
In 2017 verscheen bij uitgeverij De Banier een lijvige uitgave van de hand van dr. Klaas van der Zwaag, kerknieuwsredacteur van het RD. Deze publicatie verscheen naar aanleiding van het feit dat in 2017 de herdenking van 500 jaar Reformatie heeft plaatsgevonden. De Reformatie keerde zich zowel tegen Rome als tegen het doperse en spiritualistische christendom. In zijn studie volgt Van der Zwaag dit debat tot op de huidige tijd. De grote omvang van de studie is vooral een gevolg van het feit dat de auteur vaak heel uitvoerig zonder veel commentaar de visie en analyse van anderen weergeeft. Daar-door krijgt deze studie het karakter van een naslagwerk. Men zal eerder via de inhoudsopgave een hoofdstuk lezen, dan het in ene keer in zijn geheel doornemen.
In het eerste deel wordt het geding van de Reformatie zowel met Rome als met de dopers niet alleen historisch, maar vooral systematisch beschreven. Wat waren de inhoudelijke verschillen? Het tweede deel biedt een nadere uitwerking. Daar komen onder andere de Nadere Reformatie, het puritanisme, de achttiende-eeuwse opwekkingen, de pinksterbeweging en de charismatische beweging aan de orde.
Terecht verwoordt Van der Zwaag dat wie uit de erfenis van de Reformatie wil leven, verplicht is zich te verdiepen in wat Rome werkelijk leert en niet op karikaturen af te gaan. Hij constateert dat de wezenlijke verschillen zich concentreren op het punt van kerk en ambt. Hij oordeelt positief over overeenkomsten waarin gesteld wordt dat zaken die in de zestiende eeuw kerkscheidend waren – en dan valt in het bijzonder aan de boodschap van de rechtvaardiging – te denken dat nu niet meer be-hoeven te zijn.
Ik val de auteur niet bij in zijn positieve waardering van deze verklaringen van overeenkomst. Als het gaat om de rechtvaardiging is in gemeenschappelijke verklaringen het werkelijke verschilpunt tussen Rome en de Reformatie toegedekt. Zowel door confessionele luthersen als van de zijde van confessing evangelicals is daarop gewezen. Deze kritiek blijft ongenoemd. De auteur ziet de vernieuwingen bij Rome vooral positief, al beseft hij dat zij wel binnen het kader van Rome blijven zoals die haar uit-drukking vindt in haar opvatting over traditie en vooral ook leergezag.
Mijn inziens blijft bij hem – zoals ook bij vele anderen – onderbelicht dat Vaticanum II als het concilie dat de vernieuwing belichaamde, niet alleen winst maar ook verlies opleverde. Positief is dat openlijk ruimte kwam om aan te geven dat er zaligheid is buiten Rome. De keerzijde is dat sterk de tendens kwam om elk mens als een potentiële christen te zien en er veel ruimte kwam voor de notie van een onbewuste band aan Christus en Zijn kerk. Vandaar dat theologen die als orthodox rooms bekend staan toch zonder moeite blijken te kunnen stellen dat ook niet-christenen in de zaligheid delen.
De auteur geeft aan dat op het grondvlak bij Rome veel vrijzinnigheid is, maar dat wij er oog voor moeten hebben dat er ook binnen Rome christenen zijn die bij het Evangelie en bij Christus willen leven. Ik zou dat laatste niet graag ontkennen, maar of dat meer is dan in voorgaande eeuwen weet ik niet. Als men de officiële lijn van Rome volgt, kiest men bepaald niet voor de vrijzinnigheid, maar verdwijnt wel heel sterk de ernst van de eeuwigheid uit het vizier. Dat zien we heel duidelijk bij de huidige paus Franciscus. In het verdwijnen van de ernst van de eeuwigheid heeft Rome een katholieke notie verloren. Dat komt in de studie Van der Zwaag niet aan de orde.
Had hij trouwens ook aandacht aan de oosters-orthodoxie geschonken, dan had nog meer uit de verf kunnen komen dat het instituut pausdom bepaald geen katholiek instituut is. De oosters-orthodoxe kerken zouden in principe de bisschop van Rome als primaat van het Westen kunnen erkennen. Niet minder, maar in ieder geval nooit meer. Wil Rome zelf een bijdrage leveren aan meer eenheid, dan moet zij beginnen met het pausdom ter discussie te stellen. Dat het pausdom een hinderpaal is voor eenheid komt in de studie van Van der Zwaag naar voren, maar het had scherper getekend kunnen worden.
