
De HEERE regeert. De eeuwige Zoon van God Die mens, is de Overste van de koningen van de aarde. Hij Die aan het kruishout voor hen stierf, zal degene die Hij liefheeft en gewassen heeft in Zijn bloed niet in de steek laten. Dat is voor elke werkelijke belijder van Christus in deze turbulente tijd een grote troost. Het coronavirus dat in een Chinese provincie toesloeg, bereikte in februari Italië en daarmee Europa en inmiddels zijn ook in onze samenleving drastische maatregelen nodig om verdere versprei-ding van het virus in te dammen.
Hoe moeten we deze uitbraak van het coronavirus duiden? We leven in een samenleving die alles wil beheersen en controleren. Er mogen geen onzekerheden zijn. Dat blijkt nu anders te zijn. We behoren te zeggen dat de levende God hierin heeft geblazen en uiteindelijk nog niet eens heel erg hard. In Zijn rede op de Olijfberg sprak de Heere Jezus niet alleen over oorlogen en geruchten van oorlogen, aardbevingen en hongersnoden als tekenen van Zijn naderde wederkomst, maar ook van pestilenties. Dat gaat het om besmettelijke ziekten die zich op grote schaal verspreiden. Dat is wat wij nu zien.
Het coronavirus is een appel tot bekering. Leven tot eer van de levende God, onze Schepper en Maker. Van de inwoners van Ninevé weten we dat zij zich op de prediking van Jona bekeerden. Het oordeel had hen nog niet getroffen, maar zij voelden aan dat bekering de enige uitweg was hieraan te ontko-men. In Openb. 16:9 en 11 lezen we dat de inwoners van wereld zich niet bekeren als God met Zijn oordelen komt. Daarentegen lezen we in Openb. 11:13 dat als er zevenduizend mensen in een aardbeving zijn gedood, de overigen de God van de hemel heerlijkheid geven. Laten we smeken dat wij daarvan iets (hoe meer het is, hoe liever het ons moet zijn) in onze samenleving mogen zien.
Wij hebben alle reden om ook zelf de zonden van ons volk aan God te belijden. Er zijn genoeg concrete zaken te noemen. We hoeven maar te denken aan de heiligheid van het leven en het huwelijk. Dan is wel van groot belang dat wij dat doen in de gestalte van Daniël. Daniël mocht al jong de HEERE kennen en belijden. Echter, als hij op hoge leeftijd nog de schuld van de ballingschap belijdt, zegt hij heel nadrukkelijk: ‘wij hebben gezondigd’ en niet ‘zij hebben gezondigd.’ Zo moeten ook wij de schuld van ons volk als onze schuld zien. Trouwens wat is er ook een grote kerkelijke schuld. Dan hoeven we maar te denken aan materialisme, wereldgelijkvormigheid, verdeeldheid en het gebrek aan bereidheid echt de naam van Christus te belijden. Ook als kerk van Nederland hebben wij bekering nodig en ook dan geldt dat het niet moet zijn ‘zij hebben gezondigd’, maar ‘wij hebben gezondigd.’
Wat nu gebeurt, biedt christenen een handvat om te wijzen op de nood van de zonde als de grootste nood, maar daarom ook op het Evangelie van Gods genade als het antwoord daarop. God is het Die in Zijn liefde Zijn Zoon naar deze wereld zond ter verzoening van de zonden. In Hem biedt God ons Zijn vergevende liefde en vriendschap aan. Die boodschap mag tot iedereen uitgaan. Het feit dat mensen niet bij het christelijke geloof zijn opgevoed en niet bij de kerk behoren, betekent niet dat deze boodschap hen niet geldt. Het grote wonder van het Evangelie is dat de boodschap ervan kom tot mensen die het niet hebben verdiend. Die boodschap is dat Christus zondaren redt van de eeuwige rampzaligheid.
