Citaten uit preken van wijlen ds. H. Hofman (1902-1975)

Op deze weblog gaf ik al meer dan eens aandacht aan ds. H. Hofman die vanaf 1927 tot aan zijn door in 1975 een vrije Hervormde gemeente in Schiedam diende. Hier volgen een viertal citaten uit door hem gehouden preken.

 

*

Wat is nu het belangrijkste? Dat ik Christus heb? Nee, dat Hij mij, dat Hij ons heeft! Wij zijn zulke ontrouwe mensen, on­danks alle weldaden aan ons bewezen, zouden wij Hem loslaten. Maar als Christus ons in de greep van Zijn liefde heeft, laat Hij ons nooit meer los. Nu dat moeten wij gaan leren. Dat is zó gezegd, maar om het in de praktijk te brengen is wat an­ders. Want het is zo gesteld als Christus ons vandaag met Zijn zegeningen overlaadt, is het morgen allemaal weer op.

En nu hoeven wij ons voor die Koning daarvoor juist niet te schamen, al denken wij vaak van wel. Hij wil juist dat wij elke dag weer met lege handen naar Hem toe komen. Hij wist echt wel dat wij zulke armoedzaaiers waren. Of hebben jullie een spaar­kas?! Ik geluk­kig niet. Mijn ervaring is dat als ik met mijn armoede voor de dag kom, Christus aan mij Zijn liefde bewijst. En dat nu al meer dan twintig jaar. Hij heeft ons toch getrouwd?! Wij zijn toch Zijn eigendom?! Dan moeten we het ook helemaal van Hem hebben?!

Christus wil hebben, dat wij ons helemaal op Hem houden, tot Hem vluchten, op Hem leunen, op Hem steunen. Dan dienen we God niet uit onze kracht, maar in Zijn kracht en vanuit Zijn werken. De werken van genade. Toe, wie heeft er nu lust de Heere te vrezen. Hij regere ons door Zijn Woord en Geest, opdat wij gaan opmerken wat er in Gods liefdeshart is en wij de zegeningen des heils mogen wegdragen.

*

Paulus wilde nergens anders in roemen dan in Christus. Hij roemde dus niet in zijn ervaring of heldere bekering. De bekering, waardoor wij God leren kennen, is het werk van de Heilige Geest, maar de bekering op zichzelf beschouwd is onze zaligheid niet. Want: “Die God is onze zaligheid”. Als Paulus spreekt over roem, dan is het: “Het zij verre van mij dat ik zou roemen anders dan in het kruis van onze Heere Jezus Christus.” Dus alleen roem in Zijn ganse Mid­de­laarsarbeid, want Hij is uit God tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en verlos­sing.

Ver­volgens zegt Paulus: “Door Welke de wereld mij gekruisigd is, en ik der wereld.” Is dat niet een wonderlijk woord? Nee, mijn vrienden. De wereld grijpt naar ieder mens en wij hebben van nature een wereldsgezind hart dat omgekeerd ook naar de wereld grijpt. Die dingen zijn niet anders! Laat ons dat steeds voor ogen houden. Maar bij Paulus is het zo: Christus’ werk heeft hem zo ingenomen dat heel de wereld en alles wat daartoe behoorde bij hem gekelderd is. Dat noemt hij door welke de wereld mij gekruisigd is.

Toen open gekomen was dat ik, ook ik, nog zalig kon worden ben ik naar Bogaard (de predikant bij wie Hofman als jongeman kerkte; in deze kringen stelde men de aanspraaktitel ‘dominee’ niet op prijs: PdV) gegaan. Want dát was wat. Dat anderen zalig werden dat was al geweldig, maar nu ik ook. Dat God mij bedoelde en wilde bezitten. Toen heb ik heel mijn hart uitge­spro­ken.

Tenslotte zei ik: “Nu ben ik 21 jaar en is het voor mij in zeker opzicht of ik een oude man ben, ik spuw van heel de wereld en wat de wereld toebehoort.” Toen stond Bogaard op en gaf mij de hand en zei: “Jongen, op wat je gezegd heb zeg ik amen, maar dat laatste raakt mij het meest. Hoe kwam het dat ik toen zei dat ik de wereld spuugzat was? Ik heb, mijn vrienden, vanaf mijn jeugd een doel gezocht. Gezocht naar een doel in het leven, maar ik kon het niet vinden. Maar toen God Zijn liefdeshart opende, had ik in één keer een doel. Dat was om Gód te kennen. Daarbij is de wereld in het niet gezonken.

*

Als er vaders en moe­ders zijn die God bevinde­lijk kennen en zij hebben een schoolgaand kind waar­in zij bemerken dat het werk­zaam is om God te mogen kennen, dienen en vrezen, en zo’n kind zegt dat God het waard is om ge­diend te worden om Zijns Zelfs wil, wat doen dan zo’n vader en moeder? Zeggen zij in hardheid en dode recht­zinnigheid: ‘Och kind waar praat je over, zie eerst maar eens tot God bekeerd te wor­den.’ Dat gebeurt toch niet?! Neen, het hart van zulke ouders spr­ingt op van vreugde. Zulke ouders zoeken dat juist op te wek­ken, ver­blijden zich er in, zoeken dat kind aan te sporen en lei­ding te ge­ven.’

*

Het nu volgende citaat heeft be­trekking op het boek De Christenreis, en wel op de ontmoeting tussen Christen en Evangelist. ‘Evangelist zei niet tot Chr­isten: “Je moet zo goed en deugdelijk mo­gelijk zien te leven om je zonden te bo­ven te komen. Je moet een ander mens worden, jezelf heili­gen, dit doen en dat doen.” Neen, want die man had een pak van zonden op zijn rug. Daarom wijst Evangelist hem aan waar hij met pak van zon­den heen moest. Christus is de enge poort, de deur waardoor men in de gunst, de gemeenschap met God onze Schepper ge­raakt.’

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s