Abraham Kuyper (1837-1920). Een korte evaluatie van zijn betekenis

Inleiding

Op 10 februari 1874 besloot Abraham Kuyper het lidmaatschap van de Tweede Kamer te aan­vaarden. Een maand, op 15 maart, later nam hij afscheid van de Hervormd Gemeente van Amsterdam die hij sinds 1870 diende. Deze gebeurtenis kan als een markeringspunt in Kuy­pers levensgang worden gezien. Kuyper had in de Hervormde Kerk als steeds meer landelijk aandacht getrokken. Vanaf dit moment gold dat ook nadrukkelijk buiten de kerk.

Ook wie (grote) reserves tegen aspecten van Kuypers theologie heeft, kan er niet omheen dat hij één van de meest invloedrijke Nederlanders is geweest uit de tweede helft van de negen­tiende eeuw en de eerste decennia van de twintigste eeuw. Kuypers werkkracht was ongekend. Hij is predikant en hoogleraar geweest, journalist, lid van de Tweede Kamer en minister-president. Aan de vorming van de Anti-Revolutionaire Partij, de stichting van de Vrije Universiteit en het ontstaan van de Gere-formeerde Kerken is de naam van Abraham Kuyper verbonden.

Kuyper is zowel vurig bejubeld als fel verguisd. Dat laatste is niet zo moei­lijk omdat bij Kuyper de begeerte God te verheerlijken en eigen ambities wel erg in elkaars verlengde liggen. Dat maakt een objectieve beoordeling van zowel de verdiensten als schaduwzijden van Kuypers optreden en gedachtegoed er niet eenvoudiger op. Zeker is dat Kuyper meer dan eens fel is veroordeeld door hen die meer dan zijzelf voor waar willen hebben door zijn gedachtegoed zijn beïnvloed.

Kuyper en de gereformeerde gezindte

Vanaf zijn predikantschap in Utrecht (1867-1870) kreeg het orthodoxe kerkvolk grote ver­wachtingen van Kuyper. Kuyper wilde de hegemonie van de liberale richting die door de wijze van verkiezing een sterk stempel kon zetten op de kerkenraden en kerkelijke besturen, breken. Kuypers kerkelijke streven leidde tenslotte tot de Doleantie waarbij een niet onbe­langrijk deel van de gereformeerde richting buiten de Hervormde Kerk kwam te staan. Dat gold echter niet allen.

Niet alleen Hoedemaker, de voorman van de Confessionele Vereniging, maar ook in overgrote meer-derheid van dát deel van de gereformeerde richting in de Her­vormde Kerk dat zijn geestelijk voedsel vond in de oude schrijvers, bleef de Hervormde Kerk trouw. Daar leefden in toenemende mate bezwaren tegen Kuypers visie van de voor­onderstelde de wedergeboorte en zijn optimistische cultuurvisie; bezwaren die ook werden gedeeld door dát van de christelijk gereformeerden dat niet meeging met de dolerenden in de ver­eniging van 1892 en door ds. G.H. Kersten, de man die het restant van de kruisgezinden en het overgrote deel van de leboerianen wist te verenigen in de Gereformeerde Gemeenten.

Kuypers visie op kerk en staat

Vanaf zijn predikantschap in Amsterdam (1870-1874) zien dat Kuyper die sinds het begin van zijn predikantschap in Beesd als rechtzinnig kan worden getypeerd, zich steeds nadrukkelijker op het calvinisme oriënteerde. Vanaf 1870 beleed hij expliciet de leer van de predestinatie. Na een periode van overspannenheid werd Kuyper naar zijn eigen woorden in 1876 ‘overgezet naar de beslistheid van de besliste en doortastende religie onzer vaderen’. Hij zag het als zijn roeping om het calvinisme in rapport te brengen met de eigen tijd.

In verband daarmee wees hij de visie op de verhouding van kerk en staat zoals verwoord in artikel 36 van de Neder­landse Geloofsbelijdenis van de hand. Zijn ideaal was een van de staat die zich neutraal op­stelde in godsdienstige zaken, volledige vrije kerk. Terwijl in het licht van de gereformeerde belijdenis één ongedeelde en gereformeerde kerk het ideaal is, zag Kuyper in de kerkelijke verdeeldheid niet alleen de doorwerking van de zonde, maar ook de rijkdom van het Chris­telijke geloof tot uiting komen. Het christelijk geloof was volgens hem te veelkleurig om in één belijdenis of in één kerkvorm te worden gevat.

De leuze van Hoedemaker was ‘Heel het volk en heel de kerk’. Bij de kerk ging het Hoe­demaker dan om de Nederlandse Hervormde Kerk. Kuyper kon zeker dat laatste niet zo­maar overnemen, omdat hij er principieel uitgaat dat de christelijke kerk pluriform is. Wel kunnen we ook van Kuyper zeggen dat hij het hele volk op het oog had. Via christelijke orga­ni­satie­vorming wenste Kuyper het gehele volk in al zijn geledingen terug te winnen voor Christus. Gezien de levenskracht van de christelijke beginselen verwachtte hij daar veel van.

In zijn rede Soevereinteit in eigen kring bij de opening van de Vrije Universiteit sprak hij: ‘Er is niet één terrein des levens waarover Koning Jezus Die ons aller Soeverein is, niet uitroept: Mijn.’ Deze woorden tonen het calvinisme van Kuyper zowel in zijn kracht als zwakheid. Er is sprake van een oprechte begeerte God te verheerlijken. Tegelijkertijd heeft die wens een heel activis­tische gloed.

