Een analyse en waardering van de Gewone Catechismus

Wat is een catechismus?

Wanneer wij het over de catechismus hebben, denken wij onmiddellijk aan de Heidelbergse Catechis-mus. Deze catechismus heeft ook wel een heel bijzondere kracht. Het is ook één van de geschriften waarmee de hervormde/gereformeerde kerk haar geloof wil belijden. Zij behoort voor de Kerk van Nederland met de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels tot de geschriften waarmee het ene ware geloof wordt verwoord.

Een catechismus is een boek waarin de leer van het christelijk geloof wordt ontvouwd om een nieuwe generatie daarin te verwortelen. Wij denken meteen aan de vorm van vraag en antwoord, maar dat hoeft niet direct. Het kan zelfs een behoorlijk uitgebreid boekwerk zijn, zoals de catechismus van de rooms-katholieke kerk.

Luther maakte in Kleine Catechismus in onderscheid met zijn Grote Catechismus gebruik van de vorm van vraag en antwoord om zo aan eenvoudige christenen de inhoud van het geloof uit te leggen. Deze vorm vond in het protestantisme brede navolging. Er zijn er tientallen verschenen. Enkele kregen evenals de Kleine Catechismus van Luther en de Heidelbergse Catechismus de status van een belijde-nisgeschrift. Dan denk ik aan de Catechismus van Genève en aan de Korte en Lange Catechismus van Westminster.

De Heidelbergse Catechismus is zowel qua inhoud als toonzetting krachtig en ontroerend. Heel persoonlijk wordt telkens aan de leerling gevraagd wat de inhoud van het christelijke geloof voor hem betekent. De opzet om de geloofsleer te bezien vanuit de drieslag ellende, verlossing en dankbaarheid maakt dat de uiteenzetting van de geloofsleer een bevindelijke gloed heeft.

Wie de Heidelbergse Catechismus in catechisatielessen gebruikt, merkt wel dat er hier en daar ver-ouderde woorden in voorkomen. Dat een ‘bloot schepsel’ een schepsel is dat niet meer is dan een schepsel moet worden toegelicht. De woordvolgorde is niet altijd meer de volgorde die wij nu gebruiken. De zinsnede uit antwoord 1 ‘Hem voortaan te leven van harte gewillig en bereid maakt’ verwoorden wij nu als volgt ‘en voortaan voor Hem te leven van harte gewillig en bereid maakt.’ Het grootste probleem zijn de lange antwoorden. In één zin, die de ene keer nog langer is dan de andere, worden meerdere zaken verwoord.

De oplossing voor het laatste is de antwoorden in stukjes te knippen. Ds. J. van Sliedregt deed dit al in zijn catechisatieboekje Naar Schrift en belijdenis. In catechisatielessen kunnen ook andere catechisa-tieboekjes dan de Heidelbergse Catechismus worden gebruikt. Dat is de eeuwen door ook gebeurd. Kohlbrugge schreef naast een boekje met vragen en antwoorden bij de Heidelbergse Catechismus een tweetal boekjes in vraag en antwoordvorm voor zijn catechisanten. Ik noem het Kort Begrip, de vragenboekjes van Borstius en Ledeboer en niet te vergeten Het voorbeeld van de goddelijke waar-heden van Hellenbroek.

Inmiddels zijn er nog tal van andere catechisatieboekjes en methoden te noemen. Op zich is daar niets mis mee. De gereformeerde geloofsleer kan op meer dan één manier aan jongelui en ook ouderen worden bijgebracht. De inhoud en niet de vorm is beslissend, al kan het ene vragenboekje je wel meer aanspreken dan het andere.

 

Hoe moeten we de Gewone Catechismus typeren?

Dit jaar verscheen van de hand van een drietal theologen afkomstig uit de Christelijke Gereformeerde Kerk, de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt en Gereformeerde Bond binnen de Protestantse Kerk van Nederland een catechismus die zij de naam Gewone Catechismus gaven. De antwoorden zijn korter dan die van de Heidelbergse Catechismus om het uit het hoofd leren – als men dat wil – te vergemakkelijken.

