Een mooie en waardevolle inleiding op het Nieuwe Testament

Hoogleraren en docenten verbonden aan de diverse campussen van Reformed Theo­logical Seminary (Jackson, Charlotte, Atlanta, Orlando) schreven een bijbels-theologische inleiding op zowel het Oude als het Nieuwe Testament. In deze bijdrage vraag ik aandacht voor het deel op het Nieuwe Testament. Dat staat onder redactie van Michael J. Kruger. Kruger heeft in de nieuwtestamentische wetenschap naam gemaakt door zijn diepgravende studies over het ontstaan van de canon van het Nieuwe Testa-ment. Daarnaast noem ik zijn studie The Heresy of Orthodoxy. In deze studie heeft Kruger de opvatting weerlegt dat wij voor wat betreft de allereerste periode van de christelijke kerk, niet kunnen spreken over een gemeenschappelijke rechte leer of boodschap.

In A Biblical-Theological Introduction to the New Testament: The Gospel Realized is na inleiding door de redacteur een hoofdstuk gewijd aan elk van de nieuwtestamentische Bijbelboeken. Er wordt beslo-ten met een viertal appendices en wel over de canon van het Nieuwe Testament, de tekst van het Nieuwe Testament, het synoptische probleem en het gebruik van het Oude Testament in het Nieuwe Testament. Deze appendices verhogen de waarde van deze nieuwtestamentische inleiding.

In het appendix over de canon van het Nieuwe Testament ontvouwt Kruger in kort bestek zijn inzich-ten die hij veel breder in afzonderlijke studies erover heeft uiteengezet. Hij wijst erop dat canoniciteit allereerst te maken heeft met de inspiratie en daarom met het goddelijke karakter van Bijbelboeken. Alle nieuwtestamentische Bijbelboeken hebben ook een apostolische oorsprong. Zij zijn óf door de apostelen zelf óf door hun directe medewerkers geschreven. Vervolgens wijst hij op de brede aan-vaarding van de nieuwtestamentische Bijbelboeken als canoniek. Slechts over een klein aantal boeken was er niet van meet af aan een volledige consensus. De gedachte dat de canon van het Nieuwe Testament pas in de vierde eeuw duidelijke contouren kreeg, wijst Kruger als strijdig met de feiten en totaal ongegrond van de hand.

Ten aanzien van het synoptische probleem merkt Guy Prentiss Waters op dat geen enkele hypothese al het bewijsmateriaal verklaart. Van belang is zijn constatering dat hoe ook de onderlinge verhouding tussen de drie evangeliën is, zij alle door Gods Geest zijn geïnspireerd en uitgelegd moeten worden in de gestalte waarin zij tot ons zijn gekomen. Hij wijst erop dat de door de meerderheid van de nieuw-testamentici aanvaardde oplossing, namelijk dat Marcus en een bron die Q wordt genoemd, vooraf-gaan aan Lucas en Mattheüs niet zonder problemen is.

De vraag is of de stof die Mattheüs en Lukas gemeenschappelijk hebben maar niet bij Markus is te vinden, samenvalt met Q of breder is. Was Q een geschreven bron of een mondelinge traditie of een combinatie van beide? Heeft Q ooit los van vertellingen over Jezus gefunctioneerd? Het feit dat Mattheüs en Lukas soms overeenstemmen en dan weer afwijken van Marcus wijst op een afhankelijk-heidsrelatie tussen Mattheüs en Lukas.

Als het gaat om de wijze waarop het Oude Testament in het Nieuwe Testament wordt geciteerd, blijkt dat zij er diep van overtuigd zin dat het Oude Testament werkelijk van de Heere Jezus Christus spreekt en aangelegd is op Hem. Liberale theologen wijzen deze zienswijze af. Meerdere theologen die in brede zin wel Schriftgetrouw zijn en er van overtuigd zijn dat het Oude Testament heenwijst naar de Heere Jezus Christus, menen toch dat wij niet zonder meer de wijze waarop het Nieuwe Testament omgaat met het Oude Testament kunnen volgen. Men spreekt wel van ‘the right doctrine based on the wrong texts’ (de juiste boodschap gebaseerd op teksten die daartoe geen aanleiding geven).

Cara brengt naar voren dat het Nieuwe Testament het Oude Testament vooral typologisch leest. Wanneer in het Nieuwe Testament het Oude Testament geciteerd wordt, moeten we ervan uitgaan dat de bredere oudtestamentische context van een citaat meeklinkt. Hij pleit ervoor de hermeneu-tische patronen van het Nieuwe Testament in het lezen van het Oude Testament te volgen. Ik val hem daarin van harte bij.

