Ter gelegenheid van het afscheid van Henk Leertouwer als godsdienstleraar van het Wartburgcollege, waarvan de Guido de Brès in Rotterdam een onderdeel is, werd op 10 juni 2014 een symposium geor-ganiseerd. Het proefschrift van Teus van de Lagemaat De stille evolutie. Individualisering in de gere-formeerde bond verscheen het jaar daarvoor en was het uitgangspunt van de bijdrage op het bewuste symposium. Dat is inmiddels tien jaar geleden. Ook mij was gevraagd een bijdrage te leveren. Ik las hem nog eens na en publiceer hem nu na 9 jaar ongewijzigd op mijn weblog mede omdat in pers aan-dacht werd geschonken naar aanleiding van het proefschrift van Van de Lagemaat aan ontwikkelingen die in het verlengde liggen van wat hij tien jaar geleden constateerde.
De enige toevoeging die ik aan mijn bijdrage van destijds zou willen maken, is dat ik nog meer dan in 2014 ook uit eigen ervaring zou willen onderstrepen dat ook de Hersteld Hervormde Kerk een vervallen kerk is die herstel nodig heeft. Voor kerkelijke zelfgenoegzaamheid is geen enkele reden. Ik zie er naar uit dat alom helder en duidelijk de prediking van zonde en genade, van schuld en vergeving mag klinken, van het bloed van Christus dat van alle zonden reinigt. Deze prediking gebruikt God om Zijn kerk te bewaren en te vermeerderen. Dan is er alom een opwekking, weerkeer en herleving nodig en moet onze voortdurende bede zijn: ‘Bouw de muren van Jeruzalem op’ (Ps. 51:20).
De nood van de kerk is de nood van de prediking. Dat zie ik binnen eigen kring en daarbuiten. Verblijdend is als waar dan ook de verkondiging echt Evangelieverkondiging mag zijn. Dan worden hoorders schuldig gesteld voor God, maar er ook op gewezen dat zij – wie zij ook zijn – welkom zijn bij Christus. Het is een grote troost dat Christus Zelf Zijn kerk in stand houdt. Er is een kerk en er blijft een kerk dankzij Gods verbond. Van God mogen wij grote dingen verwachten. Dan is Zijn verbond –dat een verbond van genade is – onze enige pleitgrond.
*
Inleiding
Allereerst wil ik toch vermelden dat ik hier niet alleen als hervormd predikant, maar ook als oud-collega van Henk Leertouwer sta. Twee jaar gaf ik op de Guido de Brés Hebreeuws. Naar eer en geweten kan ik zeggen dat ik van de collega’s die ik er toen heb leren kennen, Henk Leertouwer bij degenen behoort die ik mij het best herinner, al hebben wij bij mijn weten elkaar na mijn vertrek van de Guido nooit meer ontmoet.
Voordat ik iets zeg over de ontwikkelingen in de (Hersteld) Hervormde Kerk waarbij ik zelf ‘hersteld’ altijd tussen haakjes zet, wil ik aangeven hoe ikzelf niet alleen binnen de Kerk van Nederland sta, maar breder binnen de Wereldkerk. Bij de Kerk denk ik allereerst aan de Kerk die ontstond direct na de zondeval en blijft bestaan tot de jongste dag,. De Kerk van de Reformatie is de Hervormde of Gereformeerde Kerk katholieke kerk. Van die Kerk is de (Hersteld) Hervormde Kerk krachten haar belijdenis een gestalte.
Van de Lagemaat zegt na 2004 ging de Bond ongewijzigd verder en de (Hersteld) Hervormde Kerk heeft als jonge broer snel zijn plek gevonden in het geheel van de afgescheiden kerken. Tegelijk ziet de (Hersteld) Hervormde Kerk zich, zo geeft Van de Lagemaat aan, als erfgenaam van de gezaghebbende predikanten uit het gezamenlijke verleden, zoals I. Kievit en G. Boer. Dat laatste wil ik niet betwisten in die zin dat ik hoop en bidt dat nu en in de toekomst het inzicht in de Schrift en de gehechtheid aan de belijdenis van de genoemde mannen samen met dat van vele anderen (kerkvaders, middeleeuwers, reformatoren, puriteinen) als gidsen dienen bij het doorgeven van het geloofsgoed aan een nieuw geslacht.