De Gewone Catechismus wil niet alleen qua vorm, maar ook qua inhoud een slag maken. De auteurs hopen dat hun boekje ook in de catechese een plaats krijgt. Hoe komt de inhoud van het christelijke geloof in de Gewone Catechismus aan de orde? De catechismus is orthodox in de zin dat van God betuigd wordt dat Hij de Drie-enige God is en Jezus als God Die mens werd wordt beleden. Men gaat er ook zonder reserve vanuit dat Hij  werkelijk uit de doden is opgestaan.

In de Gewone Catechismus staat de doop aan het begin en het avondmaal aan het einde. Dat is een andere keuze dan die van de Heidelbergse Catechismus. De Heidelbergse Catechismus kan niet alleen worden gebruikt om de geloofsinhoud duidelijk te maken aan hen die als kind gedoopt zijn, maar ook aan hen die op latere leeftijd tot de christelijke kerk willen toetreden.

Die laatste categorie komt in de Gewone Catechismus nergens in beeld. Dat geldt niet alleen voor de opzet van de Gewone Catechismus, maar blijkt ook in de toelichting die op antwoorden wordt gegeven. Dat is een merkwaardige zaak. In de Vroege Kerk was catechese allereerst onderricht aan hen die zich op volwassen leeftijd op de doop wilden voorbereiden. Dit missionaire element komt in de Gewone Catechismus nergens naar voren.

De Heidelbergse Catechismus kan – als we even afzien van het woordgebruik en de taalstructuur – ook voor catechese worden gebruikt aan hen die zich als volwassenen voorbereiden op de doop. Dat geldt niet voor de Gewone Catechismus. Dat is des te merkwaardiger, omdat inmiddels een minderheid van de Nederlandse bevolking gedoopt is. We moeten toch vurig hopen dat mensen uit onze samenleving die helemaal niet opgevoed zijn bij het christelijke geloof toetreden tot de kerk en als teken en zegel daarvan de doop ontvangen.

Terwijl de Heidelbergse Catechismus het geloof als het geloven van de beloften van het Evangelie omschrijft, spreekt de Gewone Catechismus vooral over geloven wat in de doop beloofd is. Nu verzegelen de sacramenten de beloften van het Evangelie. Echter, met deze invalshoek is er toch sprake van een verschuiving van Woord naar sacrament. We lezen in de Gewone Catechismus dat de mens door de doop een lid van de kerk wordt. Gereformeerd is dat wij door geloof een (levend) lid van de kerk worden en dat de doop daarvan een teken en zegel is. Dat geloven ook een zeker weten betekent waardoor ik alles voor waarachtig houd wat God in Zijn Woord heeft geopenbaard, wordt niet meer genoemd.

Wie de Heidelbergse Catechismus leest, bemerkt dat de vragen en antwoorden gegeven worden in de wetenschap dat de mens op reis is naar de rechterstoel van Christus. Het geeft antwoord op de vraag hoe je rechtvaardig voor God kan verschijnen. Die vraag komt in de Gewone Catechismus niet naar voren. Een antwoord is er ook niet op te vinden. Het geloofsartikel dat Luther het artikel noemde waarmee de kerk staat of valt, namelijk dat van de rechtvaardiging door het geloof alleen, ontbreekt in de Gewone Catechismus volledig. Daarin gaat de Gewone Catechismus een andere weg dan zowel de gereformeerde als lutherse belijdenisgeschriften.

De Gewone Catechismus geeft geen antwoorden op de vragen van een mens die worstelt met de vraag of hij rechtvaardig voor God kan verschijnen. Zij sluit aan bij hen die allereerst worstelen met het leed en onrecht in de wereld. In de Gewone Catechismus wordt niet ontkend dat de mens schuldig staat voor God, maar dat is niet het hoofdaccent. Het hoofdaccent is dat wij op weg zijn naar een nieuwe wereld waar geen leed en onrecht is.

Het verschil tussen deze wereld en de toekomende wereld lijkt meer een gradueel dan een principieel verschil. We lezen dat God eenmaal alle kwaad en zonde zal oordelen en zo een grote schoonmaak zal houden. Dat Christus’ wederkomst ook een scheiding tussen mensen betekent, wordt nergens verwoord. Kenmerkend voor alle vormen van klassiek christendom is dat de mens een pelgrim is op weg naar een beter vaderland. Deze notie ontbreekt volledig in de Gewone Catechismus. Daarom kan de Gewone Catechismus noch als een katholieke noch als een gereformeerde catechismus worden getypeerd.

