
Als het gaat om discussies met betrekking tot de samenstelling en interpretatie van de boeken in het Oude Testament, zijn er maar weinig andere boeken die meer omstreden zijn dan Deuteronomium, het laatste boek van de Pentateuch. Sepher Torath Mosheh: Studies in the Composition and Inter-pretation of Deuteronomy (is een verzameling essays over Deuteronomium waarin aandacht wordt gevraagd voor de oorsprong, structuur, theologie en ethiek van dit Bijbelboek. Ook wordt de relatie met andere boeken uit het Oude Testament aan de orde gesteld. Deze essays werden oorspronkelijk gepresenteerd op een speciaal colloquium aan het Wheaton College in de herfst van 2015.
De auteurs van de bijdragen kunnen allen als evangelical worden getypeerd. Duidelijk wordt dan wel dat ook als het gaat om de oorsprong van het boek niet alle auteurs evenveel waarde toekennen aan het zelfgetuigenis van Deuteronomium en daarmee de mozaïsche oorsprong.
De bundel opent met een bijdrage van Peter T. Vogt waarin hij een overzicht geeft van de uitleg van Deuteronomium in de oudtestamentische wetenschap en de reactie daarop van oudtestamentici die als evangelical kunnen worden getypeerd. Hij constateert dat er dan een verschuiving zichtbaar is van een reactieve naar een proactieve houding. Als voorbeeld van de laatste houding noemt hij J. Gordon McConville.
Tegen de breed aanvaarde opinie dat Deuteronomium pas ten tijde van Josia is ontstaan, bepleitte McConville met meerdere argumenten een datering van Deuteronomium in de tijd vóór de monar-chie. Vogt zelf liet in een studie zien dat een centraal thema van Deuteronomium is dat het dienen van de HEERE het gehele leven doortrekt en niet slechts een zaak is van het heiligdom.
Een van de argumenten voor een vroege datering van Deuteronomium is de overeenkomst tussen dit Bijbelboek en de Hettische vazalverdragen uit het tweede millennium vóór Chr. Zij die een late datering bepleiten, wijzen op parallellen met neo-Assyrische vazalverdragen. In de tweede bijdrage stelt Neal A. Huddleston de implicaties van verdragstradities uit het oude Midden-Oosten aan de orde met het oog op de uitleg van Deuteronomium.
Huddleston begint met Eblaïtische verdragen uit het derde millennium vóór Chr. en eindigt met de neo-Assyrische verdragen. In totaal passeren zeven tradities de revue. Hij betoogt dat Deuterono-mium alle verdragstradities transformeert en niet een-op-een met een bepaalde traditie kan worden verbonden.
Zelf merk ik op dat, hoewel dit op zich waar is, de overeenkomsten met de Hettische vazaltraditie het grootst zijn en dit is een argument voor een vroege datering van Deuteronomium. Dan nog blijft staan wat in een volgende bijdrage in Sepher Torath Mosheh wordt gesteld, namelijk dat Deuteronomium een uniek werk is waarvan de verdragsvorm onderdeel is van een brede traditie uit het oude Midden-Oosten.
Terwijl Michael Grisanti in zijn bijdrage vasthoudt aan het feit dat op een aantal addenda na, zoals het verslag van de dood van Mozes, dat het boek Deuteronomium echt van Mozes afkomstig is, gaat Bill T. Arnold ervan uit dat wij weliswaar de stem van Mozes in Deuteronomium horen, maar niet zijn woorden. Hij meent dat het gaat om oude wettradities die afkomstig waren uit het Tienstammenrijk en in de tijd van Josia werden bewerkt tot de huidige vorm van het boek Deuteronomium.
Instructief is de bijdrage van Bernt A. Strawn over knechten/slaven en rebellen in de retorica van Deuteronomium. Meer dan eens wordt Israël aan de slavernij en Egypte herinnerd. Het is ook een krachtig motief om slaven goed te behandelen.
Israël wordt ook aan zijn hardnekkigheid en weerspannigheid herinnerd. Vooral Deuteronomium 9 staat in dit teken. Terwijl Mozes in zijn eerste rede, waarin hij een historisch overzicht geeft, voorbij-gaat aan de geschiedenis van het gouden kalf, is dit voorval in Deut. 9 juist het eerste dat wordt vermeld om de weerspannigheid van Israël te illustreren. De bedoeling dat Israël zich Gods verlossend handelen uit de slavernij herinnert om bewaard te worden voor of zich te bekeren van hardnekkigheid en rebellie
Het hoofdstuk van de hand van Mark Zender stelt de positie van de vreemdeling (Hebreeuws: gēr) in de wetgeving van Deuteronomium aan de orde. Meer dan in Leviticus 19, zo laat Zender zien, is het perspectief van Deuteronomium sociaal gemotiveerd. Hij wijst erop dat als het gaat om liefde tot een mens niet de naaste in het algemeen wordt genoemd zoals in Leviticus 19, maar de weduwe, wees en de vreemdeling.