Bij het eerste – dat de (Hersteld) Hervormde Kerk haar plaats innam onder de afgescheiden kerken plaats ik een paar kanttekeningen. Ik ben in 2004 hersteld hervormd geworden vanwege de belijdenis van de Hervormde Kerk en zo hervormd gebleven. Van de Gereformeerde Bond ben ik nooit lid geweest, al bezocht ik als student wel een aantal door haar belegde vergaderingen. Dat laatste heb ik nooit gedaan met de vergaderingen belegd door de kring rond het blad Het gekrookte riet. Overigens bedoelde ik deze houding niet aan anderen voor te schrijven, maar zelf zag ik het als de beste keuze gezien de omstandigheden waarin ik verkeerde.
Met als allerbelangrijkste reden dat de kerkorde van de Protestantse kerk in Nederland het zegenen van homoseksuele relaties opnam en een formulier daartoe een plaats gaf in haar dienstboek. Dat is rechtstreeks in strijd niet alleen met de Schrift, maar ook met de gereformeerde belijdenis (zondag 41), trouwens niet minder met de lutherse en de anglicaanse belijdenissen en ook met de geloofsleer van Rome. Ik weet dat dit het sluitstuk is van ontwikkelingen die er ook in de Hervormde Kerk waren. Had de Hervormde Kerk al vóór 2004 zo expliciet van zondag 41 afscheid genomen, dan was dat voor mij ook dan een grens geweest.
In het licht van de wereldkerk is de Protestantse Kerk in Nederland een verenigde kerk (united church), dat wil zeggen een kerk, waarin meerdere confessionele stromen zijn samengekomen en is de (Hersteld) Hervormde Kerk het restant van een hoofdstroom (mainline church continuing) die door belijdenis verbonden is met andere kerken van gereformeerde belijdenis. Ik spreek dus over een verenigde kerk en kerken van gereformeerde belijdenis. Temeer omdat de Protestantse Kerk in Nederland juridisch niet alleen een voortzetting is van de Hervormde Kerk, maar ook van de Gereformeerde Kerken, het grootste kerkverband uit de Afscheiding voortgekomen.
Ik bid wel dat de (Hersteld) Hervormde Kerk een hervormde spiritualiteit behoudt met gerichtheid op de schare. Met het besef ook dat zij evenals vóór 2004 het geval was geen ideale kerk is, maar een kerk die herstel en hervorming behoeft. Wel zijn de mogelijkheden om metterdaad gestalte te geven aan handhaving van de belijdenis uiteraard groter dan 2004. Dat kan een hervormde kerk moeilijk als bezwaar zien.
Vanouds was de Hervormde Kerk volkskerk. Al tientallen jaren werd dat minder en de vorming van de Protestantse kerk in Nederland heeft dat proces nog eens aanmerkelijk versneld. Als het gaat om de wens het hele volk met het evangelie te bereiken, behoort elke kerk een volkskerk te zijn. Sociologisch denk ik bij een volkskerk aan een kerk die dominant in de samenleving aanwezig is. Dan geef ik nog niet eens de meest vérstrekkende definitie. In een enkel dorp is dat voor de (Hersteld) Hervormde Kerk het geval, in meer dorpen voor de Protestantse Kerk in Nederland. Voor de grotere plaatsen is dat verleden voor elke kerk. Ik beperk mij tot mijn eigen plaatselijke situatie.
In Boven-Hardinxveld zijn als ik de RK-parochie waarin op zijn best een keer per maand een mis wordt opgedragen) buiten beschouwing laat drie kerken: de Protestantse kerk in Nederland (GK), de Protestantse kerk in Nederland (Herv.) en de (Hersteld) Hervormde Kerk. Slechts een minderheid van de bevolking in dit dorp in de Alblasserwaard is christen. Dat de Gereformeerde Kerk en Hervormde Gemeente onder hetzelfde kerkelijke dak zitten, ontgaat de buitenstaander. Voor hun gevoel zijn er drie kerken die even ver van hen vandaan staan of even dicht bij hen staan. Missionair heeft elke gemeente dezelfde mogelijkheden. Die zijn voor de (Hersteld) Hervormde Gemeente niet kleiner en niet groter dan voor de andere gemeenten.