 

Bevindelijke elementen, de noodzaak van zelfonderzoek en de kenmerken van de ware kerk ontbreken

In de Gewone Catechismus wordt verwoord dat een christen niets ziet of ervaart van het nieuwe leven. Dat is een ander geluid dan dat van de Heidelbergse Catechismus. Daar lezen we dat de Heilige Geest ons van het eeuwige leven verzekert, dat wij het beginsel van de eeuwige vreugde in ons hart gevoelen en dat er sprake mag zijn van een hartelijke vreugde in God door Christus. Deze bevindelijke elementen zijn samen met andere bevindelijke elementen die wij in de Heidelbergse Catechismus tegenkomen zoals het zuchten over het eigen zondige ik, in de Gewone Catechismus verdwenen.

In de Gewone Catechismus wordt evenals in de Heidelbergse Catechismus verwoord dat de zekerheid van het geloof gebaseerd is op Gods beloften. Ook wordt verwezen naar het getuigenis van de Heilige Geest. Wat ontbreekt is dat een christen van de echtheid van zijn geloof ook uit de vruchten verzekerd wordt. Het onderscheid tussen zijn en schijn heeft in de Gewone Catechismus geen plaats. Nergens komt de noodzaak van zelfonderzoek ter sprake. Daarom ontbreekt ook de vraag voor wie het avondmaal is ingesteld. Al helemaal wordt niet verwoord dat de toorn van God over de gehele gemeente wordt verwekt als personen met een on-Bijbelse leer of levenswandel tot het avondmaal worden toegelaten.

Als het gaat over de kerk lezen we niet meer, zoals dat bij de Heidelbergse Catechismus het geval is, dat Christus Zijn kerk in eenheid van het ware geloof vergadert. Evenmin als de kenmerken van de ware christen ter sprake komen, geldt dit voor de kenmerken van de ware kerk. De kerk in al haar gestalten lijkt met de ware kerk samen te vallen.

 

De notie van Gods toorn heeft een marginale plaats

De notie van Gods toorn heeft in de Gewone Catechismus maar een marginale plaats. Dat is één van de opvallendste verschillen met de Heidelbergse Catechismus. In de Gewone Catechismus wordt terecht verwoord dat wij door de zonde vervreemd zijn van God en we ons geluk buiten Hem zoeken. In onderscheid met de Heidelbergse Catechismus lezen we in de vragen en antwoorden van de Gewone Catechismus niet meer over de ongehoorzaamheid van onze eerste voorouders Adam en Eva. Hun namen komen we wel in de toelichtende tekst tegen. Waarom dat niet in de hoofdtekst is gebeurd, is niet duidelijk. Kan het zijn dat men zo tegemoet wil komen aan hen die de breuk tussen God en mens niet als een historisch feit, maar als een metahistorische gebeurtenis zien?! Ik stel het maar als vraag.

In ieder geval lezen we nergens dat God de zonde niet ongestraft kan laten. Evenmin wordt verwoord dat heel de mensheid in Adam verdoemelijk voor God is en dat Gods toorn op ons rust totdat wij door een levend geloof in Christus worden ingeplant. Telkens valt op hoezeer het gewicht van de eeuwigheid is verdwenen. Dat maakt dat de Gewone Catechismus – nog afgezien van het feit dat de notie van de totale verlorenheid van de mens, de wedergeboorte, de verkiezing en de volharding van de heiligen ontbreken – een heel ander klimaat ademt dan de Heidelbergse Catechismus. Een klimaat dan nog veel en veel verder van de gereformeerde leer afstaat dan het klassieke arminianisme en al helemaal het methodistisch arminianisme van John en Charles Wesley. We lezen wel dat Gods oordeel betekent dat de zonde van zondaar wordt gescheiden, maar niet dat Jezus Christus als toekomende rechter rechtvaardigen en goddelozen van elkaar zal scheiden.

