Wat is het karakter van onze godsdienst?

In mijn preken haal ik graag gezangen met een bijbelse inhoud aanhaal. Volgens mijn confessionele collega’s op de Veluwe deed ik het meer dan zij, zo werd eens gezegd op een ringvergadering die plaats vond vóór mei 2004. Geen van de predikanten citeerden bij hun weten zoveel gezangen in hun preken als ik. Kwalijk genomen is hij mij nooit. In welke gemeente ik voorging.

Ik leerde op de School met de Bijbel naast de Psalmen meerdere klassieke gezangen. Vanaf mijn middelbare schooltijd werd ik aangetrokken tot de hymns in de Engelse taal. Als predikant heb ik de zogenaamde Gadsby’s Hymnbundel wel als dagboek gebruikt en nog altijd begin ik vaak de dag met het lezen en overdenken van een Engelse hymn.

In de kring waarbinnen ik opgroeide hoorde ik reeds als kind ds. Hofman, als hij doordeweeks in Ablasserdam voorging, in zijn preken meer dan eens een gezang citeren. Bij de bediening van het Heilig Avondmaal in zijn eigen gemeente te Schiedam, klonk het meer dan eens:

Ik mag bij Hem in ’t wijnhuis zijn,

Daar laaft Hij mij met zoete wijn,

Die voortstroomt uit Zijne wonden.

En daar, terwijl `k mijzelf vergeet,

Is dit het enigst dat ik weet:

Hij stierf voor  mijne zonden.

Het bewuste gezang is in de Bijbelverklaring van Dächsel te lezen bij de uitleg van Hooglied 2:4 en daar zal Hofman het gevonden hebben.

Mijn waardering voor goede en bijbelse gezangen neemt niet weg dat ik mij graag wil houden aan het beginsel om in de erediensten alleen de Psalmen te zingen. Gaat het om gezangen, dan pleit ik ervoor dat bij allerlei gelegenheden en vooral ook thuis en persoonlijk de echte klassieke gezangen te zingen zoals ‘Vaste Rots van mijn behoud’, ‘Beveel gerust Uw wegen’, ‘Alle roem is uitgesloten’ en niet te vergeten ons volkslied. Ik vertel in verband hiermee een voorval. Het speelde in de Vrije Oud Gereformeerde Gemeente van Hendrik-Ido-Ambacht die jarenlang door ds. G. van de Breevaart is bediend.

Het is al weer een aantal jaren geleden dat ik een lezing hield voor de studievereniging Koinonia in Lienden. Zoals gebruikelijk is, was er ook die keer, zeker wat leeftijd betreft, een gemêleerd gezelschap aanwezig. Ik meen dat ik die keer gesproken hebt over John Newton, een predikant die ook als dichter van gezangen bekend is. In ieder geval kwam bij de vragenbespreking de betekenis naar voren van samenkomsten waarin gesproken wordt over – maar vooral vanuit – de verborgen omgang met God.

Zelf noemde ik toen als voorbeeld de avondmaalsgezelschappen die ds. Van de Breevaart na de tweede dienst van de avondmaalszondag hield. Men besloot dan zo’n samenkomst met zingen en gebed. Ik vertelde dat de avond altijd afgesloten werd met iets wat mevr. Van de Breevaart graag zong en liet de aanwezigen raden.

De één dacht Ps. 89:1 ‘Ik zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheen’. De ander noemde Ps. 84:6 ‘Want God de Heer’’, zo goed, zo mild is ’t allen tijd een zon en schild.’ Toch was dit niet juist. Het was ‘Jezus, Uw verzoenend sterven blijft het rustpunt van ons hart.’ Men zong op dat avondmaals-gezelschap alleen Psalmen, maar omdat mevr. Van de Breevaart dit lied zo nauw aan het hart lag, werd het aan het slot van elke avondmaalsbijeenkomst gezongen.

Eén van de afwezigen bij de lezing die ik voor Koinonia kon zich onmogelijk voorstellen dat zoiets in oud-gereformeerde kring mogelijk was. Toen gebeurde er iets heel opmerkelijks. Een oudere stemmig geklede dame nam het woord en zei: ‘Ds. De Vries heeft wel gelijk. Mevr. Van de Breevaart was een tante van mij. Ik heb meer dan eens zelf deze avondmaalsbijeenkomsten meegemaakt en mee-gezongen met ‘Jezus, Uw verzoenend sterven blijft het rustpunt van ons hart.’

Na afloop van de samenkomst van Koinonia heb ik nog even met de bewuste dame gepraat. Zij woonde inmiddels al vele jaren buiten Hendrik-Ido-Ambacht. Toen ds. en mevr. Van de Breevaart nog leefden, had zij altijd met enige regelmaat hen opgezocht. Mevr. Van de Breevaart liet dan nooit na te vragen hoe het geestelijk tussen nu en het vorige bezoek was geweest. Er werd niet alleen naar de lichamelijke omstandigheden gevraagd, maar ook naar de toestand van de ziel.

Deze dame vertelde ook dat als zij dan iets uit haar geestelijke leven meedeelde, mevr. Van de Breevaart uitdrukkelijk vroeg, of er over de afgelopen week nog iets was te zeggen. Mevr. Van de Breevaart wilde weten of er sprake was van dagelijkse omgang en of er iets kon worden verteld over de vreugde die dat geeft.

Zij wist zelf van een nauwe omgang met God. Vandaar dat zij deze vragen stelde. De bewuste dame zei mij ook dat als ik deze dingen vertel in de kerkelijke kring waartoe ik nu behoor, zij denken dat zoiets half evangelisch is. De werkelijkheid is dat deze dingen bij een gezond bevindelijk geestelijk leven naar Schrift en belijdenis behoren. Laat ons gebed zijn dat deze zaken meer worden gevonden. Dat wij er niet van kunnen zwijgen dat het verzoenend sterven van de Heere Jezus Christus het rustpunt blijft van ons hart.

Plaats een reactie