*
Veranderingen in de samenleving
De Nederlandse samenleving is de laatste decennia heel erg veranderd. Ik ben wel binnen de gereformeerde gezindte opgegroeid, maar buiten de reformatorische zuil. De enige samenbindende instantie die er in mijn jeugd was, was de SGP, maar meerdere mensen die qua denken nu voluit in de reformatorische zuil zouden passen en zelfs in de rechterflank ervan, stemden in mijn jeugd ARP of CHU. Vroeger kon een groot deel van het Nederlandse volk op kennis van de Bijbel worden aangesproken. Zowel tot de Rooms-katholieke als tot de Hervormde Kerk behoorden tal van mensen die nauwelijks een band met de kerk hadden. Hun kinderen en kleinkinderen hebben geen band en voor hen staat elke kerk even dichtbij of even veraf.
Kerkelijk hebben er veranderingen en verschuivingen voorgedaan. Niet alleen in de gereformeerde gezindte (daarmee bedoel ik dan alle kerken met gereformeerde belijdenis, de Hervormde Kerk en de kerken die haar belijdenis delen), maar ook in de evangelische wereld. Met mijn middenorthodox her-vormde en gereformeerde klasgenoten had ik niet minder gemeenschappelijk dan nu mijn gemeente-leden met menig kerkganger uit een Gereformeerde Bondsgemeente of een gemeente behorend tot de Christelijke Gereformeerde Kerken. In mijn jeugd verschilden de leden van de Vergadering van Gelovigen in Kinderdijk qua levensstijl nauwelijks van de oudgereformeerden. De verschillen lagen op het gebied van de geloofsleer, maar niet van levenswandel.
Mijn catechisanten leven in een volstrekt geseculariseerde wereld, terwijl ik nog weet dat onze socialistische overbuurman die formeel hervormd was maar, hoewel hij niets van de kerk moest hebben op zondag zijn gras niet maaide omdat het zondag was. Uiteraard wist hij wie David en Goliath waren. Ik pleeg in menige rouwsamenkomst toe te lichten dat de Bijbel uit twee delen bestaat.
Wat ik alom merk is dat kerkverbanden mensen weinig zegt. Mensen behoren allereerst bij de plaatselijke gemeente die overigens ver buiten eigen woonplaats kan liggen. Als dat is vanuit het besef dat de kerk allereerst daar is waar het Woord recht wordt verkondigd en dat die norm universeel is, is dat winst. Ik zeg niet dat dit nooit het geval is, maar ook andere factoren spelen een rol die veel minder als winst kunnen worden gezien. Ik denk niet in de laatste plaats aan de zienswijze dat je simpelweg een gemeente zoekt die het beste bij jou past. Dan zien we het individualisme in kwalijke zin.
Wij ademen allen hetzelfde klimaat in en dat is een seculier-liberaal klimaat. Dat is een onhistorisch klimaat en dat is een klimaat dat authenticiteit en emotie belangrijk vind. Dat laatste verklaart de aantrekkingskracht van wat wij in Nederland evangelisch gedachtegoed noemen. In het licht van de wereldkerk is het bijna altijd new evangelicalism en niet old evangelicalism.
*
Hoe moet het Evangelie in deze veranderde samenleving worden doorgegeven?
De studie van Van de Lagemaat is een sociologische studie. Dat betekent dat feitelijke ontwikkelingen worden onderzocht. Echter aan feiten kunnen geen normen worden ontleend. Van de Lagemaat wil heel duidelijk een bepaalde kant heen, maar uiteindelijk ontbreekt een normatief verantwoord kader. Dat komt omdat ontwikkelingen niet getoetst worden aan de Schrift als vaste toetssteen.
Dat wil niet zeggen dat Van de Lagemaat geen kader heeft. Dat ligt niet alleen in de Schrift, maar ook in de cultuur. Daarmee distantieert Van de Lagemaat zich overigens impliciet van het Schriftgeloof, zoals beleden in de gereformeerde belijdenis. Wie met de gereformeerde belijdenis zijn geloof belijdt, erkent daarmee deze belijdenis als adequate weergave van de kern van de Bijbelse boodschap. Vanuit deze houding kijk ik en reageer ik op ontwikkelingen in kerk en samenleving.
