Tekst en geschiedenis

Onder oudtestamentici wordt verschillend gedacht over de historische betrouwbaarheid van de oudtestamentische geschiedenis. Toonaangevende oudtestamentici als J. Bright en W.F. Albright kenden grote waarde toe aan de historische informatie die het Oude Testament bevat. Albright placht in archeologische gegevens een ondersteuning van informatie gegeven in het Oude Testament te zien. De laatste decennia is op deze visie zware kritiek uitgeoefend. In het bijzonder een aantal oudtesta-mentici uit Kopenhagen heeft gesteld dat de uiteindelijke vorm van het Oude Testament pas in de hellenistische tijd moet worden gesteld (het einde van de vierde t/m eerste eeuw vóór Christus) en de historische waarde minimaal is.

Opmerkelijk is dat in een vorig jaar uitgegeven boek de oudtestamenticus Jens Bruun Kofoed vanuit Kopenhagen een volstrekt ander geluid laat horen. Aan de hand van het boek Koningen gaat hij na of de verhalen in het Oude Testament betrouwbare historische informatie bevatten. Zijn studie bevat niet alleen feitelijke analyses, maar vooral ook belangrijke methodologische overwegingen. Allereerst laat hij zien dat in toenemende mate wordt besef dat de datering van archeologische vondsten niet eenvoudig is. De gedachte dat teksten vanuit archeologische vondsten moeten worden geïnter-preteerd wordt steeds meer onder kritiek gesteld. De eigen betekenis van een tekst als historische bron krijgt in toenemende mate weer aandacht.

In het postmodernistische klimaat zijn nieuwe trends in de waardering van geschiedschrijving zichtbaar geworden. Er is aandacht gekomen voor het feit dat de ordening van historische gegevens nooit neutraal is en altijd vanuit een bepaalde optiek plaatsvindt. Een dergelijk kader is overigens niet puur subjectief. Verhalen over verleden hebben waarheidsclaim die in belangrijke mate controleer-baar is. De vraag of een verhaal dat historische informatie bevat/ ‘waar’ is, is dus geen onjuiste vraag. Het stellen van deze vraag heeft te maken met de visie op genre. Hebben we te maken met fictie of geschiedschrijving?

Het feit dat een verslag niet door een ooggetuige is opgeschreven wil niet zeggen dat het niet be-trouwbaar is. Evenmin dat het pas (veel) later schriftelijk werd vastgelegd. In verband met Koningen wijst Kofoed op de grote betekenis en de grote nauwkeurigheid van de mondelinge overlevering in het oude Oosten. Dat geldt met name voor het volk Israël dat heel kennelijk een lineair tijdsbesef had. Daarnaast wijst hij erop dat al vroeg in Israëls geschiedenis schriftelijke bronnen en mondelinge overlevering naast elkaar bestonden. Als we slechts één getuige hebben met betrekking tot histo-rische informatie, wil dat niet zeggen dat die getuige niet betrouwbaar is. Het betekent alleen dat er geen verificatie mogelijk is.

In het algemeen is met betrekking tot de geschiedschrijving in de Bijbel de mogelijkheid tot verificatie niet bijzonder groot. Dat betekent echter dat niet alleen een minimalistische interpretatie maar ook een maximalistische interpretatie waarbij aan de betrouwbaarheid van gegevens het volle gewicht wordt gegeven, mogelijk is. Kofoed beklemtoont ook dat het feit dat in een vertelling allerlei literaire technieken worden toegepast, op zich niet betekent dat de historische informatie die het biedt, niet betrouwbaar is.

Voor alle geschiedschrijving geldt dat het niet alleen een wetenschap maar ook een kunst is. Daar waar de mogelijkheid tot verificatie van gegevens aanwezig is, levert dat een positief beeld op voor de historische betrouwbaarheid van het boek Koningen. Kofoed noemt dan onder andere de volgorde waarin Assyrische koningen ter sprake komen, de wijze waarop hun naam wordt gesteld, het feit dat een handelsexpeditie vanuit Scheba in de tijd van Salomo zeer goed voorstelbaar is vanuit archeo-logische vondsten.

