De Schrift canoniek lezen

Met de Verlichting is er oog gekomen voor de eigenheid van de geschiedenis. Voor de uitleg van de Bijbel betekent dit dat, ook als men het zelfgetuigenis van de Schrift over de oorsprong en de histo-riciteit van wat wordt meegedeeld aanvaardt, alle nadruk valt op de oorspronkelijke context waarin Bijbelwoorden hebben geklonken. Mark. S. Gignilliat die als hoogleraar theologie aan de Beeson Divinity School en als kanunnik aan de anglicaanse Cathedral Church of the Advent in Birmingham is verbonden, wijst in Reading Scripture Canonically terecht op het feit dat deze insteek ontoereikend is.

Bijbelteksten moeten niet alleen tegen hun historische achtergrond, maar ook in het licht van hun canonieke samenhang worden gelezen. Uiteindelijk gaat het dan om de voltooide canon van het Oude en Nieuwe Testament. Wel zou ik zelf nog meer dan de auteur dat doet, de canonieke samenhang en de historische achtergrond met elkaar willen verbinden.

Uit de boeken van het Oude Testament kan  niet worden afgeleid dat de levende God drie-enig is.  Dat neemt niet weg dat de God Die Zich aan de schrijvers van de boeken van het Oude Testament openbaarde, wel de drie-enige God was, Wie de Bijbel erkent als het Woord van God, moet ook volledig recht doen aan het feit dat God zelfstandig van de Bijbelwoorden bestaat. Hij moet recht doen aan de ontologie, zo stelt de auteur terecht. Concreet betekent dit dat wij onder de nieuwe bedeling het Oude Testament in trinitarisch licht moeten zien.

Als in het Oude Testament over de engel van JHWH wordt gesproken die aan JHWH gelijk is en toch niet helemaal met Hem samenvalt, mogen en moeten wij in het licht van de voltooide openbaring aan de Zoon denken. Hij legt er ook de vinger bij dat in het boek Jesaja viermaal de combinatie van de woorden ‘verhoogd/hoog’ en ‘verheven’ voorkomt. Driemaal is die verbonden met JHWH, maar in Jes. 52:13 met de knecht van JHWH. Wie de Schrift canoniek leest, zal hier een verhulde aanwijzing zien dat de knecht van JHWH deelt in Diens identiteit. Gignilliat kan begrijpen dat het bezwaar kan rijzen dat zo de boodschap van het Nieuwe Testament teveel in het Oude Testament wordt teruggelezen, maar meent wel dat deze zienswijze minstens overwogen moet worden.

Als het gaat om de canon noemt hij aanwijzingen dat reeds rond het begin van de christelijke jaartelling door feitelijk alle Joden een aantal boeken als canoniek werden erkend en dan lijkt het toch om die boeken te gaan die wij nog altijd als canoniek erkennen. Hij wijst op de plaats die de tempel hierbij had. De tempelleiding wist van het bijzondere karakter van de canonieke boeken. Zulke boeken behoorden zonder meer tot de bibliotheek van de tempel, maar het omgekeerde kunnen we niet stellen. Het feit dat een boek in de bibliotheek van de tempel voorkwam, maakt het nog niet canoniek. De gedachte dat de Sadduceeërs alleen de canoniciteit van de Pentateuch erkenden, komt van de kerkvaders vandaan. Met Gignilliat ben ik van mening dat de kerkvaders hier geen juiste inschatting maakten.

Zelf heb ik het meest geleerd van wat de auteur naar voren brengt over tekst van het Oude Testament. Hij wijst erop dat reeds vóór het begin van de christelijke jaartelling de proto-masoretische tekst een bijzondere en overheersende positie had. Het lijkt erop dat er naast een vrijere overlevering reeds toen van een strikte overlevering van handschriften sprake was. Ook hier denk Gignilliat aan de tempel. Hij bedoelt overigens niet te beweren dat de lezing van de MT ten allen tijde de voorkeur verdient.

Belangrijk vind ik ook wat de auteur opmerkt over de relatie tussen de Septuaginta en het Nieuwe Testament. Het feit dat de oudtestamentische citaten in het Nieuwe Testament overwegend uit de Septuaginta komen, is nog geen reden als christelijke kerk aan de Septuaginta boven de MT de voorkeur te geven. We mogen er niet uit concluderen dat de schrijvers van het Nieuwe Testament de voorkeur gaven aan de Septuaginta boven de Hebreeuwse tekst. Eerder mogen we aannemen dat zij de Septuaginta als een waardevol commentaar op de Hebreeuwse tekst zagen waarvan zij gebruik maakten als zij hun lezers duidelijk wilden maken dat het Oude Testament vervuld is in de Heere Jezus Christus.

Met Gignilliat zeg ik dat de Septuaginta ons laat zien dat het Woord van God mag worden vertaald en geconcretiseerd. Tegelijkertijd zou ik toch iets meer dan hij Gods bijzondere leiding met betrekking tot deze vertaling willen onderstrepen en ook haar unieke karakter, omdat deze vertaling in het Nieuwe Testament wordt geciteerd.

De auteur legt er terecht de vinger bij dat het Nieuwe Testament wel overwegend maar niet altijd de Septuaginta volgt. De verwijzingen en zinspelingen in de brieven van Paulus op Jesaja 53 zijn juist niet op de Septuaginta maar op de proto-masoretische tekst gebaseerd. Duidelijker dan uit de tekst van de Septuaginta kan uit de proto-masoretische tekst worden afgeleid dat Jezus plaatsvervangend de straf wegdroeg. Hoe dan ook Reading Scripture Canonically is een belangwekkende studie; al is de scopus, zoals de auteur zelf ook aangeeft, beperkt.

Mark. S. Gignilliat, Reading Scripture Canonically: Theological Instincts for Old Testament Interpretation (Grand Rapids: Baker Academic, 2019), paperback 144 pp., $21,99 (ISBN 9781493418008)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s