Er is veel veranderd en de veranderingen gaan in kerk en samenleving nog steeds door. Wat is nodig. Ongeacht hoe mensen denken mag en met het Evangelie worden verkondigd en doorgeven. De boodschap dat een mens sinds de zondeval vervreemd is van God en dat er de eeuwen door alleen maar toegang tot God is door Jezus Christus en ook dat wie werkelijk een christen is, dat is dankzij het ingrijpen van God in zijn of haar leven. Een wonder dat de Bijbel wedergeboorte noemt.
Met alle geloofsverbondenheid die ik heb met baptisten die roemen in vrije genade, ben ik ervan overtuigd dat wij vast moeten houden aan de Heilige Doop niet als stempel op ons ja-woord, maar als teken van opname in de christelijke kerk en van Gods trouw van geslacht tot geslacht. En dat daarom ook kinderen gedoopt mogen worden. Kort samengevat: het gaat er allereerst om dat ook nu mensen de Drie-enige God als God van volkomen zaligheid leren belijden.
Ik roep ouders ertoe op dit geloofsgoed in hun gezinnen door te geven. In overstemming met het klassieke huwelijksformulier wijs ik erop dat een christelijk huwelijk aangaan, betekent dat je in principe bereid bent van meet af aan kinderen te ontvangen. De taak van een getrouwde vrouw ligt allereerst in haar gezin. Dat geldt bijzonder als het huwelijk met de kinderzegen wordt bekroond. Het doorgeven van het geloofsgoed is een taak van beide ouders, maar zeker voor de eerste levensjaren toch wel heel in het bijzonder van de moeder. Telkens roep ik daarin op tot een nadere reformatie. Die oproep was in alle gemeenten die ik diende niet overbodig en na mei 2004 is dat niet ineens veranderd.
De ene (Hersteld) Hervormde gemeente is net als de ene gemeente binnen de Protestantse Kerk in Nederland overigens homogener dan de andere. Door de mobiliteit plegen gemeenten alom homogener te worden. Mijn huidige hoorders variëren van wat je qua ligging van oudgereformeerd tot wat je ouderwets confessioneel zou kunnen noemen. Er is dus nog een zekere breedte. In alle gemeenten die ik diende, vormden – als je het niet sociologisch, maar theologisch bekijkt – voor zover ik kan nagaan, bevindelijk gereformeerden helaas een minderheid. Dat was vóór mei 2004 zo en is daarna niet anders geworden.
Ik ben geen hartenkenner en laatste rechter en misgun niemand de zaligheid, maar als ik op bezoeken direct of indirect stel: Wat dunkt u van de Christus of om het echt bevindelijk te formuleren: ‘Kun je iets zeggen van hetgeen God je deed ondervinden?’ dan komt er niet altijd een verblijdend antwoord. Vaak doet de levensstijl dat al vermoeden. De anglicaan Newton maakte voor wat zijn gemeente betreft onderscheid tussen hoorders, belijders (avondmaalgangers) en kinderen Gods. In dat onder-scheid van Newton kan ik mij van harte vinden. Toename van het aantal belijdende leden betekent nog niet altijd toename van het aantal kinderen van God.
Ook ik merk de invloed van de tijdgeest als het gaat om het Schriftgezag. Ook van mijn catechisanten kunnen de vraag stellen: Kan een moslim geen kind van God zijn? Kan iemand die de Drie-eenheid niet aanvaard een christen zijn of iemand die Jezus niet als Zoon van God erkent? Hij kan het worden. Daar moeten wij vurig om bidden, maar zij zijn het nog niet. Is er dan toch geen ruimte voor een homo-seksuele relatie in liefde en trouw? Kan iemand die het zo praktiseert of breder die visie uitdraagt toch niet een christen zijn. De vraag verraadt al een bepaalde visie op het karakter en gezag van de Schrift. De Bijbel gebruikt liefde en trouw nooit in relatie tot zondig gedrag of je moet denken aan het feit dat men de duisternis liever heeft dan het licht.
Als iemand nu zo denkt?! Dat laat zien dat geloof en bekering nodig zijn als Godsgeschenk, want je denkpatroon veranderen gaat je eigen capaciteiten te boven. Dat geldt voor denken en leven. Zo wordt concreet dat het geloof een genadegift is. Ik probeer te laten zien dat met een beroep op hermeneutiek die niet door het Schriftgezag wordt gestempeld de Schrift zelf monddood wordt gemaakt. Was in de Reformatietijd het sola Scriptura actueel richting kerkelijke tradities, nu is het actueel richting de tijdgeest en dan noem ik in het bijzonder visie op seksualiteit en op de positie van de vrouw.