In de samenleving heerst onzekerheid en angst. Als christen mogen we niet roekeloos zijn en behoren we de voorzorgsmaatregelen die de overheid uitvaardigt, te gehoorzamen. Als het gaat om hulp die wij in deze situatie aan anderen kunnen bieden – en dan moeten we aan ouderen en kwetsbaren denken – mogen wij niet achterblijven. Als het goed is, heeft wat nu gebeurt ons niet alleen niet volledig verrast, maar ook niet helemaal uit het lood geslagen. Wie echt een christen denkt, ook al staat hij midden in het volle leven, toch elke dag ook aan zijn dood. Hij overdenkt het eeuwige leven en mag meer dan eens het beginsel van de vreugde daarvan in zijn hart voelen.
Zo kan en mag een christen onbevreesd aan de dag van zijn dood en van de wederkomst van zijn Heere denken. Dan hoeven we niet uit het lood geslagen te zijn, als heel concreet blijkt dat ook voor ons de dood heel dichtbij kan zijn. De dood is uiteindelijk al een overwonnen vijand. Dat geldt dan ook van oorlogen, aardbevingen, hongersnoden en pest. Christus heeft op alle vijanden van Hem en van de Zijnen de overwinning behaald. Daarom kon Paulus aan gemeente van Korinthe schrijven: ‘Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? De prikkel nu des doods is de zonde; en de kracht der zonde is de wet. Maar Gode zij dank, Die ons de overwinning geeft door onzen Heere Jezus Christus.’ (1 Kor. 15:55-57).
We zijn alle uren in gevaar, ook al lijkt alles veilig, en in Gods hoede zijn wel geborgen, al gaan de golven nog zo hoog. Met Christus zijn we veilig op de onveiligste plaats en zonder Hem onveilig op de veiligste plaats. Het zou heel verdrietig zijn als wij dit vertrouwen niet naar anderen toe uitstralen. Missen we dit vertrouwen, dan zijn we toch maar een naamchristen en geen ware christen en moet dat ons tot bekering verootmoediging leiden. Wat een wonder zou het zijn als de HEERE de uitbraak van het coronavirus gebruikt om Zijn kerk tot bloei brengen.
Dit is zeker dat de Heere Zijn kerk bewaart en beschermt tot aan de jongste dag. De Heere Jezus heeft in Zijn rede op de Olijfberg ook zo troostrijk gezegd: ‘Als nu deze dingen beginnen te geschieden, zo ziet omhoog, en heft uw hoofden opwaarts, omdat uw verlossing nabij is.’ (Lucas 21:28). Wat zijn we gelukkig als wij deze troost kennen. Om deze troost te ontvangen wil de Heere dat wij naar Hem vragen. Dan blijkt dat Hij mild en overvloedig geeft.
Luther over de pest
Sommigen weigeren om medicijnen in te nemen, en mijden geen plaats of persoon waar hun aanwezigheid niet is vereist. Zó gaat het niet goed lieve vrienden! Gebruik de medicijnen, neem en doe wat zou kunnen helpen, ontsmet je huis, tuin en straat. Mijd ook personen en plaatsen, waar je naaste je niet nodig heeft. En gedraag je als iemand die graag een grote stadsbrand wil helpen blussen. Want wat is de pest anders dan een vuur, dat geen hout en stro, maar lichaam en leven opvreet.
Ik zal God bidden dat Hij ons genadig wil bewaren en beschermen. Dan wil ik ook helpen met het uitroken, de lucht in huis verversen, medicijnen geven en nemen, én plaats en persoon mijden waar men mij niet nodig heeft, opdat ik mijzelf niet zal verwaarlozen en bovendien ook anderen zou aansteken en besmetten, en dat ik zó door mijn nalatigheid de oorzaak van andermans dood zou zijn.
Wil God mij echter wegnemen, dan zal Hij mij wel weten te vinden. In dat geval heb ik toch gedaan wat Hij wilde dat ik zou doen, en ben ik niet schuldig aan mijn eigen dood of aan de dood van andere mensen. Waar echter mijn naaste mij nodig heeft, wil ik geen plaats of persoon mijden, maar onbezorgd gaan en helpen zo goed ik kan, zoals al eerder is gezegd. Kijk, dat is een echt godvrezend geloof, dat niet roekeloos of vermetel is, en God ook niet verzoekt.