Eenvoud in prediking

Een van de dingen waardoor wijlen ds. H. Hofman (1902-1976) die meer dan veertig jaar als dienaar van het Evangelie aan een vrije gemeente in Schiedam was verbonden, zoveel indruk op mij – en trou-wens ook op anderen – heeft gemaakt, lag in de eenvoud waarmee hij het Woord bediende. Het evangelie is aan de ene kant een geheimenis dat wij alleen door de verborgen wer­king van de Heilige Geest verstaan. Het is aan de andere kant zo dat wij de kern van het Evan­ge­lie aan een kind kunnen duidelijk maken. De grote moeilijkheid ligt niet bij ons verstand, maar bij onze wil. In de jongste dag zal dan ook niet tot hen die het evangelie niet gehoorzaam zijn ge­weest, worden gezegd: ‘Jullie hebben het niet gesnapt,’ maar ‘Gij hebt niet gewild.’

Van een dienaar van het Woord wordt in de Schrift vereist dat hij bekwaam is om te leren. Dat houdt onder andere in dat hij de leer van het Woord van God zo moet kunnen uitleggen dat zijn hoorders gaan begrijpen wat er in de Schrift staat. In de achttiende eeuw merkte een predikants­vrouw over haar man op dat hij doordeweeks onzichtbaar was (hij deed blijkbaar niet veel aan pastoraat) om ’s zondags onverstaanbaar te zijn. Het zal duidelijk zijn dat zo een gemeente niet wordt opgebouwd.

Een onderwijzer kan nog zoveel weten, als hij niet in staat is lesstof een­vou­dig uit te leggen, dan is hij als onderwijzer ongeschikt. Dat geldt ook voor een dominee. Al zou zijn Bijbelkennis en zijn geestelijke kennis (wat in zo’n geval ernstig staat te bezien) nog zo groot zijn, hij is ongeschikt voor zijn werk als hij de zaken niet eenvoudig kan uitleggen. Daarin heeft de een ongetwijfeld meer gaven dan de ander. Ieder moet werken met de talenten die God hem heeft geschonken. Het is echter wel zaak dat diena-ren van het Woord zich erop toe­leggen een­voudig te zijn. Dat is vaak geen geringe opgave. De Engelse prediker Ryle, die zelf een bij­zon­dere gave had om de zaken eenvoudig te verwoorden, heeft eens gezegd: ‘Niets is zo moei­lijk als eenvoudig zijn.’

Helaas komen wij in de gereformeerde gezindte soms tegen dat het als een bewijs van geestelijke diepgang wordt gezien dat zaken zo ingewikkeld worden verwoord dat zo goed als niemand ze meer begrijpt. Ik heb voor mij wel predikanten beluisterd waarvan mij gezegd was de reden waarom zo weinigen hen verstonden was gelegen in het feit dat zij zaken naar voren brachten die slechts weinig beleefden. Na hen gehoord te hebben moest ik echter vrijwel altijd constateren dat zij in hun preken bij de kindergeboorte bleven steken.

Je hoorde van zelfontdekking, van de eisen van de wet die de mens niet kan vervullen, van het vragen naar een weg van behoud en dat alles op een weinig begrijpelijke wijze verwoord. Juist omdat Christus en de vreugde die ge­smaakt wordt als Hij Zich aan de ziel openbaart, niet werden verwoord, kon ik maar één con­clu­sie trekken, namelijk dat hier bij de bewuste predikers zelf de haper lag. Zij misten het rechte zicht op Christus en Zijn werk en in plaats dat zij dit als een gemis gevoelden, kreeg je het idee dat het voor hen eerder een pluspunt was. Zij misgunden kennelijk anderen het zicht op Christus en de vreugde des heils dat zijzelf nog misten. Dat verklaarde wel hun ingewikkelde manier van spreken.

Spurgeon heeft eens gezegd dat hij die niet in staat is om in eenvoudige woorden het evangelie aan anderen uit te leggen, het zelf nog maar heel slecht of misschien wel in het geheel niet heeft be­grepen. Ik heb deze uitspraak alleen bevestigd gezien en nooit het tegendeel kunnen opmer­ken. Wanneer predikanten veel van Christus weten kunnen zij de inhoud van het evangelie een­vou­dig, hartelijk en gunnend verwoorden. Het probleem ontstaat als dat niet het geval is en een mens toch wat wil lijken. Dan krijgen we ingewikkelde taal en ingewikkelde uitdrukkingen waar­van je moet vrezen dat zelfs degene die ze bezigt, ze niet verstaat. Laat staan degenen die het moeten aanhoren.

Eenvoud in prediking dat is één van de eerste vereisten van een evangeliedienaar. Eenvoud en dui­delijkheid in het verwoorden is één van de eerste vereisten als wij, wie we ook zijn, in per­soonlijke gesprekken de betekenis van het evangelie zoeken duidelijk te maken. Als we dat niet kunnen, heeft dat niet alleen een natuurlijke oorzaak, maar ook een geestelijke. Ik herhaal om alle misverstand te voorkomen nogmaals dat de een hier meer talent heeft dan de ander.

De geestelijke oorzaak van ingewikkeld preken is dat een predikant zijn  gebrek aan zicht op het Evangelie en op Christus als de Middelaar wil verhullen in plaats van erkennen. Ingewikkeld en moeilijk te volgen taalgebruik en uitdrukkingswijzen mo­gen dan voor sommigen als een bewijs worden gezien van geestelijke diepgang, in werkelijkheid getuigen zij van geestelijke armoede. Wie veel van Christus heeft geleerd, mag ook in de wijze waarop hij het Evangelie verwoordt op Christus lijken. Dat is één van de dingen die ik van wijlen ds. Hofman uit Schiedam heb geleerd.