Wie de bijdragen over de vier evangeliën en Handelingen in A Biblical-Theological Introduction to the New Testament: The Gospel Realized  leest, bemerkt dat de auteurs zonder reserve de betrouwbaar-heid ervan aanvaarden. Als het gaat om de opmerking van Papias dat Mattheüs in het Hebreeuws de woorden en daden van Jezus ordende, moeten we volgens Reggie M. Kidd niet aan het Hebreeuws als taal, maar aan de Hebreeuwse wijze van ordening van gebeurtenissen denken. Hij gaat ervan uit dat het eerste evangelie metterdaad door Mattheüs, die een van de twaalf discipelen was, is geschreven. Als men zonder dat er een historische basis voor was een naam van een van de discipelen met het evangelie had verbonden, zou ongetwijfeld voor een prominentere discipel zijn gekozen.

Bijzonder waardevol vind ik het hoofdstuk van Charles Hill over het boek Openbaring. Hill houdt vast aan de traditionele visie dat zowel het vierde evangelie, de brieven van Johannes en het boek Open-baring door Johannes de zoon van Zebedeüs geschreven zijn. De verschillen in taal en stijl schrijft toe aan het geheel eigen genre van het laatste Bijbelboek. Naast verschillen zijn er trouwens ook overeenkomsten.

Hill wijst erop dat in de lijn van het gehele Nieuwe Testament het koningschap van de Heere Jezus Christus dat begon met Zijn hemelvaart, fundamenteel is voor het boek Openbaring. Als de Overste van de koningen der aarde beschermt Jezus de Zijnen die Hij heeft vrijgekocht. Daarom is Hij ook het Lam staande als geslacht. Met andere Schriftuitleggers laat Hill zien dat in het boek Openbaring van uit steeds een wat ander perspectief de tijd tussen de hemelvaart van de Heere Jezus en de wederkomst wordt belicht. Op deze periode slaan de aanduidingen drieënhalf jaar, 42 maanden en 1260 dagen.

In het boek Openbaring is er sprake van recapitulatie. Dat is van groot belang voor het verstaan van het Openb. 20:1-10, de passage over het duizendjarige rijk. In de tijd volgt het duizendjarige rijk niet op de overwinning van de Heere Jezus Christus op het beest en de valse profeet zoals die beschreven worden in de tweede helft van Openbaring 19. Openbaring 20:1 plaatst ons terug in de tijd. Met de eerste komst van Christus werd de duivel gebonden. Dat vinden we op meer dan één plaats in het Nieuwe Testament terug. De duivel werd uit de hemel geworpen. Hij feit dat hij gebonden is, is niet strijdig met het feit dat hij ook nog rondgaat als een briesende leeuw. Echter, de voortgang van het Evangelie onder de volkeren kan hij niet verhinderen.

In de beschrijving van het duizendjarige rijk worden Jeruzalem en het volk Israël niet genoemd. Het gaat hier over de regering van de ontslapen martelaren. Van hen wordt gezegd dat zij leefden. (Openb. 20:4). Hier wordt in het Grieks een aoristus gebruikt. Deze moet hier met ‘leefden’ en niet  met ‘begonnen te leven’ worden vertaald. Als Johannes de zielen ziet, zitten zij al op tronen. Hill noemt dit niet, maar niet onbelangrijk is om te vermelden dat niet alleen Nestle-Aland, maar ook de Meerder-heidstekst in Openb. 20:4 van de overige doden vermeld dat zij ‘niet leefden.’ De lezing van de Textus Receptus dat zij ‘niet weder levend werden’ wordt slechts door een gering aantal handschriften ondersteund.

Wat Johannes ziet, is dat de ontslapen martelaren met de ten hemel gevaren Christus mogen regeren. Het gaat om een heerschappij vanuit de hemel en niet op aarde. Hill wijst erop dat degenen die in de Vroege Kerk ervan uitgingen dat het hier om een duizendjarig rijk op aarde na de wederkomst ging, altijd ook de zienswijze toegedaan waren dat ontslapen christenen in de hades (een soort voorportaal van de hel) de opstanding afwachten. De ontslapen martelaren worden dan duizend jaar voor de overige doden opgewekt.

Hill merkt op dat in Openbaring juist heel nadrukkelijk naar voren komt dat ontslapen gelovigen onmiddellijk bij Christus zijn. Zalig zijn immers van nu aan de doden die in de Heere sterven. (Openb. 14:13). Niet in het duizendjarige rijk, maar in het nieuwe Jeruzalem dat neerdaalt uit de hemel vinden Gods beloften hun uiteindelijke vervulling en wordt wat profeten voorzegd hebben zowel geestelijk als materieel werkelijk.

Samenvattend: A Biblical-Theological Introduction to the New Testament: The Gospel Realized is een waardevolle inleiding op het Nieuwe Testament. Een inleiding die van academisch niveau getuigt en ook Schriftgetrouw is.

Michael J. Kruger, A Biblical-Theological Introduction to the New Testament: The Gospel Realized (Wheaton: Crossway Books, 2016), hardcover 656 pp., $55,– (ISBN 9781433536762)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s