Het kennen van van de Zaligmaker van zondaren

Kennis van zonde behoort bij de inhoud van de kennis van Christus als Zaligmaker

Hoe verhouden zich kennis van zonde en kennis van Christus tot elkaar? Dat is niet alleen theo-logische, maar ook een pastorale vraag. Is er kennis van zonde nodig en zo ja hoe diep moet die kennis dan zijn?

Het eerste wat wij dan naar voren moeten brengen is waarom wij de Heere Jezus als Middelaar nodig hebben? Dan is het antwoord, omdat onze zonden ons scheiden van God onze Schepper en wij die kloof niet kunnen overbruggen, maar alleen maar breder maken. Nog los van concrete zonden hebben wij al een zondig bestaan. Dat blijkt in gevoelens die wij hebben, in begeerten die bij ons opkomen en in gedachten die ons vervullen.

Sinds de zondeval zijn wij om de woorden van de apostel Paulus uit Efeze 2 te gebruiken kinderen des toorns. Alleen door Christus is er toegang tot God. Het gaat erom dat wij Christus als Zaligmaker leren kennen Die ons verlost van de toorn van God die op ons rust vanwege onze zonden en ons leert tegen de zonden te strijden. Echte kennis van Christus kan daarom ook nooit bestaan zonder kennis van zonde. Een kennis van Christus zonder kennis van zonde heeft geen inhoud. Deze kennis is geen theoretische maar een doorleefde kennis.

De Heere Jezus Zelf heeft dat in Zijn onderwijs dat Hij gaf toen Hij op aarde was, heel duidelijk gemaakt. Hij kwam niet om rechtvaardigen maar zondaren tot bekering te roepen. Wie tot Hem komt en bij Hem schuilt, herkent zich in de verloren zoon uit de gelijkenis. Deze zoon beleed: ‘Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u. Ik ben niet meer waard uw zoon genoemd te worden’ (Lukas 15:21). De tollenaar uit de gelijkenis van de farizeeër en de tollenaar bad: ‘O God, wees mij zondaar genadig.’ (Lukas 18:13).

Hoe diep moet kennis van zonden gaan? Dat wordt een vraag, als wij iets van de ernst van de zonden gaan beseffen. Dan is het zaak te beseffen dat ook kennis van zonde geen prestatie is. Het gaat erom dat wij als een zondaar tot Hem gaan, omdat wij Hem nodig hebben. Immers nooit kunnen we buiten Hem en zonder Hem God ontmoeten als een genadig God en liefdevol Vader.

*

Het onderwijs van de Heere Jezus aan hen die geen besef van zonde en schuld hebben

De rijke jongeling kwam zonder kennis van zonde tot Jezus. Hij besefte niet dat Hij een Zaligmaker nodig had. Hij meende het al te zijn en wilde in die mening bevestigd worden. Dat komt nog voor. Ook wie zo tot Jezus komt, wordt door Hem niet weggestuurd, maar hoort wel: ‘Nog één ding ontbreekt u.’ (Lukas 18:22).

Het concrete bevel dat hij alles wat hij bezat, moest verkopen staat in de context van het feit dat deze jongeman zijn schuld voor God niet zag. Jezus heeft deze jongeling als de hoogste Profeet onderwijs gegeven dat hem kennis van schuld ontbrak, opdat de jongeling Hem nodig zou krijgen als Priester en Hem als Zaligmaker zou leren kennen. Dat hij zou leren roepen: ‘Jezus, gij Zoon van David, ontferm u over Mij.’ (Lukas 19:38).

Jezus gaf hem dit onderwijs niet omdat Hij een hekel aan deze jongeling had, maar omdat Hij zijn behoud zocht. In het evangelie naar Markus wordt nog vermeld dat Jezus deze jongeling beminde. (Markus 10:21). Heel verdrietig dat de jongeling het onderwijs van Jezus niet ter harte nam, maar wegging. Dat was zijn eigen beslissing. Hij werd niet weggestuurd, maar wat Jezus vroeg was hem te veel. Hij was bedroefd, omdat hij niet kon blijven die hij was. Die droefheid noemt de apostel Paulus een droefheid van de wereld in onderscheid van de droefheid naar God.

Als wij tot Christus leren vluchten, heeft kennis van zonde niet langer het karakter van vrees maar juist van wat Paulus de droefheid naar God noemt. In de Heidelbergse Catechismus wordt over een hartelijk leedwezen over de zonde gesproken. Samen met de vreugde in God kenmerkt droefheid een christen totdat hij dit leven heeft verlaten. Daarna blijft er alleen vreugde en blijdschap over. Een blijdschap die volkomen wordt bij de wederkomst, omdat dan al de heiligen met een verheerlijkt lichaam Christus tot in alle eeuwigheid mogen gaan verheerlijken.

