ervan bewaren en willen we een Bijbel ook kunnen gebruiken bij het evangelisatiewerk. Wie uit de huidige editie van de SV voorleest in een samenkomst met buiten- en randkerkelijken al lezend steeds moeten hertalen en er ontstaat een probleem als mensen zelf willen gaan meelzen.

Voor een oudere generatie is er hoe dan ook, zoals ik al aangaf, een emotioneel verlies. Die zal ‘Onze ziekten/kwalen heeft Hij op Zich genomen’ als minder diep ervaren dan ‘Onze krankheden heeft Hij op Zich genomen.’ Dan is het goed zich te realiseren dat als een nieuwe generatie deze woorden van jongs af zo hoort en God zegent dat aan het hart zij bij die verwoording dezelfde diepte gaan ervaren die wij in een verwoording in verouderd en archaïsch Nederlands hebben gehoord.

Voor een jonge generatie – en dan denk ik niet aan de jongelui – maar wel aan de generatie daarboven is het goed zich steeds dat emotionele verlies voor de oudere generatie te realiseren en daar rekening mee te houden. Als ik zelf op mijn sterfbed zou liggen en ik zou vragen of mij Jesaja 53 wordt voorgelezen, dan wil ik de mij bekende woorden uit de SV horen: ‘Onze krankheden heeft Hij op Zich genomen.’ Maar ik begrijp ten volle dat geen enkele kerkelijke kring die wil dat de Bijbel in gezinnen en persoonlijk gelezen wordt vast kan blijven houden aan de huidige editie van de SV en evenmin gebaat is bij de hertaling die de GBS nu ter hand neemt.

*

Kennis van de brontalen

Wat de GBS betreft zou het ook haar geloofwaardigheid goed doen als zij als eis stelt dat predikanten die in haar bestuur zitting nemen op zijn minst redelijk, maar liefst goed thuis zijn in de brontalen. Dan gaat men echt in de lijn van de Statenvertalers. In de zeventiende eeuw heeft men in overgangssituaties predikanten gehad die de brontalen niet kenden, de zogenaamde Duitse klerken. Dat waren predikanten die alleen maar Nederlands (Diets/Duits) kenden en niet de brontalen en het Latijn.

In Nederland kennen de kerken van de Afscheiding het verschijnsel van predikanten die de brontalen niet kenden en in de Hervormde Kerk kwamen godsdienstonderwijzers (later hulppredikers genoemd) van wie dat ook gold. Deze godsdienstonderwijzers mochten overigens niet de sacramenten bedienen.

Zelf kom ik uit kringen waarin predikanten niet universitair geschoold waren en dan kan ik uit eigen ervaring getuigen dat de prediking van deze predikanten rijk is gezegend. Echter, zij zagen het feit dat zij de brontalen niet kenden wel als een gebrek. Zij leefden bij wat zij noemden de breuk van de kerk. Onze gemeenten waren niet meer dan een tijdelijk nooddak.

Een eerste generatie wilde zelfs niet als dominee worden aangesproken. Je had het wel over ds. Hofman maar je sprak hem aan als ‘Hofman’. Zijn familieleden die bij hem kerkten spraken hem aan als ‘ome Manus’.  Hij wilde mede geen dominee genoemd worden ook omdat hij niet universitair geschoold was. Zelf duidde hij zich ook niet als dominee aan. Hij was een schippersjongen aan wie de nood was opgelegd het Evangelie te verkondigen. Op de preken die van hem uitkwamen, staat dan ook: H. Hofman, evangeliedienaar te Schiedam.

Ds. A.P. Verloop die mij heeft gedoopt, diende later de gemeente van Waddinxveen. In het begin van mijn studententijd kwam ik met hem in contact en er ontstond een vriendschap die tot zijn dood is gebleven. Verloop gaf de GBS de gelegenheid samenkomsten – waarin het belang van de SV werd bepleit – in zijn kerkgebouw te houden. Zelf heeft hij nooit voor de GBS gesproken en geen haar op zijn hoofd zou er over gedacht hebben in het bestuur van de GBS zitting te nemen.

Daar hoorden naar zijn diepe overtuiging alleen predikanten in te zitten die goed thuis waren in de brontalen. Concreet dacht hij aan Hervormde of Christelijke Gereformeerde predikanten en een enkele predikant uit de Gereformeerde Gemeenten die op theologisch terrein universitair geschoold was.

Wie de brontalen niet kende, moest naar de overtuiging van Verloop ook zo wijs zijn geen spreekbeurten over de Statenvertaling of Bijbelvertalen in het algemeen te gaan houden. In dit alles bleek hoezeer hij congeniaal was met de Statenvertalers. ‘Zelf ben ik in die dingen een leerling die af moet gaan op de kennis van anderen en die bepaald niet hierin voor anderen een leermeester kan zijn.’ Ook voor Verloop had het feit dat hij de brontalen niet kende te maken met het feit dat onze gemeenten maar een nooddak waren en geen kerkverband.

*

Begrijpelijkheid

Voor een predikant is het van groot belang dat hij niet alleen getrouw, maar ook begrijpelijk preekt. Een predikant is immers ook een leraar. Wij zeggen dat is een zeer goede leraar, maar zijn leerlingen begrijpen hem helaas niet. De bewuste persoon kan dan veel kennis hebben, maar als leraar is hij ongeschikt.