Veel nadrukkelijker dan Hoedemaker lag voor Kuyper in zijn verlangen naar een opbloei van het christelijke geloof niet alleen Nederland maar ook Europa in zijn gezichts­veld. Kuyper was heel expliciet internationaal gericht. Ook theologische tegen­standers van Kuyper zijn hem gevolgd in het vormen van christelijke organisaties tot behoud van het chris­telijke erfgoed. Echter meer dan eens zonder zijn missionaire gerichtheid te delen.

Kuypers Confidentie

In 1873, een jaar voordat hij tot lid van de Tweede Kamer werd verkozen, had Kuyper zijn Con­fidentie geschreven waarin hij terugblikte op zijn leven. Het was een werk met duidelijk apologetische betekenis. Kuyper die op tienjarige leeftijd al een bekeringservaring had, kwam in zijn studietijd te Leiden onder bekoring van de moderne theologie.

Lezing van het boek The Heir of Redclyffe, een boek gekleurd door de spiritualiteit van de hoogkerkelijke richting in Anglicaanse Kerk, zo heeft Kuyper ons in zijn Confidentie verteld, leerde hem de betekenis van de kerk als moeder verstaan; een herinnering die enigszins is gekleurd. In 1863 schreef hij namelijk aan zijn verloofde Jo Schaaij dat het lezen van dit boek het middel was geweest tot verbreking van zijn zelfgenoegzaam en wederstrevend hart. Jarenlang had hij naar eigen ge­tuigenis zichzelf bedrogen, maar door het lezen van het bewuste boek leerde hij weer kin­der­lijk geloven.

Van grote betekenis was ook de ontmoetingen met eenvoudige vromen in zijn eerste ge­meente Beesd. In het bijzonder noemt Kuyper in zijn Confidentie Pietje Baltus die toen nog een jonge vrouw was. Als hij echter zegt, dat hij bij deze eenvoudige vromen Calvijn weer ont­­moette, is ook dat enigszins gekleurd. Immers de bewuste mensen leefden meer bij de oude schrijvers dan bij Calvijn. Daarmee is overigens niet ontkend dat wij meerdere aspecten van het gedachtegoed van Calvijn bij de oude schrijvers tegenkomen.

Evaluatie

Abraham Kuyper is een groot man geweest: groot in zijn prestaties maar ook groot in zijn falen. Waar Kuyper ook ge­dwaald heeft of in gebreke is gebleven, in ieder geval heeft hij zonder enige reserve beleden dat de kruisdood van Chris­tus de eni­ge grond van de zalig­heid is. Zijn rede Soevereiniteit in eigen kring uitgesproken bij de opening van de Vrije Universiteit sloot hij af met de volgende woorden:

‘Onze Vader Die in de hemelen zijt, Springader van alle waarheid, Fontein aller waarachtige kennisse en aller wijsheid Bron! Van U afzwervend vindt uw schepsel niets dan donkerheid, niets dan matheid, niets dan gebondenheid der ziele. Maar nabij U; ons badend in Uw leven; dan doorstroomt ons het licht; doortintelt kracht ons de aderen; en ontplooit zich in zalige verrukking de vrijheid des geloofs. Aanbiddelijke, eeuwige Majesteit, zie dan in gunste op deze Stichting neder. Zij uit U haar goud, haar kracht, ál haar wijsheid. Zwere ze nooit bij een minder, bij een ander, dan Uw heilig Woord. Gij Die onze nieren proeft, o Rechter van onze natie en Oordelaar ook van de scholen der wetenschap, breek Zelf de muren dezer stich­ting af, en delg ze uit van voor Uw aangezicht, indien zij ooit iets anders bedoelen, ooit iets anders zou willen zou dan te roemen in het kruis van de Zoon Uwer tederste liefde! Heere, Heere God! Laat in uw Naam alléén, in Uw Naam ál onze hulpe staan! Amen.’

Ik noem ook een politieke rede die Kuyper hield in het Groningse dorp Zuid­horn. Omdat er geen lokaal was dat groot ge­noeg was om de men­sen te bevatten vond de samen­komst in de open lucht plaats. Nadat Kuy­per had ge­sproken, kwam er debat. Een hoge ambte­naar uit Gronin­gen stelde hem de vraag hoe hij voor de doodstraf kon zijn. De ambte­naar betoog­de: “Denkt u er niet aan dat de Heere Jezus door de overheid is ter dood veroordeeld en ter dood ge­bracht? Als de doodstraf er niet geweest was, dan zou dat niet gebeurd zijn.”

Kuyper antwoord­de daarop het volgende: “Onze Hei­land is ter dood gebracht, door de over­heid veroordeeld, stierf Hij aan het kruis. En nu ik daar­van ga spreken ontbloot ik het hoofd.” Daarbij zette hij zijn hoed af en alle hoeden en petten gingen af. “Nu belijd ik met al Gods volk, dat als de dood­straf niet geweest was, dat als de dood­straf niet geweest was het recht van de overheid die regeert bij de gratie Gods, en onze Koning en Heere niet tot de kruisdood was veroordeeld, er voor mij en voor u allen noch voor de tijd noch voor de eeuwigheid behoud zou zijn geweest. En wie dit met mij gelooft, die zeg­ge nu: Amen.”

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s