Richard E. Averbeck laat in zijn bijdrage zien dat zowel de Verbondswet (Ex. 20:22-23:19), de de Heiligheidswet (Lev. 17-27) als vooral de wetgeving in Deuteronomium (Deut. 12-16) eenzelfde structuur hebben. Zowel Verbondsboek als de wetgeving in Deuteronomium (beginnen met aan-wijzingen over de offerplaats/altaren (Ex. 20:22-26; Deut. 12) en eindigen het bevel dat alle mannen driemaal per jaar bij de grote feesten voor het aangezicht van de jaar zullen verschijnen (Ex. 23:14-17; Deut. 16).
In tegenstelling tot Ex. 23:19 wordt er in Deut. 16 niet over het brengen van de eerstelingen van de oogst in het heliligdom gesproken. Echter dat vinden we wel in Deut. 26, het hoofdstuk dat de concrete wetgeving in het boek Deuteronomium besluit (Deut. 26:1-11). Daar wordt ook in relatie tot de feesten over de driejaarlijkse tienden gesproken (Deut. 26:12-15). Ook de Heiligheidswet opent met een bepaling waar moet worden geofferd (Lev. 17:1-9) en eindigt met wetten over het inlossen van geloften (Lev. 27). Alle drie de wetscorpsen openen en besluiten met cultische bepalingen.
Het feit dat Deuteronomium in onderscheid tot de Heiligheidswet ruimte maakt voor slachten van dieren, los van het brengen van offers, acht Averbeck een aanwijzing dat Deuteronomium later is dan de Heiligheidswet. Wat mij betreft had hij dit nog krachtiger mogen onderstrepen. Zondermeer verdient de observatie van Averbeck bijval dat de cultische wetgeving ingebed is in het dienen en vrezen van de HEERE als die God Die Israël uit Egypte heeft verlost.
J. Gordon McConville gaat in op de relatie tussen wet en wijsheid in Deuteronomium. Hij wijst erop dat de wetgeving van Deuteronomium en de wijsheidsliteratuur elk hun eigen achtergrond hebben met parallellen buiten Israël, maar dat er ook overlap is. Wijsheid komt zowel tot uiting in het onderkennen van Gods handelen ten behoeve van Israël (Deuteronomium) als in dagelijkse levenspraktijk (wijsheidsliteratuur).
Carsten Vang gaat in op de relatie tussen Hosea en Deuteronomium. Zijn conclusie is dat Hosea Deuteronomium al in schriftelijke vorm moet hebben gekend. Hij noemt dan onder andere het belang van wat vermeld wordt in Hos. 8:12.
In haar bijdrage over de archeologie van Ebal en Gerizim wijst Sandra L. Richter erop dat qua artefacten zowel de Late Bronstijd/IJzertijd als de Perzisch-Hellenistische tijd eruit springen. De laatste periode is – ook los van het zelfgetuigenis van de Schrift – niet het meest waarschijnlijk voor de datering van Deuteronomium. Dat betekent dat vanuit de archeologie er aanwijzingen zijn dat bouwen van een altaar op de berg Ebal waarover Deut. 27 spreekt, plaats moet hebben gevonden in het tweede millennium vóór Chr.
Belangwekkend is de bijdrage van Daniel I. Block over de relatie tussen Deuteronomium en Galaten. De vraag is gesteld of Paulus in de brief aan de Galaten wel recht doet aan Mozes. Block laat zien dat voor Mozes niet de uiterlijke besnijdenis maar de besnijdenis van het hart het belangrijkst is. De lijn in Deuteronomium gaat van horen van het woord van de HEERE via vrezen van de HEERE naar wandelen in Zijn wegen.
Block laat zien dat het vrezen van de HEERE bij Mozes overeenkomt met geloven bij Paulus. Mozes benadrukt dat gemeenschap met God gebaseerd is op Gods genadig handelen (Deut. 14:2). Wat mij betreft had Block in zijn overigens prachtige bijdrage iets meer mogen zeggen over de relatie tussen de boodschap van Paulus en Deut. 30, maar dan had hij ook de brief aan de Romeinen expliciet in zijn bijdrage moeten betrekken.
Niet in alle bijdragen wordt even nadrukkelijk uitgegaan van het zelfgetuigenis van Deuteronomium over haar oorsprong, maar wel wordt telkens de tekst vanuit de eenheid van compositie benaderd en zo haar boodschap weergegeven en ook recht gedaan. Al met al is Sepher Torath Mosheh een belang-wekkende en lezenswaardige bundel.
Daniel I. Block en Richard L. Schulz, Sepher Torath Mosheh: Studies in the Composition and Interpretation of Deuteronomy (Peabody: Hendrickson Publishers, 2017), paperback 467 pp., $39,95 (ISBN 978-1-68307-066-5)