Zelf vroeg ik op bezoek altijd – zeker als ik voor het eerst kwam – of men mijn preken begreep. Immers als dat niet het geval was, moest ik er wat aan doen. Alleen iets wat begrepen wordt, kan het hart raken. Daarom was bij de Dordtse synode ook begrijpelijk Nederlands een van de vereisten waaraan de vertaling waartoe zij besloot – en die wij nu als Statenvertaling kennen – moest voldoen.

Wie stelt: ‘Gods Woord is ook niet te begrijpen. Dat moet God zelf in ons hart uitleggen’ haalt een aantal zaken door elkaar. Het behoort tot de kern van de gereformeerde geloofsleer dat God – als wij zuigelingen en ernstig verstandelijke gehandicapten buiten beschouwing laten – van het verstand naar het hart werkt.

Wie gelooft, begrijpt wat er in de Bijbel staat, die begrijpt de kern van de Bijbelse boodschap. Het geloof gaat wel boven het verstand uit, maar gaat ook door en via het verstand. Dat is een basisovertuiging binnen de gereformeerde geloofsleer. Wie begrijpen niet nodig acht, staat dichter bij Rome dan bij de Reformatie en leeft geestelijk in een andere wereld dan de Statenvertalers.

Onze godsdienst is een redelijke godsdienst. Juist daarom wilde de Reformatie dat de Bijbel in de landstalen werd vertaald en werd met uitzondering van academische contexten de liturgie niet in het Latijn maar in de landstaal verzorgd. Men moest namelijk het Woord van God en ook de eredienst kunnen begrijpen. Daar moet het niet bij blijven, maar wel mee beginnen.

Hellenbroek sprak van kennis, toestemmen en vertrouwen. De eerste twee elementen van ons geloof hebben alles met verstand of begrip te maken en ook het derde kan er nooit zonder begrip zijn. Als het erom gaat dat de natuurlijke mens niet begrijpt de dingen die des Geestes Gods zijn (1 Kor. 2:14) gaat het niet over taalvaardigheid, maar over het kennen van de geestelijke kracht van het Evangelie van het kruis van Christus, van verzoening met God door Zijn bloed, van wedergeboorte door Gods Geest.

Het is mogelijk dat men niet alleen de negentiende-eeuwse uitgave van de Statenvertaling zonder problemen kan lezen, maar ook de oorspronkelijke uit de zeventiende eeuw en toch een vreemdeling is van God en zijn eigen hart. Het kan zijn dat men zonder dat men daarbij een vertaling nodig heeft het Oude Testament in het Hebreeuws en het Nieuwe Testament in het Grieks kan lezen, terwijl men blind is voor het Evangelie van Gods genade.

Het omgekeerde is niet minder waar. Gelukkig is het niet nodig dat men het Woord van God in de brontalen kan lezen om zalig te worden. Evenmin mogen we als eis stellen dat iemand het Nederlands van de negentiende of van de zeventiende eeuw moet kennen om een waar christen te kunnen zijn.

*

Maak in Uw Woord mijn gang en treden vast

Een christen is iemand die weet dat hij eerst blind was en nu ziet, eerst verloren lag en nu behouden is, eerst Christus niet van harte kende en Hem nu liefheeft of om het met Luther te zeggen: een christen kent het verschil tussen wet en Evangelie. Hij maakt van de wet geen Evangelie en van het Evangelie geen wet.

Waar het ons om moet gaan, is dat mensen – en dat al zo jong mogelijk – de Bijbel zelfstandig leren lezen en daarbij vragen of zij Hem mogen leren van Wie de Schriften getuigen om zo de drie-enig God te gaan verheerlijken. Hier in beginsel en eenmaal samen met heel Gods vrijgekochte kerk in het nieuwe Jeruzalem. We moeten een betrouwbare Bijbeluitgave hebben in begrijpelijk taal om die aan randkerkelijken en buitenkerkelijken te kunnen geven.

Bij het lezen, bestuderen en onderzoeken van de Bijbel kunnen en mogen wij allerlei midde­len gebruiken. Iedereen mag en moet dat ook doen naar zijn leeftijd en begaafdheden. Wanneer wij dat op de juiste manier doen, is het gebruik van die middelen ingebed in de bede om de verlichting en vernieu­wing door de Heilige Geest.

Laat in allerlei verbanden dan ook iedereen ertoe worden aange­spoord om de Bijbel elke dag te lezen, bid­dend om de werking van Gods Geest. Dat geldt evenzeer voor hen die onbekend zijn met de Bijbel, als voor hen die er al van huis uit mee vertrouwd zijn. Juist omdat de Bijbel het Woord van God is, mogen wij van het lezen – en vooral als dat lezen een biddend lezen wordt – grote dingen verwachten.

Deze verwachting behoort toch gereformeerde christenen en kerken met een gereformeerde belijdenis met elkaar te verbinden. Dan gaan wij in de eenentwintigste eeuw in de sporen van de zeventiende-eeuwse Statenvertalers.

Plaats een reactie