Christelijk geloof en kerkelijk besef

Kerkverlating en kerkelijke overgang

De afgelopen tien jaar verlieten zo’n 20.000 mensen de Gereformeerde Gemeenten. In het RD werd dit ter sprake gebracht en er kwamen opiniestukken en ingezonden brieven die vooral betrekking hadden op de overgang van de ene naar de andere kerk. Reacties vooral van mensen die de Gereformeerde Gemeenten behoren of hebben verlaten en naar een ander kerk zijn overgegaan. Dat laatste is bij de meesten van de 20.000 per-sonen die de Gereformeerde Gemeenten de rug toekeerden het geval.

Er waren er ook onder die 20.000 ook die met de christelijke kerk braken. Alleen dan kunnen we in de eigenlijke zin van het woord van kerkverlating spreken. Dat is wel een verschijnsel wat wij overal om ons heen zien gebeuren. Jongeren maar ook ouderen breken met de kerk. Soms was de band al heel dun, maar dat is niet altijd het geval. Het komt zelfs voor bij personen die ambtsdrager geweest zijn. Gelukkig zien we hier en daar ook het omgekeerde. Personen die geheel geen band met de kerk hadden of hooguit nog als kind waren gedoopt, voegen zich bij de christelijke kerk.

 

Waar begint echt kerkelijk besef?

Hoe moeten we zien dat mensen van de ene kerk naar de ander overgaan? In feite kan deze vraag alleen maar worden gesteld in het licht van de kerkelijke verdeeldheid. De belangrijkste schaduw van de Reformatie is dat in het Westen de uiterlijke eenheid van de christelijke kerk verdween. Een schaduw die Rome geheel op conto van de Reformatie schrijft. De Reformatie heeft volgens haar tot een steeds verdergaande verscheuring van de christelijke kerk geleid en kan daarom niet als een werk van God worden gezien.

De verdeeldheid van het protestantisme moeten we blijven betreuren. Echter, wat een zegen zou het zijn ge­weest als de kerk in zijn geheel zich in de zestiende eeuw had willen reformeren. Daarbij moeten we nooit vergeten dat de Kerk hoe dan ook telkens weer gereformeerd moet worden. Zeker is dat de reformatoren zich niet ook maar juist katholiek wisten. Zij verweten Rome niet een teveel maar een gebrek aan ware katho-li-citeit.

Dat de christenen van de Reformatie overtuigd waren katholiek te zijn blijkt al in de benaming Gereformeerde of Hervormde Kerk. Daar waar men gehoor gaf aan de roep tot Reformatie, kreeg de Katholieke Kerk een gerefor­meerde of hervormde gestalte.  In Frans gaat dan het woord ‘kerk’ aan ‘gereformeerd’ vooraf, namelijk ‘église reformée”. De Franse overheid begreep de claim die achter deze aanduiding zat heel goed, al was zij die af. Consequent werd in stukken van de overheid ‘église pretendue reformée’ geschreven: ‘de kerk die pretendeert gereformeerd te zijn’.

Wanneer Voetius in zijn belijdenisvragen het heeft over de leer van onze kerk, mogen niet zomaar vanuit de verdeeldheid die in Nederland tussen gereformeerde christe­nen in de negentiende eeuw ont­stond, kerkverband invullen. Bij ‘onze kerk’ dacht Voetius aan de Kerk in haar gereformeerde gestalte die in diverse landen en gebieden in Europa was te vinden en in zijn dagen ook al buiten Europa hier en daar gestalte had gekregen.

Echt kerkelijk denken betekent dan ook niet dat ons denken begint bij het kerk­verband. Het begint bij de ene heilige, algemene of katholieke christelijker kerk. Zo belijden wij dat met artikel 27 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Wie zijn geloof vertolkt weet in harte de gereformeerde belijdenis, zal bij de christelijke kerk in haar gereformeerde vorm willen behoren.

Denken we op het niveau van de plaatselijke gemeente – dat is toch het niveau waar  christelijke kerk primair zichtbaar wordt – dan gaat het om een gemeente waar de wet van God in haar veroordelende kracht wordt gepredikt en waar juist daarom het Evan-gelie van Gods genade in Christus verkondigt wordt als een bevrijdende en verlossende boodschap. Tussen de Kerk als de Kerk van alle eeuwen en alle plaatsen en de plaatselijke gemeente als openbaring daarvan heeft het kerkverband een plaats.

 

De waarheid naar de godzaligheid en niet het kerkverband als norm

In de discussie in het RD viel mij op dat niet tot nauwelijks ter sprake kwam – of het in ieder geval niet zo verwoord werd – dat men van de ene naar de andere kerk kan overgaan, omdat men bij de gereformeerde waar­heid wil blijven. Ook is het mogelijk dat men niet van kerkverband verandert maar samen met de gemeente waartoe men behoort, weggroeit van de gerefor­meerde waarheid naar de godzaligheid. Ook is mogelijk dat men niet van kerk verandert en er in het belijden van de waarheid wel een beslissende wending ten goede plaatsvindt.