In de Heidelbergse Catechismus is de notie dat de wet zowel kenbron van zonde als regel van dankbaarheid is in de structuur verwerkt. Dat de notie van de wet als kenbron van zonde in de structuur verwerkt is, verbindt de Heidelbergse Catechismus met de Kleine en Grote Catechismus van Luther. Ook als die notie niet in de structuur verwerkt is, kan zij toch inhoudelijk een plek hebben. Dat geldt van elke gereformeerde catechismus. Wie bijvoorbeeld de Catechismus van Genève of de Korte Catechismus van Westminster of één van de vragenboekjes van Kohlbrugge leest, zal dat met eigen ogen kunnen constateren.

De prediking van de wet als kenbron van zonde is nodig wil het Evangelie werkelijk waarde krijgen als boodschap van vergeving van zonden en vernieuwing van het leven. In de Gewone Catechismus komt deze functie van de wet nergens ter sprake. Dat geldt ook voor het feit dat de wet maatstaf is bij het laatste oordeel. In de Heidelbergse Catechismus komt deze zaak onder andere in antwoord 87 naar voren. De Gewone Catechismus maakt nergens uitdrukkelijk duidelijk dat de wet ook deze functie heeft. Zo komen we nier tegen dat ‘hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers het koninkrijk van God zullen beërven’. (1 Kor. 6:9).

Op één plaats in de Gewone Catechismus komt de mogelijkheid om verloren te gaan ter sprake. We lezen in de Gewone Catechismus dat wie Gods liefde afwijst Zijn eeuwige rijk van vrede en recht niet zal binnengaan en dat Jezus tot hen zal zeggen: ‘Ik heb u nooit gekend.’ Aan deze zin gaat de opmerking vooraf dat het oordeel toekomt aan God die liefde is. Nu is God dat ongetwijfeld, maar God is ook een licht en geen duisternis is in Hem. Hij is ook een verterend vuur en een heilig God. Deze eigenschappen en hoedanigheden van God vinden we in de Gewone Catechismus niet vermeld.

Het is mogelijk deze zinsnede zo in te vullen dat men alleen zonder vrees God hoeft te ontmoeten als men Jezus Christus in een levend geloof heeft omhelst en daarom voor Hem is gaan leven. Een andere invulling is ook mogelijk, namelijk dat het voor ons moeilijk is uit te maken of iemand Gods liefde heeft afgewezen ook al heeft hij geen bewuste band aan Christus en staat hij zelfs buiten de kerk. Dat is de lijn van Stefan Paas in Vreemdelingen en priesters. Die maakt in dat verband de opmerking dat het moeilijk is om te zeggen hoeveel vruchten de Vader verlangt en hoe lang Hij bereid is te wachten voor die zich vertonen.

De toelichtende tekst laat beide mogelijkheden open, maar aan het slot lijken de auteurs toch aan een benadering als die van Paas de voorkeur te geven. Hier gaat men wel een heel ander spoor dan de Heidelbergse Catechismus. Daar lezen we in antwoord 84 dat alle ongelovigen, en die zich niet van harte bekeren, verkondigd en betuigd wordt, dat de toorn Gods en de eeuwige verdoemenis op hen ligt, zolang als zij zich niet bekeren; naar welk getuigenis des Evangelies God zal oordelen, beide in dit en in het toekomende leven.

 

Hoe belijden we ons geloof en wat houden we een nieuwe generatie voor?

Terwijl ik de Gewone Catechismus las, gingen hoe verder ik kwam mijn gedachten naar de brief-wisseling die in 1956 tussen H. Berkhof en G. Boer in het blad Woord en Dienst werd gepubliceerd. Ze werd gepubliceerd onder de titel Gedachtenwisseling over de positie en problemen van de Gerefor-meerde Bond in de Hervormde Kerk, maar is veel breder en dieper dan deze titel doet vermoeden. Boer betuigt daar de blijvende kracht van de gereformeerde belijdenis. Met alle waardering die Berkhof voor elementen uit de gereformeerde belijdenis heeft, stelt hij dat deze antwoorden geeft op vragen die nu niet meer worden gesteld. Heel concreet denk hij aan de vraag of wij zonder vrees God kunnen ontmoeten.