De oudste overgeleverde handschriften van het boek Koningen dateren uit de tweede eeuw vóór Christus. Dat wil niet zeggen dat het boek Koningen toen pas op schrift is gesteld. In het derde hoofdstuk van zijn studie gaat Kofoed in op de linguïstische kenmerken van het Bijbelse Hebreeuws. Hoeveel veel over de ontwikkeling van de Hebreeuwse taal in de Bijbelse tijd onbekend is, duidelijk is dat wij een onderscheid kunnen maken tussen het standaardbijbelse Hebreeuws en het laatbijbelse Hebreeuws.

Kenmerkend voor de laatste vorm van Hebreeuws is dat de woordvolgorde niet werkwoord-subject-object is maar subject-werkwoord-object. Daarnaast wordt het gekenmerkt door een toenemende invloed van de Aramese taal. Overigens beklemtoont Kofoed dat arameïsmen ook in oudere teksten voorkomen. Wel mogen we de afwezigheid ervan als een onmiskenbare aanwijzing voor een vroege datering zien. De gehanteerde taal pleit ervoor de uiteindelijke vorm van het boek Koningen in de ballingschap te plaatsen.

In het slothoofdstuk gaat Kofoed in op de betekenis van het genre waarin geschreven is. Hij laat zien dat het onderscheid tussen fictie en geschiedschrijving in het oude oosten bekend was. Het boek Koningen maakt de claim geschiedschrijving te zijn. Het feit dat een schrijver of schrijvers claimen geschiedenis te schrijven wil niet zeggen dat zij daarin ook metterdaad zijn geslaagd. Zij kunnen bewijsmateriaal niet kritisch hebben getoetst. Dat moet dan echter onderzocht worden. Kofoed pleit ervoor dat in aansluiting op de door hem gegeven voorbeelden van verificatie verdere detailstudies worden verricht.

In de Griekse geschiedschrijving wordt wel onderscheid gemaakt tussen echte historiografie en het verzamelen van oudheidkundige gegevens. Bij dat laatste wordt minder historische nauwkeurigheid verwacht. Kofoed stelt dat wij dit onderscheid niet aan de Bijbelse geschiedschrijving mogen opdrin-gen om zo tot de conclusie te komen dat de historische kwaliteit van de Bijbelse geschiedschrijving niet te hoog mag worden aangeslagen

Het zal duidelijk zijn dat het boek van Kofoed een technisch geschreven boek is. Dat neemt niet weg dat het een belangwekkend boek is. Ik denk aan het feit dat de Bijbelse geschiedschrijving profetische geschiedschrijving is ten onrechte in mindering wordt gebracht op de historische betrouwbaarheid ervan. Ik noem ook het onderscheid tussen foto en schilderij dat wel wordt gemaakt om het verschil tussen Bijbelse geschiedschrijving en wetenschappelijk betrouwbare geschiedschrijving te typeren.

Kofoed kan ons leren dat deze beelden misleidend zijn. Ook geschiedschrijving die wetenschappelijk betrouwbaar wil zijn, heeft het karakter van een schilderij. Wij kunnen in een verslag erover de geschiedenis namelijk nooit exact herhalen. Feiten worden vanuit een bepaald gezichtspunt geselec-teerd en in een bepaald kader gezet. Voor het boek Koningen is dat het optreden van de koningen van Juda en Israël in het licht van hun betekenis voor het geestelijke leven in Israël.

Jens Bruun Kofoed, Text and History: Historiography and the Study of Biblical Text (Winona Lake, Indiana: Eisenbrauns,  2005), hardcover  298 pp., $39,50  (ISBN 1-57506-094-9)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s