 

Uitspraken van ds. H. Hofman

Evangelist zei niet tot Chr­isten: ‘Je moet zo goed en deugdelijk mo­gelijk zien te leven om je zonden te bo­ven te komen. Je moet een ander mens worden, jezelf heili­gen, dit doen en dat doen. Neen, want die man had een pak van zonden op zijn rug. Daarom wijst Evangelist hem aan waar hij met pak van zon­den heen moest. Christus is de enge poort, de deur waardoor men in de gunst, de gemeenschap met God onze Schepper ge­raakt.

Daar zag ik: al wat ik in Adam in het paradijs verloren had, dat was in Christus, in die tweede Adam en daar kon ik het weer terugkrijgen. Toen is de Koning Zijn hart gaan openen en daar heb ik zó diep ingezien, in Zijn Middelaarshart: daar spatten de vonken af in zondaarsliefde. Hij wil zondaars bezitten. Dat heeft een stempel gezet op mijn leven en prediking. Als ik nu bijvoorbeeld hoor (en ik hoor van alles en nog wat): “Och ja, mocht de Heere eens overkomen,” “Mocht het eens dit,” “Mocht het eens zó,” Mijn vrienden, nu zal ik eens ronduit praten, dat klinkt in mijn oren als vloeken. Want ik heb toen in het hart van de Koning gekeken en dát gezien. Daardoor draagt de prediking steeds weer dit stempel: de breuk ligt bij óns, bij jullie en bij mij, maar niet bij Hem. Want waar gaat het om? Gaat het om: “Mocht de Heere eens overkomen?” Neen, God ìs overgekomen. Maar nu moeten wij eens overkomen naar de kant van God. Wij moeten eens met onze schuld voor de dag komen zoals we zijn. (…) De naam van de Zaligmaker is toch Jezus. Hij zal Zijn volk zaligmaken van zonden! Waar zijn de zondaars die hongeren? Waar de dorstigen? Waar de amechtigen? Waar de ongelukkigen? Voor hen klopt er een liefdeshart, maar niet voor vroomheid en godsdienst.

Wij zien de uitnemendheid van de prediking van het Evange­lie. De pre­diking van het Evangelie is geen mensenwerk, waarin een voorganger zijn in­zichten en zijn eigen ideeën de vergadering of de gemeente op­legt. Maar de predi­king van het Evangelie is, dat God ons openlijk de werke­lijkheid be­kend laat maken, zoals de zaken bij Hem staan: dat wij bui­ten Christus de eeuwige dood zijn onderworpen, maar dat Jezus Christus de enige Uitkomst is, in Wie de zaligheid is. De inhoud van de verkon­diging van het Woord is, dat de zondaar niet ge­bouwd wordt, maar in zichzelf afge­broken wordt, opdat het fundament Christus voor de dag zou komen en wij dáárop gebouwd worden.

O God, mag ik dan alstublieft nog als een wegwijzer zijn? Die staat er zowel in de zon als in de vorst, bij dag en nacht. Dronken automobilisten rijden hem soms omver. Er wordt tegenaan gegooid en getrapt; maar o God het geeft niet, het geeft helemaal niet. Als het dan maar zijn mag dat ik een wegwijzer mag wezen: Dat is de weg naar Sion.

Nico­demus zegt: ‘Rabbi, wij weten, dat Gij zijt een Leraar van God gekomen,’ gaat de Koning hem niet inzege­nen door te zeggen: ‘Je neemt, man, een aparte, bijzondere plaats in onder je collega’s, want de één voor de ander verwerpt Mij, dus er is wel wat goeds in je, wat de na­tuur niet werkt.’ Neen, daar spreekt Je­zus niet van. Wat heb ik, wat hebt gij, en wat had Nicodemus nodig om in herstel, verkeer en gemeen­schap met God te geraken? Dáár spreekt Jezus over.

Als wij Hem aanroepen, is het niet zo dat wij een goede kans van slagen hebben. Gods Woord zegt ons: ‘Een iegelijk die bidt, die ontvangt.’ Laten we dan toch de wereld loslaten met al haar begeerlijkheden, die levert ons toch niets op dan de dood. Bij God is echter alles aan te treffen tot het leven en de zaligheid. Laten we ons dan niet bezig houden met de wereld, ook niet met beschouwingen over de godsdienst en over onszelf, maar laten wij de genade Gods zoeken zoals die uit God is in Christus en dat door de kracht van de Heilige Geest.

Het is niet zo dat het Woord van het Evangelie tot een zeker getal onder ons komt. In de zin: Het is alleen voor de uitverkorenen of ge­lovigen. Dat is de leer van Christus niet. Zijn Woord komt tot allen. Het is bij God vol­le ern­st. Hij bedoelt niet onze ondergang, maar ons heil. God komt met Zijn Zoon tot ons. Dat raakt ons allen persoon­lijk. De vraag is: Wat doen we er mee?”

Ds, Hofman riep zijn hoorders ertoe op hun schuld te er­ken­nen, en het leven en de zaligheid in Christus te zoeken. Hij spoorde zijn hoorders aan tot geloof en tot gebed. Die twee zaken vormden voor hem geen tegenstelling. “Genadewerk is geen werk dat ons op een zekere dag bij gelegenheid zo maar komt aandrijven; het wordt afgebedeld.”

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s