Berkhof was in deze tijd in brede zin nog volledig orthodox in die zin dat hij de drie-eenheid en Jezus Christus als God Die mens werd beleed. Zijn positie is heel goed te vergelijken met die van de auteurs van de Gewone Catechismus. Heel indringend maakt Boer aan Berkhof duidelijk dat God niet ook, maar alleen goddelozen rechtvaardigt en vijanden met Zichzelf verzoend. Dit is geen perspectief wat het beste uitzicht biedt, terwijl er ook andere mogelijk zijn. Het is het enige perspectief dat echt uit-zicht geeft op het binnengaan in het nieuwe Jeruzalem. De genoemde gedachtewisseling is opgeno-men in Tijdbetrokken vreemdelingschap, een uitgave waarin de belangrijkste publicaties van Boer zijn verzameld.

Ik kan het lezen van deze gedachtewisseling aan iedereen aanbevelen. Ze is brandend actueel. De Gewone Catechismus laat zien dat de positie die Berkhof toen innam, inmiddels ook leeft binnen de Gereformeerde Bond, de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt en de Christelijke Gereformeerde Kerken en dat geldt echt niet een enkeling. Een niet onbelangrijk deel van de Gereformeerde Bond heeft theologisch en geestelijk de kleur van de brede middenstroom in de PKN. Dat geldt ook voor de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt en – zij het wat minder – de Christelijke Gereformeerde Kerken. Als de genoemde kerken helemaal in het spoor van de Gewone Catechismus gaan, zal het voor hen steeds moeilijker worden hun afzonderlijk bestaan naast de PKN te rechtvaardigen.

Overigens hoop ik dat van harte dat de auteurs terugkomen op de weg die zij met de Gewone Cate-chismus zijn ingeslagen en terugkeren tot de gereformeerde belijdenis . De gereformeerde belijdenis mogen we zien als de diepste en breedste vertolking van het katholieke, christelijke geloof. Deze leer is het waard verbreide en verdedigd te worden zoals de Gereformeerde Bond in haar statuten verwoord, terwijl zowel de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt als de Christelijke Gereformeerde Kerken ambtsdragers vragen zich aan de gereformeerde belijdenis te verbinden.

Ongetwijfeld is het mogelijk tal van ware uitspraken in de Gewone Catechismus aan te wijzen, maar iets anders is of men zo het geloof kan en mag belijden. De Gewone Catechismus is bepaald niet de boodschap van de Heidelbergse Catechismus in een andere vorm en een ander taalkleed. Wie zijn geloof vertolkt vindt in de Heidelbergse Catechismus en in de klassieke doopsformulieren, zal zich niet herkennen in de Gewone Catechismus. Die merkt dat hij een heel andere geestelijke wereld binnen-treedt. Omgekeerd zal voor hem die in de Gewone Catechismus zijn vragen vertolkt en beantwoord ziet, op tal van punten zich niet herkennen in de Heidelbergse Catechismus. Hij zal bij het horen van het klassieke doopsformulier meer dan eens zijn wenkbrauwen fronsen.

Welke keuze moeten wij maken? Ik denk aan een uitspraak van Kohlbrugge op zijn sterfbed: ‘De Heidelberger, de eenvoudige Heidelberger houdt daar aan vast mijn kinderen.’ Die uitspraak val ik helemaal bij. Dan gaat het niet om de taal en de vorm, maar om de inhoud. Er staat veel op het spel. Het gaat erom dat wij, onze kinderen, mensen om ons heen zonder verschrikking voor de rechterstoel van Christus kunnen verschijnen en eenmaal in het nieuwe Jeruzalem samen met alle heiligen het Lam staande als geslacht eeuwig alle lof toebrengen.

Theo Plezier. Arnold Huigen en Dolf te Velde, Gewone Catechismus (Utrecht: KokBoekencentrum, 2019), paperback 129 pp., €12,99 (ISBN 9789023954903); G. Boer, Tijdbetrokken vreemdelingschap, verzameld en geannoteerd door dr. ir. J. van der Graaf (Apeldoorn: De Banier, 2016), hardcover 849 pp. prijs €59,95 (ISBN 978946278643)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s