Ten aanzien van de dopers komt naar voren dat dit een heterogeen gezelschap is. Het meest verbindende kenmerk blijkt het verlangen naar heiliging te zijn. Men wenst een gemeente van christenen die met elkaar het verlangen delen heilig te leven. Dat verklaart waarom de doopsgezinden dichter bij de gereformeerde dan lutherse Reformatie staan. Ook nu merk dat gereformeerde christenen zich op dit punt in doopsgezinde christenen herkennen. Ik noem de verwantschap die men vanuit de gereformeerde gezindte voelt met Russische baptisten.
Historisch is het baptisme een synthese tussen gereformeerd en doopsgezind christendom. In de studie van Van der Zwaag komt dit aspect niet naar voren, omdat afzonderlijke aandacht voor het baptisme ontbreekt. Baptisten zijn gereformeerd in de leer van de verzoening en de rechtvaardiging en doopsgezind in de kerkleer. De Russische baptisten staan dan weer dichter bij de doopsgezinden dan vele Angelsaksische baptisten. Bij de meeste Russische baptisten heeft de leer van de recht-vaardiging geen plaats
In het tweede deel volgt Van der Zwaag niet de doopsgezinden in Nederland of in de wereldkerk maar vraagt hij zich af waar hij in de christelijke kerk doperse elementen tegenkomt. Mijn inziens had hij iets sterker kunnen aangeven dat de aanduiding ‘dopers’ zowel historisch als theologisch wordt gebruikt. In het laatste geval zal men deze aanduiding overal gebruiken waar de Geest wordt losgemaakt van het Woord en de uitwendige genademiddelen nauwelijks betekenis hebben. In die betekenis spreekt in navolging van anderen Van der Zwaag er vooral over. Historisch kan je daar vragen bij hebben. Dat blijkt wel uit het feit dat geen voorbeelden van dopers in deze zin geboden worden die betrekking hebben op de doopsgezinde beweging de eeuwen door. Dan nog is de zaak zelf een zaak die terecht de aandacht vraagt.
Van der Zwaag heeft, als de verhouding van Woord en Geest aan de orde komt, wel oog voor nuanceringen. Aandacht voor de Geest hoeft niet ten koste te gaan van het Woord. Meer dan eens blijkt het een zaak van accenten te zijn. Accenten die verbonden zijn met de kerkelijke en historische situatie. Trouwens: het ideaal van de dopers een kerk los van de staat, is in het overgrote deel van de westerse samenleving de feitelijke situatie van elke gestalte van de christelijke kerk.
De auteur wenst dat de Reformatie na 500 jaar opnieuw de kerken aansteekt. De auteur legt niet in de laatste plaats de vinger bij wat je zou kunnen noemen ‘krankheden ter rechterzijde’. Hij ontkent niet dat ook breder kerken voortgekomen uit de Reformatie die erfenis zijn ontzonken, maar het komt toch wat minder uit de verf. Voor velen heeft centrale vraag van de Reformatie hoe men vrede vindt met God geen betekenis.
Wat mij betreft had de auteur aan het einde nog iets nader moeten concretiseren wat het volstrekte genadekarakter van het heil, de rechtvaardiging door het geloof alleen en de Schrift als enige bron en norm van het geloof inhoudt. Mede door de wel heel wijdlopige weergave van standpunten, bleef dat voor mij althans toch wat onhelder. De studie had dan nog langer geworden, maar zonder bezwaar had de weergave van visie en analyses ingekort kunnen worden. Samenvattend: een naslagwerk dat veel informatie biedt, maar waarbij bij de uiteindelijke doordenking vragen overblijven.
Klaas van der Zwaag, Reformatie vandaag. 500 jaar Hervorming in debat met Rome en nieuwe vormen van doperse radicaliteit, twee delen (Apeldoorn: De Banier, 2017), hardcover 876 + 823 pp. €59,95 (ISBN 9789402902792)