Ik raad ieder die dit leest aan met zijn of haar zonden tot Christus te vluchten. Dat is een zaak die een christen dagelijks behoort te beoefenen. In bekende lied Vast rots staat: ‘Als de zonde mij benauwt, laat mij steunen op Uw trouw, laat mij schuilen in Uw schaûw (schaduw). Daar het bloed door U gestort. Mij de bron des levens wordt.’ Is ons deze taal onbekend, neem dan het onderwijs dat Jezus aan de rijke jongeling gaf ter harte. En ga dan niet van Hem weg, maar blijf bij Hem.

Wie dat doet mag horen wat de discipelen hoorden. Zij vroegen zich vertwijfeld af: ‘Wie kan dan zalig worden?’ (Lukas 18:26) Daarop heeft de Heere Jezus geantwoord: ‘Wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God.’ (Lukas 18:27).

*

Voorbeelden uit de kerkgeschiedenis

Ik geef voordat ik met een Bijbels voorbeeld over kennis van Jezus als de Zaligmaker van zondaren besluit, drie voorbeelden uit de kerkgeschiedenis. Het eerste is van William Wilberforce, de man die zich ingezet had om de slavenhandel en vervolgens de slavernij in het Britse rijk en ook daarbuiten af te schaffen. Toen hij als jongeman getrokken werd uit de duisternis tot het licht, schreef hij in zijn dagboek: ‘Aangedaan met een gevoel van grote zondigheid, omdat ik zolang geen acht had geslagen op de onuitsprekelijke barmhartigheid van mijn God en Zaligmaker.’

Het tweede is van John Newton, de dichter van het gezang ‘Amazing grace’. Toen hij op zijn ziekbed lag, dat zijn sterfbed werd, kwamen vrienden hem opzoeken om afscheid van hem te nemen. Een van hen was William Jay. Tegen Jay zei Newton het volgende: ‘Mijn geheugen begint mij op alle fronten in de steek te laten maar ik weet nog steeds dat ik een zondaar ben en ook dat Christus een grote Zaligmaker is.’

Na deze twee voorbeelden uit de Engelse kerkgeschiedenis een Nederlands voorbeeld. In het decembernummer van 1875 van Nederlandse Gedachten heeft de grote Nederlandse christen-staatsman Groen van Prinsterer bij zijn naderend levenseinde zijn geestelijk testament geformuleerd. Dat luidt als volgt: ‘Met de tollenaarsbede: O God, wees mij zondaar genadig! Met de Heidelberger Catechismus­wijsheid: mijn enige troost in leven en sterven. Met de juichtoon: Ik danke God door Jezus Christus onzen Heere.’

*

Een Bijbels voorbeeld

Dan nu het Bijbelse voorbeeld. Ik begin met een vraag over de oudste zoon uit de gelijkenis. Deze zoon verweet zijn vader over de wijze waarop zijn jongste broer was ontvangen. Zijn vader ging naar buiten om deze zoon te vragen naar binnen te komen om ook in de feestvreugd te delen. Deze oudste zoon had niet in de gaten dat hij in zijn woorden en gedrag duidelijk maakte dat hij zijn vader kon missen. Hij had met zijn vrienden feest willen vieren blijkbaar zonder zijn vader.

De gelijkenis heeft een open einde. We lezen niet hoe deze zoon heeft gereageerd op het indringende appel van zijn vader binnen te komen. Stel dat hij die nu wel zou gaan doen, wat zou hij dan tegen zijn vader zeggen? Dat staat er niet en toch staat het er. Dan zou hij hetzelfde zeggen wat zijn jongste broer zei: ‘Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u. Ik ben niet meer waard uw zoon genoemd te worden’

De Bijbel zelf laat dat ons zeer duidelijk zien. De bekendste bekering in de Bijbel vermeld is niet de bekering van een jongste maar van een oudste zoon. Niet de bekering van een tollenaar maar van een farizeeër. Deze farizeeër schreef in zijn geestelijke testament aan zijn geestelijke zoon Timotheüs: ‘Dit is een getrouw woord, en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben. Maar daarom is mij barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al Zijn lankmoedigheid zou betonen, tot een voorbeeld dergenen, die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven. (1 Tim. 1:15-16).

*

Geen levend geloof zonder verwondering

Laten wij dit onderwijs ter harte nemen. Dan kunnen allerlei discussies worden gestaakt die een theoretisch karakter hebben. Laat het Evangelie voor ons geen beschouwing zijn of een soort wis-kundige formule, maar een kracht Gods tot zaligheid. Dan behoort bij ons geloof diepe verwondering dat de Heere ook naar ons wilde omzien. Zo wordt het zo prachtige lied van Newton ook ons levenslied:

Amazing grace, how sweet the sound,

That saved a wretch like me;

I once was lost, but now am found;

Was blind, but now I see.

*

Genade woord van heerlijkheid,

van vrijspraak in ’t gericht,

vond in mijn verlorenheid,

gaf aan mij ogen licht.

Plaats een reactie