
Inleiding
Sinds de zondeval is het zeker dat iedereen die hier op aarde wordt geboren, ook een keer sterft. Niets is zo zeker als dat. Nemen we de boodschap van de Bijbel ter harte, dan weten we dat het zaak is op het sterven te zijn voorbereid. Immers na het sterven moeten wij God ontmoeten. Het is een verschil van eeuwig nacht of eeuwig dag. Elke sterfgeval veroorzaakt verdriet. Hoe gaan we daarmee om?
Ooit zei een gemeentelid na de dood van zijn vrouw tegen zijn predikant: ‘Dominee, ik ben alles kwijt.’ Hij mocht terugzien op een goed huwelijk. Toch zijn deze woorden niet naar de Schrift. Wie Christus toebehoort, zal zeggen: ‘Ik ben veel of heel veel kwijt’. Zo iemand hoeft echter nooit te zeggen: ‘Ik ben alles kwijt.’ De psalmist beleed: ‘Uw woord, kan mij ofschoon ik alles mis, door zijnen smaak en hart en zinnen strelen’.
Omgaan met verdriet
Ook in het omgaan met verdriet over het missen van een geliefde blijkt of wij werkelijk een christen zijn. Het is heel erg, wanneer wij moeten vrezen dat degene die ons ontviel het nieuwe Jeruzalem niet binnenging. Echter ook dan is het nodig dat we God God laten. Immers, wie verloren ging, weigerde zelf de brede weg te verlaten en alle dingen schade en drek te achten om de uitnemendheid van Christus. Het verdriet dat hier op aarde over dit gemis gevoeld wordt, zal pas verdwijnen als wij zelf de doodsjordaan zijn doorgegaan. Dat geldt ook als een geliefde die ons ontvalt door God werd thuisgehaald. Toch ligt het dan heel anders. Als we zelf de Heere mogen toebehoren, neemt de Heere al in dit leven de angel uit het verdriet weg.
Eén van mijn geestelijke vrienden heeft meer dan eens verteld hoe hij een dochter aan de dood moest afstaan, terwijl zij nog geen zestien jaar oud was. Zij was in de puberteit niet gemakkelijk geweest. Tijdens haar ziekbed dat haar sterfbed werd, kwam zij tot inkeer en leerde zij het gebed van de tollenaar bidden. De bewuste vriend had een groot gezin. Sprak hij over het sterven van deze dochter, dan zei hij: ‘Zo zou ik al mijn kinderen wel aan de Heere willen afstaan. Geen vreugde is vergelijkbaar met de vreugde in God. En als dan al je kinderen in die vreugde mogen delen, dan geeft het niet dat ze je voorgaan in het sterven. De vreugde van het nieuwe Jeruzalem zal toch dubbel groot zijn als daar geen van je gezinsleden ontbreekt’. De genoemde vriend had een buitengewoon opgeruimd karakter. Dat zal een rol gespeeld hebben in de wijze waarop hij zijn verdriet verwerkte. Maar het was toch vooral een zaak van geloof en hij mocht van zijn overleden dochter weten dat voor haar het geloof was overgegaan in aanschouwen.
Missen?
Ik denk ook aan de eerste keer dat ik ds. A.P. Verloop na de begrafenis van zijn vrouw in zijn appartement opzocht. Ik was er nog niet zo lang, toen een andere goede kennis binnenkwam. Die merkte op: ‘Dominee, u mist uw vrouw toch zeker wel heel erg’. Het antwoord dat werd gegeven zal ik nooit vergeten. Als ik daarvan last krijg, bedenk dat zij mij niet mist. Ik moet elke dag klagen: ‘Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods (Romeinen 7:24), maar mijn vrouw mag Christus in heerlijkheid zien. Zij verlangt niet terug naar mij. Ik mag wel zeggen dat ik nog meer dan vóór haar sterven ernaar kan verlangen ontbonden te worden en met Christus te zijn’. Zalig zijn we als wij door Gods genade zo in het leven mogen staan.