Een sprekend voorbeeld van het laatste is de hervormde predikant ds. Jac. van Dijk. Van Dijk veranderde in de tijd dat hij theologie studeerde van kerk. Hij verwisselde de Gere-formeerde Kerken die toen nog een bolwerk van gereformeerde orthodoxie waren, met de Hervormde Kerk. Hij werd lid van de Zwinglibond, de meest radicaal vrijzinnige stro-ming in de Hervormde Kerk. Zo heeft hij een aantal gemeenten gediend.

In de tijd dat hij de Evangelische Unie van ’s Gravenzande stond (een gemeente verbonden met de Hervormde Kerk), kwam Van Dijk wiens preken zijn vrijzinnige gemeenteleden wel wat somber begonnen te vinden, onder het lezen van een preek van Smytegelt radicaal tot de zekerheid dat Jezus als Zoon van God Die mens was geworden, ook voor hem aan het kruis had voldaan en nu ook voor hem als de opgestane Levensvorst pleitte aan de rechterhand van Zijn Vader. En dat terwijl als vrijzinnig predikant de opstanding en hemelvaart voor onmogelijk had gehouden. Zelf heeft Van Dijk gezegd dat God hem, evenals dat bij Kohlbrugge het geval was geweest, sneller dan de bliksem met het levende geloof werd begiftigd.

De dag daarop legde hij zijn ambt als predikant van de vrijzinnige gemeente die hij diende neer. Twee weken later ging in de hervormde  dorpskerk in zijn woonplaats, een gemeente van confessionele signatuur, Van Dijk pre-dikte nu het Evangelie van Gods genade voor de grootste van de zondaren. Vier weken later ontving hij een beroep uit Monster, een hervormd-gereformeerde gemeente. Van Dijk veranderd niet van kerk maar wel van koning. Dat is het allerbelangrijkste.

Het feit dat men van koning  verandert, kan ook een reden zijn om het kerkverband waartoe men behoort te verlaten. Steeds meer bemerkt men dat het Evangelie er niet in al zijn kracht wordt verkondigd. Zowel arminianisme als hypercalvinisme kunnen rede-nen zijn, zo niet het kerkverband dan wel de gemeente waartoe men behoort te verlaten. Immers, en ook dat kwam in de discussie in het RD te weinig naar voren, kerkverbanden kunnen zeer pluriform zijn als het gaat om prediking.

 

Is een kerkelijke overgang altijd pijnlijk?

Het veranderen van kerk kan heel verdrietig en pijnlijk zijn of zo worden ervaren. En dat terecht of ten onrechte. Maar het zou niet juist zijn te beweren dat dit altijd het geval is. Een verhuizing of een huwelijk zijn meer dan eens een reden tot kerkelijke overgang. Het kan zijn dat in een nieuwe omgeving geen gemeente van het eigen kerkverband in de directe nabijheid is te vinden of dat die gemeente een heel andere kleur.

Verdrietig is het pas echt, als niet de prediking van het Evangelie de norm is bij de keuze die men maakt. Dan denk ik aan de prediking waar de naam van ene Middelaar centraal staat, waar betuigt wordt dat wij de brede weg moeten verlaten, omdat wij als kind des toorns zijn geboren, om de smalle te gaan bewandelen. Een prediking waar betuigt wordt dat wie Christus toebehoort, zijn schuld voor God heeft leren verstaan, zich vast heeft leren klemmen aan Christus en voor Hem wenst te leven. Kort gezegd: één Naam, twee wegen, drie stukken.

In eigen familie en ook in mijn eigen leven is er van kerkelijke overgang sprake geweest. Mijn moeder groeide op in de hervormde gemeente van Schoonhoven. De prediking en catechisatielessen van ds. D.J. van der Graaf (een zwager van de veel bekendere I. Kievit) hebben op haar een onuitwisbaar stempel gezet. Toen zij door haar werk in Lekkerkerk ging wonen, kerkte zij daar in de hervormd-gereformeerde evangelisatie. Daar kerkte ook mijn vader zij het dat hij en zijn ouders eigenlijk behoorden bij een groep gemeen-ten die zichzelf als noodgemeenten buiten de Hervormde Kerk zagen.

Daar gingen mijn groot-ouders, als het kon, doordeweeks naar de kerk. Daar lieten zij hun kinderen dopen en daar gebruikte mijn oma het Heilig Avondmaal. Dat zij het zo aanpakten, had mede te maken met het feit dat mijn grootouders ervan overtuigd ware dat men op de dag des Heeren geen vervoersmiddel mocht gebruiken. Ook niet als het ging om het bereiken van een gemeente van eigen kleur. Een overtuiging die toen nog door velen werd gedeeld.