Als Van de Lagemaat stelt dat veranderingen in de cultuur vragen om een heroverweging van de afwijzende houding ten opzichte van samenwonen, homoseksualiteit en dergelijke ethische kwesties, omdat deze gekoppeld zijn aan een bepaalde manier van Bijbelgebruik, moet ik heel eerlijk zeggen dat ik tussen hem en mij een heel grote kloof zie. Het gaat dan namelijk om de vraag of je de Bijbel als stem van God ziet en de menselijke factor niet verzelfstandigd ten opzichte van de goddelijke inspiratie.
Ik wijs er nog op dat met betrekking tot de genoemde zaken de christelijke kerk toen zij haar intrede deed in de antieke samenleving van de eerste eeuw na Chr. juist op deze zaken met de toenmalige cultuur botste en zich niet heeft aangepast. Wie christen wilde worden en door de doop in de kerk wenste te worden opgenomen, werd wel heel nadrukkelijk gevraagd niet in de laatste plaats op het terrein van de seksuele ethiek de wereld te verzaken.
Hoe probeer ik gemeenteleden toe te rusten bij de veranderingen in kerk en samenleving. Ik probeer vooral duidelijk te maken dat er in ons geloofsgoed, en zeker in de wijze waarop wij het kerkelijke leven gestalte geven, een gelaagdheid is. Bovenaan staan de Bijbel als Gods stem, de boodschap van verzoening door het bloed van Jezus Christus, de Middelaar Die God en mens is, de rechtvaardiging door het geloof en het heilige leven daarmee verbonden, het blijvende zondaar zijn van een christen, het geloof als gave Gods.
De zondag als nieuwtestamentische rustdag is een heel groot goed, maar toch van een ander gewicht, al acht ik het een grote bedreiging voor het geestelijke en kerkelijke leven als deze zienswijze op de zondag verdwijnt en een verrijking waar zij ingang vindt. Dat de doop ook aan kinderen van gelovigen behoort te worden bediend, staat in de tweede categorie, al staat het daarin wel bovenaan. Of je bovenplaatselijke verbanden voor het kerk-zijn van belang vindt, gaat nog weer verder naar beneden, bij het zingen van alleen psalmen zit je nog weer lager. Bij SV/HSV ga je nog weer een heel eind naar beneden. En dan zijn er de culturele zaken. Ik denk aan ritmisch of isometrisch zingen, het feit dat een predikant zo niet in het zwart dan toch wel stemmig gekleed is enz.
Heel belangrijk acht ik dat gemeenteleden en jonge mensen deze gelaagdheid van het ons toevertrouwde pand leren verstaan. Met de negentiende-eeuwse Schotse theoloog John Duncan zeg ik dat ik allereerst een christen ben, vervolgens gereformeerd, in de derde plaats een voorstander van de kinderdoop en tenslotte een aanhanger van de presbyteriaanse vorm van kerkregering en dat ik die volgorde niet kan omkeren.
Er zijn culturele veranderingen waar je als kerk zonder bezwaar in mee kunt. Nu voltrekken er zich tal van culturele veranderingen die strijdig zijn met Gods Woord. Daarin moet de kerk belijdende kerk zijn en niet meegaan. Dan kunnen we veel leren van de Vroege Kerk uit de periode vóór Constantijn. Van belang is dat mensen het verschil zien tussen puur cultureel bepaalde tradities en Bijbelse beginselen en ordeningen.
Identificatiefiguren zijn heel belangrijk. Dat is de eeuwen door zo geweest. Dan zie je ook dat alleen God de Kerk in stand kan houden. Het is God Die door Zijn Geest mensen van dood levend maakt en zo voor anderen tot identificatiefiguren maakt. Zonder dat dit onze verantwoordelijkheid uitsluit.
We moeten doen wat onze hand vindt om te doen. Smeken of wij getrouw mogen zijn in het bewaren van de geloofsleer en de praktijk van de godzaligheid. Veel kunnen we leren van de heilige ontspannenheid van Luther. Hij wist dat God Zelf Zijn Kerk in stand houdt en reformeert.