Omdat zijn na hun trouwen in Kinderlijk gingen wonen, gingen mijn ouders in van die noodgemeenten kerken en wel de Gereformeerde Samenkomst van Alblasserdam en zo veranderde mijn moeder van kerk. Qua prediking was er geen echt verschil. Wel heeft zij nooit echt kunnen wennen en een wel heel kleine en ook te veel naar binnen gerichte groep. Zij bleef in haar hart ouderwets hervormd. Voor mijn opa die ouderwets her-vormd was en een bijzonder liefde tot de Hervormde Kerk had, was belangrijker dat hij een schoonzoon had gekregen die de waarheid van vrije genade beleed dan dat deze her-vormd was. In zekere zin is mijn moeder enige jaren na de dood van mijn vader op-nieuw van kerk veranderd. Dat kwam omdat na 2004 de Gereformeerde Samenkomst zich voegde bij de Hersteld Hervormde Kerk.

Zelf kwam ik, toen in mij tot het ambt van dienaar van het Woord geroepen wist, voor de vraag te staan in welke kerkelijke kring ik het Evangelie moest gaan verkondigen. Voor mij was de keuze tussen de groep gemeenten waarin ik was opgegroeid of de Hervormde Kerk. Dat was immers de kerk waarvan de kring van gemeenten waarin opgroeide ver-wachtte dat God haar als Zijn planting met Zijn heil zou bezoeken. Meer en meer werd mij duidelijk dat het de Hervormde Kerk moest zijn.

Ds. A.P. Verloop die mij in 1956 in de Gereformeerde Samenkomst had gedoopt en vanaf 1959 een zelfstandige gemeente in Waddinxveen diende, heeft mij niet alleen heel sterk gesteund in die keuze maar er ook erg op aangedrongen. Voor hem was het geen pijnlijke zaak dat ik hervormd werd. Het gaf hem juist veel vreugde. Hij nam ook deel aan de handoplegging in 1982 toen ik verbonden werd aan de hervormde gemeente van Zwarte-broek-Terschuur. Omgekeerd leidde ik samen met ds. N. van der Want, zijn opvolger van de gemeente van Waddinxveen, zijn rouwdienst in 1991.

 

Een vriend en metgezel van allen die Gods naam ootmoedig vrezen

Met vreugde heb ik de Hervormde Kerk gediend. Niet omdat het een volmaakte kerk was, maar omdat ik van harte haar belijdenis kon onderschrijven. Over verval, gebreken en afwijkingen had ik verdriet.  Op eenzelfde wijze en om dezelfde reden dien ik sinds 2004 de Hersteld Hervormde Kerk. Juist omdat ik hervormd ben, voel ik mij in de lijn van Groen van Prinsterer aan christenen buiten de Hervormde Kerk verbonden die zich van harte in haar belijdenis of in ieder geval in de kern ervan herkennen.

Groen gebruikte in dit verband de uitdrukking gereformeerde of hervormde gezindte. Al behoorden, zo was zijn overtuiging, de afgescheidenen niet tot de Hervormde Kerk met haar gereformeerde grondslag als instituut, geestelijk behoorden zij wel bij de christe-lijke kerk in haar gereformeerde of hervormde gestalte. Zij behoorden bij de gerefor-meerde of hervormde gezindte, omdat zij de belijdenis van de christelijke kerk in haar gereformeerde gestalte liefhadden. Weinigen weten helaas nu nog dit de achtergrond van de nog altijd gebruikte uitdrukking ‘gereformeerde gezindte’ is.

De vorm van denken over de kerk in de lijn van Groen van Prinsterer behoedt ons voor kerkelijk en confessioneel relativisme maar ook voor kerkelijk enghartigheid en zelf-genoegzaamheid. Met kerkisme doet men niet alleen aan christenen buiten eigen kring onrecht maar beschadigt men – zeker als je op het op lange termijn beziet – ook eigen kerk en kring. Men leert de leden ervan namelijk niet de juiste prioriteiten te leggen.

Dat is dat men met de Kerk van alle eeuwen en plaatsen Jezus Christus al de enige en volkomen Zaligmaker belijdt en de drie-enige God als de God van volkomen zaligheid verheerlijkt. Wie dat mag doen, zal ook een vriend een metgezel zijn van allen die deze klanken verstaan. Zo zijn christenen de eeuwen op reis gegaan naar het nieuwe Jeru-zalem Daar vallen alle verschillen die er hier helaas ook nog tussen ware christenen zijn en alle disharmonie weg. Daar zal God alles zijn in alleen en daar zal dan ook de eenheid van de Kerk volkomen zijn.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s